De bezieler van Woodstock vertelt zijn verhaal: ‘De coke stroomt in kleine beekjes van de tafel’

© Bettmann/CORBIS
Vincent Byloo
Vincent Byloo Radiopresentator en voormalig medewerker Knack Focus

Michael Lang, een van de organisatoren van Woodstock, wil het festival een halve eeuw na datum dunnetjes overdoen. Eerder gunde hij de geïnteresseerde lezer al een blik achter de schermen van het meest legendarische festival uit de muziekgeschiedenis. Het werd een verhaal van drie dagen regen, een onvindbare schutter en tierende managers. ‘Als we nú geen cash zien, is er geen concert!’

Dit verhaal verscheen voor het eerst in Knack Extra in 2009

‘No 150.000 hippies here!’

In Bethel nabij Woodstock zitten ze niet echt te wachten op een overrompeling van hippies en andere herriemakers. De pancartes langs het toekomstige festivalterrein schreeuwen de verontwaardiging van de buurtbewoners uit. Het veldkantoor op de weide wordt gebombardeerd met dreigtelefoons. En het blijft niet bij woorden: op een avond doorzeeft een inwoner datzelfde kantoor met een jachtgeweer.

Organisator Michael Lang laat zich niet intimideren. Hij liet zich al een keer wegpesten – in Wallkill, de locatie die hij aanvankelijk koos, werden zijn plannen weggestemd door een heus Concerned Citizens Committee – maar deze keer zal hij dat niet laten gebeuren. Ook al heeft hij de lokale gemeenschap en de plaatselijke pers tegen. Enkele kranten schrijven dat Lang en zijn trawanten een lading weed hebben laten verschepen, maar dat de boot met hun voorraad voor de kust van Miami werd onderschept. Een kwakkel. Maar ze illustreert de sfeer.

Niet dat Michael Lang tegen drugs is. De jonge twintiger, die al sinds zijn veertiende hasj rookt en sinds zijn vijftiende experimenteert met lsd, bezit in Miami een coffeeshop die hij als posterwinkel aanprijst. Daar organiseerde hij zijn eerste megaconcert, het Miami Pop Festival, in mei 1968, waarop onder meer Jimi Hendrix speelde. Voor amper 5000 dollar kwam hij er de boel op stelten zetten en zijn gitaar in brand steken. Zo goedkoop zou Michael Lang er deze keer niet van afkomen.

‘Een jaar later is Hendrix de best betaalde rockmuzikant van de wereld geworden. Hij heeft net 150.000 dollar (anno 2019 130.104 euro, nvdr) gekregen voor een optreden in Madison Square Garden. Mijn absolute bovengrens ligt op 15.000 dollar (anno 2019 13.010 euro, nvdr), maar die vlieger zal niet opgaan bij zijn manager. Ik doe een aanbod: 30.000 dollar (26.020 euro, nvdr) voor twee sets. Jimi mag het festival openen met een akoestische set en afsluiten met een elektrische. Als ik beloof nog eens 2000 dollar (anno 2019 1734 euro, nvdr) op te leggen voor onkosten, gaat hij akkoord.’

Gaandeweg krijgt de affiche vorm. Jefferson Airplane, Creedence Clearwater Revival en Canned Heat bevestigen hun komst al vroeg. Janis Joplin, Santana, Ravi Shankar en Crosby, Stills & Nash volgen.

‘Natuurlijk zou ik graag The Beatles hebben, maar ze zouden de rest van de affiche overschaduwen. Overigens zijn ze sowieso gestopt met toeren en staan ze op splitten. Ook Donovan en Johnny Cash wil ik op Woodstock, maar ze weigeren. Net als Jim Morrison van The Doors. Sinds zijn arrestatie in Miami is hij vreselijk paranoïde geworden. Via zijn boekingsagent laat hij weten dat hij niet naar Woodstock komt omdat hij bang is om op het podium vermoord te worden.’

Over een andere groep wordt wél stevig onderhandeld. Tijdens een intense nacht in het appartement van boekingsagent Frank Barsalona leveren festivalcoördinator John Morris en muzikant Pete Townshend een uitputtingsslag met The Who als inzet.

