CACTUS 2013 @ Minnewaterpark: The Best Of

© Tim Theo Deceuninck

Een driedaags festival dat telkens afsloot met een Belgische band: het was een statement dat kon tellen. Maar dat was uiteraard niet de enige reden waarom het Brugse Cactus kan terugblikken op een zeer geslaagde editie. We zetten de tien hoogtepunten nog even voor u op een rijtje.

Een driedaags festival dat telkens afsloot met een Belgische band: het was een statement dat kon tellen. Maar dat was uiteraard niet de enige reden waarom het Brugse Cactus kan terugblikken op een zeer geslaagde editie. We zetten de tien hoogtepunten nog even voor u op een rijtje.

1. CHELSEA LIGHT MOVING (vrijdag, 21u55-23u05) ****

PLUS: Sommige lieden beweren dat, pakweg, Green Day, iets met punkrock te maken heeft. Sommige lieden leuteren maar wat. Echte punkrock, zij het dan met een atonaal en arty randje, is namelijk veeleer de core business van Chelsea Light Moving. Met zijn nieuwe band keren Thurston Moore en zijn vriendjes uit Hush Arbor, Jackie-O-Motherfucker en Sunburned Hand of the Man terug naar de eenvoud.

Eenvoud? Welja: Moore speelde zijn volledige Cactus-set bijvoorbeeld op slechts één gitaar, in één enkele tuning. Dat was vroeger bij Sonic Youth wel anders. Met Chelsea Light Moving appelleerde Moore vooral aan fans van het rechtlijnigste van dat legendarische gezelschap. Vrij vertaald betekende dit: lekker rammen in ‘Sleeping Where I Fall’, rücksichtlos uit de bocht vliegen in ‘Burroughs’ of een luguber moordverhaal vertellen op een minimalistisch riffje, zoals in ‘Groovy and Linda’. Het gebalde ‘Lip’ werd aangekondigd als “een protestsong voor Pussy Riot” en ‘Empires of Time’ werd opgedragen aan psychedelische garagerocker Roky Erickson.
Tussendoor stoeiden Thurston Moore en zijn gezellen nonchalant met noise en feedback, strooiden ze kwistig met nieuwe nummers, type het in hardcore gesopte ‘No Go’ of het op een gedicht uit de zestiende eeuw gepleurde ‘The Ecstasy’. Chelsea Light Moving en John Donne: bien étonnés de se trouver ensemble.
Een van de songs heette, niet toevallig, ‘Alighted’. Want Thurston en Co zetten het Cactuspodium inderdaad in lichterlaaie Om kort te gaan: dit was weldadige tyfusherrie die al het stof met een welgemikte ademstoot uit je oren blies.

MIN: Dat er na een uur al een eind aan kwam. Kan iemand ons trouwens eens uitleggen waarom de eigenlijke ’top of the bill’ vrijdagavond als voorlaatste speelde? Rare kwieten daar in Brugge.
HOOGTEPUNTEN: ‘Frank O’Hara Hit’, ‘Alighted’, ‘The Ecstasy’…
QUOTE: “Hello, we’re the Bonnie Raitt Band.”

2. dEUS (zondag, 23u30-01u) ****

PLUS: Ze mogen dan niet meer zo ‘incontournable’ zijn als tijdens de jaren negentig, toch blijft dEUS een publiekstrekker van je welste. Tijdens hun concert, dat zondag de feestelijkheden besloot, kon je in het Minnewaterpark dan ook op de koppen lopen. Barman en de zijnen hadden er duidelijk zin in: de honger naar het podium was manifest en vooral frontman en ritmesectie waren één en al inzet en overgave. De groep wilde duidelijk behagen en trok meteen een blikje crowdpleasers open, van ‘The Architect’ en ‘Fell Off The Floor, Man’ (ook nu weer een bom die afging) tot ‘Theme From Turnpike’ en ‘Instant Street’, nummers die het publiek gegarandeerd uit de bol doen gaan. En zo geschiedde. Klaas Janzoons gaf de indruk drie instrumenten tegelijk te bespelen, terwijl Mauro Pawlowski, met onderkoelde nonchalance die hem eigen is, deed alsof het voor hem allemaal maar een fluitje van een cent was.

