Conor Oberst & Dawes op het Cactusfestival: Amerikaanse rootsrock van hoog niveau

Conor Oberst & Dawes © Wouter Van Vaerenbergh

Hoewel Conor Oberst nog maar 34 is, maakt hij al twintig jaar platen en is hij, althans in cultmiddens, al een levende legende.

Twee voor de prijs van één? Geen slechte deal, moeten de organisatoren van Cactus gedacht hebben. Dus haalden ze niet alleen de uit Nebraska afkomstige singer-songwriter Conor Oberst naar Brugge, maar ook de Californische folkrockband Dawes, die dezer dagen als diens backingband figureert. Het bleek een gouden combinatie te zijn.

PLUS

Hoewel Conor Oberst nog maar 34 is, maakt hij al twintig jaar platen en is hij, althans in cultmiddens, al een levende legende. Samen met M. Ward, die gisteren op Cactus speelde, maakt hij deel uit van Monsters of Folk, maar zijn bekendheid dankt hij vooral aan zijn werk met Bright Eyes, een band waar tijdens zijn jongste Belgische passage heel wat nummers van op de setlist prijkten. Oberst noemde Dawes één van de beste groepen waar hij ooit mee had gespeeld en gunde haar met het puike ‘When My Time Comes’ ook een eigen plekje in de schijnwerpers. Het gezelschap uit L.A. zorgde aanhoudend voor scherpgerand gitaarwerk en meerstemmige samenzang en zat de songs van Conor Oberst als gegoten.

De artiest putte nu en dan uit zijn jongste cd ‘Upside Down Mountain’, wat resulteerde in het countryrockende ‘Zigzagging Towards the Light’, de ingetogen beginnende maar vervolgens als vuurwerk openbarstende lovesong ‘Artifact #1’ en het potige ‘Governor’s Ball’ (toevallig óók een liedje over een muziekfestival). Maar Oberst greep ook veelvuldig terug op zijn rijke muzikale verleden. Vooral het oeuvre van Bright Eyes kwam vaak aan bod, onder meer met ‘Soul Singer in A Session Band’ (“over verwachtingen die nooit blijken uit te komen”) en het walsje ‘We Are Nowhere & It’s Now’.

Naar het einde van de set toe verruilde Conor Oberst zijn akoestische gitaar voor een plek aan het klavier en pulkte hij ‘If the Brakeman Turns My Way’ en ‘Lover I Don’t Have To Love’ uit de toetsen. Dat de man een begenadigde verhalenverteler is, bleek uit ‘Old Soul Song’, waarin een filmisch beeld zoals “you held your camera like a bible” op je netvlies gebrand bleef. Maar tot onze persoonlijke favorieten behoorden toch vooral het bespiegelende ‘Cape Canaveral’ en het semi-akoestische, met een zacht zoemend orgeltje versierde ‘I Got The Reason #2’. Om kort te gaan: een prima rootsrockconcert waarop weinig af te dingen viel.

MIN

De stem van Conor Oberst is, net als die van Bob Dylan of Neil Young, wat de Amerikanen “an acquired taste” noemen. En hoewel ’s mans muziek altijd smaakvol en organisch klonk, wist hij ons slechts af en toe écht naar de keel te grijpen.

HOOGTEPUNTEN

‘Cape Canaveral’, ‘Artifact #1’, ‘I Got The Reason #2’, ‘When My Time Comes’…

QUOTE

“I asked your name, you asked the time”. (uit ‘Lover I Don’t have To Love’)

Dirk Steenhaut

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content