‘The Who heeft de voorbije lente zijn briljante rockopera Tommy op tournee genomen in de grootste zalen en theaters van de States. John en ik zijn van mening dat The Who ideaal is als afsluiter op zaterdagavond. Maar Pete is onverzettelijk, hoezeer Frank hem ook probeert uit te leggen hoe belangrijk het festival is voor zijn carrière en die van de groep. Zijn groep is compleet uitgeput en wil na de tournee zo snel mogelijk weer naar Engeland.

Frank nodigt Pete en John uit voor een etentje bij hem thuis. De hele avond proberen ze het gespreksonderwerp op Woodstock te brengen, maar Pete is niet te vermurwen. Als John Wolff opduikt, de tourmanager van The Who, herinnert Frank hem eraan dat ze in de week van Woodstock sowieso naar Amerika moeten terugkeren voor een concert in Tanglewood, maar het antwoord blijft nee. Frank en John geven niet op en blijven de hele nacht inpraten op Pete, die tegen vier, vijf uur ’s ochtends begint in te dutten. Ze blijven hem wakker maken, tot Pete er omstreeks acht uur genoeg van heeft: ‘Oké, we doen het,’ roept hij, ‘maar laat me nu in godsnaam naar bed gaan!’

Na nog een uur onderhandelen wordt een vergoeding van 12.500 dollar (anno 2019 10.842 euro, nvdr) overeengekomen, waarvan de helft meteen wordt betaald. De andere helft zal op het festival leiden tot hoogoplopende discussies en – alwéér – dreigementen.

Een paar dagen voor Woodstock van start gaat, blijken de ‘150.000 hippies’ die de plaatselijke gemeenschap vreesde er veel meer te zullen zijn. Meer zelfs dan de 200.000 mensen waarvan Michael Lang in zijn wildste fantasieën droomde. Het voorlopige publieksrecord staat op naam van The Beatles, die in 1965 en ’66 het befaamde Shea Stadium met telkens 55.000 toeschouwers lieten vollopen. Dat record zal dit weekend verpulverd worden.

‘Vrijdagochtend staan er al zeker 200.000 mensen op de weide samengetroept. Aangezien we nog geen tijd hebben gehad om rond het terrein de hekken te plaatsen, weten we dat het onmogelijk wordt om tickets te innen of te verkopen. Het originele plan was om de deuren te openen om één uur ’s middags. Het probleem is dat er simpelweg geen deuren zijn om open te doen. Ik laat John Morris een aankondiging doen: ‘Van nu af aan is het festival gratis.”

Al snel is het massaal toegestroomde publiek – uiteindelijk dagen er zo’n 500.000 mensen op – lang niet het enige probleem. Festivalgangers komen namelijk niet onvoorbereid aan de start. Zeker niet als het hippies zijn en het jaar 1969 is.

In de bossen naast het terrein ontstaan kashba’s. Op elke hoek van het terrein zie je drugsstandjes opduiken. Ze verkopen lsd, THC, mescaline, paddenstoelen en verschillende soorten weed en hasj. Op andere plaatsen staan kraampjes met sigaretten, rolblaadjes, pijpen en joints. We besluiten om softdrugs te gedogen. Alleen wie openlijk harddrugs verhandelt, wordt overgeleverd aan de autoriteiten.

Zelf neem ik tijdens het festival niet één keer een geopend flesje of blikje aan. Ik wil niet verdoofd raken. Ik word het hele weekend zelfs niet één keer high. Het klinkt misschien een beetje klef, maar ik ben high van het leven zelf!

Woodstock officieel geopend

Het is vrijdag 15 augstus, de eerste festivaldag. Backstage vindt het volgende gesprek plaats:

‘Hey, Richie! Wat zou je ervan denken om over een uurtje het podium op te gaan?’

No, man, not me! Zoek maar iemand anders! Ik wil niet de eerste act zijn!’

‘Komaan, je band is hier, je kunt het! Bedenk eens hoe cool het zal zijn om de eerste artiest op Woodstock te zijn.’

‘Vergeet het. Mijn bassist is er nog niet. En als we te laat opgaan, zal het publiek ons bekogelen met blikjes bier.’

‘Denk er toch maar eens over na.’