Niks mis met de klassiekers natuurlijk, maar zelf voelden we de spanning van de grote dagen toch vooral opborrelen tijdens het kolkende ‘Sun Ra’ of recente nummers zoals het gedreven ‘Quatre Mains’ en het zowel broeierige als funky ‘Girls Keep Drinking’. Ook de Fleetwood Mac-cover ‘Oh Well, Part One’ klonk behoorlijk opwindend, al hadden we van dEUS misschien toch een iets persoonlijker interpretatie verwacht. Van de rustige songs overtuigde ‘Nothing Really Ends’ het meest. ‘Keep You Close’ is weliswaar ook een parel, maar de belabberde klankweergave (die totaal overstuurde bas!) joeg hem helaas de vernieling in. Iets wat, tot ns groot sjagrijn, ook gezegd kon worden van ‘Little Arithmetics’.
De finale, met ‘Bad Timing’ en ‘Roses’, was als een onstuitbare vloedgolf die het park overspoelde. Onder het motto ‘Give the people what they want’ werd het optreden, voorspelbaar als steeds, afgesloten met ‘Suds & Soda’. Maar het moet gezegd: het zorgde voor vuurwerk en veroorzaakte in het publiek weer wilde taferelen. Als headliner was dEUS dus een gODSGESCHENK.

MIN: 1) Het overstuurde geluid waarin te vaak subtiele details verloren gingen. 2) Opener ‘The Architect’, een nummer dat we altijd dEUS onwaardig hebben gevonden. 3) De niet altijd uitdagende songkeuzes, terwijl op de jongste twee cd’s van dEUS toch zinnenprikkelende nummers staan als ‘Dark Sets In’ of ‘The Give Up Gene’.
HOOGTEPUNTEN: ‘Sun Ra’, ‘Quatre Mains’, ‘Oh Well, Part One’, ‘Nothing Really Ends’, ‘Roses’, ‘Suds & Soda’…
QUOTE (van Tom Barman): “Lang leve de kleine en middelgrote festivals. Misschien is Cactus is, zonder het zelfs te beseffen, misschien wel de toekomst van dit soort evenementen.”

3 BEACH HOUSE (zondag, 21u45-22u55) ****

PLUS: Of de even wazige als ongrijpbare droompop van Beach House uit Baltimore ook op het Cactuspodium overeind zou blijven? Jawel. Want ook al was het nog niet helemaal donker toen het trio het podium betrad, Victoria Legrands stem en glaciale orgelgeluiden wisten de aanwezigen moeiteloos te bedwelmen, terwijl de transparante (slide)gitaarmotiefjes van Alex Scally een mysterieuze wereld opriepen waarin we afwisselend echo’s uit het werk van Cocteau Twins, Sigur Rós en The XX hoorden opkringelen.

Beach House etaleerde niettemin een onmiskenbaar eigen sound en had, getuige de backdrop vol glinsterende sterren, zelfs een stukje van de melkweg meegebracht. Toch zorgde drummer Daniel Franz ervoor dat het nooit te zweverig werd. De groep serveerde een uitermate sfeerrijke set vol narcotische melodieën uit haar cd’s ‘Teen Dream’ en ‘Bloom’, die zich haast onmerkbaar in je onderbewustzijn nestelden. Dit was in reverb gedrenkte maar intimistische pop die voortdurend twijfelde tussen melancholisch en euforisch: klein, maar beslist niet zonder grandeur.

MIN: Misschien stond Beach House wel een dag te laat geprogrammeerd. Want na drie festivaldagen doet ook bij het publiek de vermoeidheid zich gelden. Zelf hadden we op zondagavond in ieder geval iets met wat meer punch kunnen gebruiken.
HOOGTEPUNTEN: ‘Norway’, ‘The Hours’, ‘Lazuli’, ‘Myth’…
QUOTE (van Victoria Legrand): “Het is fijn de affiche te mogen delen met zoveel Belgische bands. Zelf zijn we wél afkomstig uit de VS. Sorry, sorry, sorry!”

4. BONNIE RAITT (zaterdag , 20u10- 21u25) ****

PLUS: Een jaar of tien geleden mocht Bonnie Raitt het Cactusfestival al eens afsluiten. Dit jaar stond ze twee trapjes lager op de affiche, maar dat kon de inmiddels 63-jarige zangeres duidelijk niet deren. Haar karakteristieke rauwe stemgeluid was intact en ook haar slidegitaarspel klonk nog altijd even soepel en expressief. Ze kreeg ruggensteun van een strakke band die zo te horen al heel wat zwaar weer had overleefd en plukte zowel materiaal uit haar vorig jaar verschenen, zestiende langspeler ‘Slipstream’, als uit haar andere platen van de voorbije vier decennia.

Het werd een set vol puike Amerikaanse rootsmuziek: traditioneel van snit, maar gebracht met het enthousiasme en de bevlogenheid van een stel jonge veulens. Eigen songs speelde Bonnie Raitt nauwelijks, maar zoals gewoonlijk verstond ze de kunst een beldige halsketting te fabrieken met andermans parels: Gerry Rafferty’s ‘Right Down the Line’, John Hiatts ‘Thing Called Love’, John Prines ‘Angel From Montgomery of John Cleary’s ‘I Feel So Damn Good I’ll Be Glad When I get the Blues’. Funky, r&b, soul en country: Bonnie Raitt en haar gezellen speelden het allemaal met dezelfde vanzelfsprekendheid. De zangeres wisselde bluesy gitaarlicks uit met George Marinelli, terwijl ook de toetsenman, die ooit nog met Jimi Henrix had gespeeld, af en toe een plekje op het voorplan werd gegund.
Tot de piekmomenten uit de set behoorden het van Bob Dylan geleende, bluesy ‘Million Miles’ en de verstilde ballad ‘If I Can’t Make You Love Me’, die onlangs door Adele nieuw leven werd ingeblazen. Maar ondanks enkele trieste noten was dit vooral superieure good time music.

MIN: “Het bleef een typisch Amerikaanse show die al te vaak dreef op geveinsde spontaneïteit. Maar wie ervan uitging dat rock ook altijd een beetje theater is, kon daar moeilijk over struikelen.
HOOGTEPUNTEN: ‘Milion Miles’, ‘Right Down the Line’, ‘If I Can’t Make You Love Me’.
QUOTE: “Dit is één van de mooiste plekken waar we ooit geweest zijn. Geen idee hoe we er zullen in slagen hier weg te komen. Dankjewel dus om ons nog eens naar Brugge te brengen.”

5. THE TALLEST MAN ON EARTH (zondag, 18u25-19u35) ****

PLUS: Een stem en een gitaar, méér had Kristian Matsson niet nodig om het voltallige Cactuspubliek op de knieën te krijgen. De Zweedse spring in ’t veld noemt zich, een beetje tongue-in-cheek, The Tallest Man on Earth en werpt zich zo onderhand op als een ideale festival-act: geen timide singer-songwriter die zijn hoogstpersoonlijke zielenroerselen debiteert, maar een begenadigd verhalenverteller die de kunst verstaat zijn folkliedjes een fikse dosis power mee te geven.
The Tallest Man on Earth doet denken aan de jonge Dylan, net voor die elektrisch ging, of aan een vrijbuiter als Woody Guthrie. Hij beheerst de traditie, maar doet er zijn eigen ding mee en beschikt over voldoende uitstraling om als solo-artiest grote massa’s mee te slepen. Dat deed hij met nummers uit zijn drie cd’s, waarvan ‘There’s No Leaving Now’ de recentste is.

Behalve een zanger met overtuigingskracht is Matsson ook een begenadigd gitarist met een forse aanslag. Zoveel werd duidelijk in ‘King of Spain’, ‘1904’, ‘Burden of Tomorrow’ en het tot het einde van zijn set opgespaarde ‘The Wild Hunt’. Maar The Tallest Man, die meestal open tunings gebruikt, heeft tegelijk een impressionante fingerpickingtechniek in de vingers. Dat etaleerde hij dan weer tijdens de iets ingetogener nummers, type ‘I Won’t Be Found’, ‘Where Do My Bluebird Fly’ en ‘Thousand Ways’.
The Tallest Man on Earth eindigde zijn set met een hommage aan een andere grote songwriter, Paul Simon, middels een geslaagde cover van ‘Graceland’. Voor wie om een conclusie verlegen zit: dit was een triomf van de eerste tot de laatste noot.

MIN: Hoezo min? In dit geval zijn we geneigd het helemaal positief te houden.
HOOGTEPUNTEN: ‘King of Spain’, ‘The Wild Hunt’, ‘Like The Wheel’, ‘Criminals’ …
QUOTE (naar aanleiding van ‘Revelation Blues’): “Dit is het droevigste liedje dat ooit uit mijn pen vloeide. Ironisch genoeg heb ik het verpatst aan een autoreclame. Het is een beetje raar dat uitgerekend deze song me zoveel geld heeft opgeleverd, maar goed, ik heb er mijn eigen studio mee bekostigd. Ieder nadeel heb zijn voordeel.”

6. THE RAVEONETTES (zaterdag, 16u50-18u) ***1/2

PLUS: Op gevaar af dat u ons kierewiet verklaart: wij hebben al ruim tien jaar een zwak voor The Raveonettes, één van de eerste Deense exportproducten die ook op andere continenten gretig aftrek vonden. Gitarist Sune Rose Wagner en bassiste Sharin Foo maken iets wat je, gemakshalve, als Nilfiskpop zou kunnen omschrijven. Hun muziek zit vol verwijzingen naar de girl groups en de Phil Spectorproducties uit de sixties, maar die kwikzilveren popmelodieën laten ze vervolgens overwoekeren door de noisy stofzuigersound van bands als The Velvet Underground en The Jesus & Mary Chain.