Het is drie uur in de namiddag en ik probeer Richie Havens te overhalen om het festival op gang te trappen. We hebben aangekondigd dat het festival vrijdag om vier uur begint en hoewel de mensen nog niet ongeduldig worden, staan er sinds woensdag al hele troepjes mensen voor het podium te wachten tot er iets gebeurt. Ik wil het risico niet lopen dat ze té lang op muziek moeten wachten. Bovendien zitten de jongens van Sweetwater, een folkrockband uit LA en onze officiële openingsact, vast in het verkeer. Ik wil Richie nu nog niet onder druk zetten, maar ik laat hem niet meer uit mijn gezichtsveld verdwijnen. Ik zal hem straks nog eens proberen te overtuigen.

Ik ben nu 48 uur ononderbroken wakker en zit bijna door mijn krachten heen. Vooral de laatste 24 uur zijn een helse race tegen de klok geweest. Alsof het zo gepland is, komt er een mooie vrouw backstage met een grote zak wit poeder. Een barmhartige samaritaan bestelde blijkbaar een pond (een halve kilogram, nvdr) cocaïne voor alle medewerkers die zich de hele nacht uit de naad gewerkt hebben en nog een heel weekend zonder noemenswaardige slaap voor de boeg hebben. Net wanneer de hele crew rond een tafel verzamelt om het poeder te verdelen, gaan de hemelsluizen open. Voor ook maar iemand kan bewegen, is het poeder op de tafel een dikke brij geworden. De coke stroomt in kleine beekjes van de tafel en in de grond. De goden hebben gesproken.

De weersvoorspellingen voor de rest van het weekend zien er niet goed uit. Er bestaan al doemscenario’s over een potentiële massaramp.

Halfvijf. Hoog tijd om iemand het podium op te jagen. Behalve Richie Havens bevindt alleen Tim Hardin zich backstage.

‘Hey Tim! Zin om eraan te beginnen?’

No way, man! Ik kan nu niet opgaan, niet ik! Ik kan het niet!’ Hij kijkt me wanhopig aan. ‘Ik wacht nog op mijn groep.’

Ik weet dat hij een beetje labiel is – hij raakte nog maar net van een heroïneverslaving af door over te schakelen op methadon – en ik wil hem niet nodeloos onder druk zetten. Ik ben een grote fan van zijn muziek en hoop dat hij een goed concert zal spelen. Dit festival zou wel eens zijn doorbraak kunnen betekenen. Maar als hij niet wil openen, dan moet Richie het maar doen. Ik weet dat hij het aankan en dat zijn krachtige, maar rustige houding precies de juiste toon zal zetten voor de rest van het festival. Als hij me ziet aankomen, krimpt hij ineen. Hij ziet er bang uit en probeert weg te komen.

Deze keer krijgt Langs smeekbede wel gehoor. Richie Havens verklaart Woodstock officieel voor geopend, maar een garantie voor drie dagen zon en muziek is dat niet. Het regent bijna onophoudelijk. De muziekinstallatie knettert en de bevoorrading van voedsel en drank verloopt zo moeizaam dat er via helikopters voedselpakketten op de weide worden gedropt. Bethel ziet er stilaan uit als een rampgebied.

Een probleem van cash

Zaterdag 16 augustus.

‘Als we nú geen cash zien, is er geen concert!’

Het is al laat in de namiddag als Jon McIntire en John Wolff, de tourmanagers van The Grateful Dead en The Who, me in het nauw brengen. De emoties laaien hoog op.

‘Luister’, zeg ik. ‘Er is geen cash op het terrein. We geven jullie een cheque die jullie na het weekend kunnen innen.’

‘Dat volstaat niet. Cash of geen muziek,’ herhaalt Wolff. We moeten hen nog de tweede helft van hun gages uitbetalen: The Dead 3375 (anno 2019 2925, nvdr) en The Who 6250 dollar (anno 2019 5417 dollar, nvdr). Ik heb geen idéé hoe ik dat geld op tijd bij elkaar moet krijgen.

‘We zitten met een cashprobleem,’ probeer ik nog eens, ‘maar we geven jullie een cheque die jullie maandag kunnen innen en ik zweer je dat hij gedekt is.’

‘Alleen als het een gewaarmerkte cheque is’, dringen ze aan.

Ik weet dat de jongens van The Dead niet moeilijk zullen doen: hun vrienden zijn hier, ze zullen hoe dan ook spelen. Jerry Garcia zat net zelfs al op het gratis podium te jammen. The Who daarentegen zou wel eens een goedkoop excuus kunnen verzinnen om niet te moeten spelen. Ze lijken nog altijd woest omdat ze erin toestemden te komen. Sinds Pete Townshend hier is, houdt hij zich afzijdig en gunt hij de anderen niet meer dan een norse blik. Peace en love zijn niks voor hem.

Plots begrijp ik hoe ik dit kan oplossen. Ik kijk Wolff recht in de ogen. ‘Als je wilt, stap ik nu het podium op en roep ik om dat The Who niet zal optreden omdat we hen niet cash kunnen betalen.’ Dit is een serieuze gok. Ik weet dat ik zoiets nooit zou omroepen. En met de voortdurend veranderende line-up zou de helft van het publiek het nog niet eens merken dat The Who niet speelt. Wolff en McIntire wisselen blikken uit. ‘Vergeet het!’ zegt Wolff, waarop ze weggaan. Het laatste wat ik van hen hoor en zie tot de volgende maandag.

Later kwam ik erachter dat ze rechtstreeks van mijn trailer naar John Morris gingen om daar nog eens dezelfde dreigementen te uiten. John liet de manager opbellen van een plaatselijke bank waar we een rekening hadden ge­opend. De manager liet zich per helikopter naar de bank voeren – die op zaterdagavond normaal gezien gesloten was – zocht er een paar blanco cheques bij elkaar en vulde ze voor ons in.

Zo komt het dat The Who op zondagochtend dan toch op de bühne verschijnt voor wat zijn meest legendarische optreden ooit zal worden. Op weg naar het podium wordt Michael Lang aangeklampt door Abbie Hoffman, de beruchte Amerikaanse anarchist die een jaar later zou proberen om Richard Nixon ongemerkt lsd te laten slikken.

‘Ik heb net iemand met een pistool gezien.

Je moet me helpen hem te vinden.’

Ik weet op dat moment nog niet dat Abbie, na een shift van 24 uur in de medische tent, zichzelf een verzetje heeft gegund. Hij heeft net drie dosissen lsd genomen. Aangezien we niemand van de veiligheid zien, openen we zelf de jacht op de dolle schutter.

‘Ik denk dat hij zich onder het podium heeft verstopt!’ roept Abbie vol overtuiging, en dus kammen we de ruimte onder het podium uit. Ik weet niet wat ik hier allemaal van moet maken, maar ik begin aan het nut van onze zoektocht te twijfelen. Als de ‘gek met een pistool’ plots een ‘gek met een mes’ wordt, weet ik dat de enige gek die ik hier kan tegenkomen Abbie zélf is. Het is halfvier ’s ochtends en The Who gaat zo meteen beginnen, dus ik zeg: ‘Kijk, Abbie, wie je ook gezien mag hebben, hij is allang weg, dus laten we naar het optreden gaan kijken en een beetje ontspannen.’

Hij stemt ermee in en we trekken naar het hoofdpodium, waar verschillende artiesten al op The Who staan te wachten. Abbie blijft maar heen en weer wiebelen en stopt niet met raaskallen. ‘Ik móét gewoon iets zeggen over John Sinclair’, bralt hij. ‘Hij zit weg te rotten in de gevangenis omdat hij een joint gerookt heeft.’ John Sinclair, de manager van rockgroep MC5 en de oprichter van de White Panther Party, was erin geluisd door de politie en veroordeeld tot tien jaar cel voor het bezit van twee joints.

‘Oké Abbie,’ probeer ik op hem in te praten, ‘daar zul je straks wel de kans toe krijgen, ergens tussen twee sets in of zo.’

Maar hij dringt aan. ‘Nee, Ik moet echt iets zeggen. Nu!’

‘Abbie, The Who is aan het spelen.’ Ze zijn zowat halverwege hun integrale uitvoering van Tommy, ik heb geen idee hoe hem dat is ontgaan. ‘Je kunt hier niet beginnen te speechen in het midden van hun optreden. Laat ze uitspelen. Chill out!

Maar meteen na Pinball Wizard, nog voor ik hem kan tegenhouden, springt Abbie het po­dium op en stapt naar de microfoon van Pete Townshend, terwijl die met zijn rug gekeerd zijn versterker staat bij te regelen. Abbie smeekt het publiek om toch eens aan die arme John Sinclair te denken. Hij is in zijn element en berispt het publiek omdat het zich zowaar durft te amuseren. ‘Hey all you people out there having fun while John Sinclair is being held a political prisoner…’ Baf! Townshend, die zich weer naar het publiek heeft gedraaid en zichtbaar schrikt van de indringer, slaat zijn gitaar tegen Abbies hoofd. Abbie gaat tegen de grond, krabbelt recht, springt in de front stage, klautert over het hek en verdwijnt in de menigte. Een behoorlijk dramatische aftocht. Townshend had even daarvoor al een cameraman die in de weg liep een klap gegeven, maar nu gaat hij helemáál over de rooie: ‘The next fucking person who walks across this stage is going to get fucking killed!’ schreeuwt hij, terwijl hij zijn Gibson SG weer omgordt. Het publiek denkt eerst dat hij maar een grapje maakt en begint te lachen en te klappen. ‘Lach maar,’ zegt hij kalm, ‘ik meen het.’

Hierna zou niets nog hetzelfde zijn

Zondag 17 augustus.

Wanneer Jimi Hendrix na drie ­festival­dagen als top of the bill het podium op gaat, staat hij voor een nagenoeg lege wei. Het uitgeregende publiek is moe, hopeloos gedrogeerd, compleet uitgehongerd en niet zelden dat alles tegelijk. De meesten onder hen zijn allang afgedropen. Jimi Hendrix verschijnt dan ook pas op maandagvoormiddag, als de zon al bijna aan de kim staat.

Dat er nog maar 40.000 mensen overblijven, lijkt hem in het geheel niet te deren. Het gigantische podium ligt er verlaten bij in vergelijking met de uitgebreide bezetting van muzikanten en vrienden waarmee de meeste groepen dat weekend zijn aangetreden. Jimi, met een rode sjaal rond zijn hoofd en een wit, met franjes versierd leren shirt rond zijn lijf, ziet eruit als een mystieke heilige in meditatie. Met het hoofd in de nek en gesloten ogen versmelt hij met zijn muziek, met zijn gitaar – die geweldige toverstok die hij als linkshandige ondersteboven houdt. Hij heeft zijn groep mee op het podium, maar lijkt daar toch alleen te staan.

Terwijl hij bijna eerbiedig het Amerikaanse volkslied begint te spelen, dromt het doorweekte publiek samen voor het podium. Degenen onder ons die de voorbije drie dagen nauwelijks geslapen hebben, zijn plots klaarwakker, geprikkeld door de melodie. De ene minuut speelt hij de melodie noot per noot na, de volgende imiteert hij met behulp van feedback en distortion het geluid van ontploffende bommen. Het is briljant! Een boodschap van vaderlandsliefde die tegelijk alludeert op de verwarring en de con­flicten die Amerika verscheuren.

Jimi laat de Star Spangled Banner overgaan in Purple Haze en sluit af met Hey Joe. Het is gedaan. Wat een eeuwigheid had geleken, was in een oogwenk voorbij. Niets zou ooit nog hetzelfde zijn.

De fragmenten uit het boek zijn overgenomen uit de Engelstalige drukproeven van The Road to Woodstock. From the man behind the legendary festival Michael Lang. With Holly George Warren (uitgeverij Ecco).

De affiche

Joan Baez, The Band, Blood, Sweat & Tears, Paul Butterfield Blues Band, Canned Heat, Joe Cocker, Country Joe and the Fish, Creedence Clearwater Revival, Crosby, Stills & Nash , Grateful dead, Arlo Guthrie, Tim Hardin, Keef Hartley, Richie Havens, Jimi Hendrix, Incredible String Band, Jefferson Airplane, Janis Joplin, Melanie, Mountain, Quill, Santana, John Sebastian, Sha-Na-Na, Ravi Shankar, Sly and the Family Stone, Bert Sommer, Ten Years After, The Who, Johnny Winter, Sweetwater, Jeff Beck Group

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content