Live liet het in fijne samenzang uitblinkende duo zich enkel bijstaan door een drummer en voor u ‘parallellogram’ kon zeggen deed het een gulle graai in zijn jaarlijks aangroeiende collectie hits en semi-hits. The Raveonetes schoten met scherp middels ‘Attack of the Ghost Riders’ (uit hun allereerste EP) om er vervolgens catchy popparels zoals ‘She Owns the Streets’ en ‘The Enemy’ (uit hun jongste cd ‘Observator’) of oudere nummers als ‘Sleep Walking’, ‘Heart of Stone’, ‘Love in A Trash Can’ en ‘Aly, Walk With Me’ achteraan te sturen.
Occasioneel ruilde de cool ogende Sharin Foo haar bas voor een gitaar en goochelde ze met feedback als een illusionist met gevleugelde ratten. Grappig trouwens hoe The Raveonettes erin slaagden een boodschap, type ‘Boys Who Rape Should All Be Destroyed’, te verpakken in een wijsje dat één en al onschuld suggereerde. Niet dat deze naar de VS verkaste Denen met grote verrassingen op de proppen kwamen, maar hun geactualiseerde retropop blijft, tot nader order, onweerstaanbaar.

MIN: Op hun jongste cd deden the Raveonettes nog hun uiterste best om hun muzikale palet te verbreden. Live gingen hun songs na verloop van tijd echter een beetje uniform klinken.
HOOGTEPUNTEN: ‘Attack of the Ghost Riders’, ‘Heart of Stone’, ‘Love in A Trashcan’.
QUOTE: Driewerf helaas: deze Denen waren al net zo zwijgzaam als Sarah Lund na de zoveelste uitbrander van haar baas.

7. PINBACK (vrijdag, 18u40-19u45) ***1/2

PLUS: Pinback, uit San Diego, timmert al sinds 1999 aan de weg en is dus wellicht gedoemd voor eeuwig een cultband te blijven. Dat neemt niet weg dat gitarist Rob Crow en bassist Zach Smith samen nog altijd een hoogst unieke sound in de vingers hebben. Zo zingen ze elk voortdurend verschillende melodieën door elkaar en doordat Smith afwisselend soleert en akkoorden speelt vallen zijn baspartijen nauwelijks van de snarenweefsels van zijn gezel te onderscheiden. Dat levert soms dromerige, knap geconstrueerde songs op, zoals de klassieker ‘Loro’, die ook in Brugge weer tot een piekmoment uitgroeide. Het duo werd bijgestaan door drummer Chris Prescott, die occasioneel ook een laptop met voorgeprogrammeerde elektronica bediende.

Tijdens ‘Fortress’ nam Crow -korte broek, ‘Taxidriver’-T-shirt- een frisse duik in het publiek, wellicht om de aandacht af te leiden van het feit dat het maar om een banale flard indiedisco ging. Maar het was de enige misstap waar we Pinback op konden betrappen. De rest van de set klonk, dank zij mooie, ietwat tegendraadse popsongs zoals ‘Good to Sea’, ‘AFK’ en het energieke ‘Hurley’, ronduit voortreffelijk.

MIN: Voor de niet-kenners dreigden de songs van Pinback af en toe onderling verwisselbaar te worden. Geen nood echter: het loont een kenner te worden.
HOOGTEPUNT: ‘Loro’.
QUOTE (van een buiten adem verkerende Rob Crow’ die net, al zingend, een rondje door het park had gemaakt): hopelijk raak ik nog tijdig op het podium om het volgende nummer in te zetten.”

8. PORTICO QUARTET (zondag, 15u10-16u20) ***1/2

PLUS: Ietwat abstracte, instrumentale muziek van een groep waar slechts weinig festivalgangers mee vertrouwd zijn? En dat onder een loom makende middagzon? De aanwezigheid van het Britse Portico Quartet op Cactus getuigde op zijn zachtst gezegd van een avontuurlijke programmering. Voor wie de drie platen van de Londenaars niet kent: stel je Aphex Twin voor met een live-instrumentatie of Radiohead ten tijde van ‘Kid A’ en zónder Thom Yorke.

Portico Quartet drijft op een strakke, polyritmische groove, afkomstig van een drummer die zijn akoestische kit combineert met elektronische beats, een gedreven contrabassist en een hang-speler (een exotisch aandoen percussietuig) die ook de toetsen van een elektrische piano beroert. Tot slot is er een saxofonist wiens ijle, ambient-jazzklanken occasioneel deden denken aan Jon Hassell. Samen maakten ze kleurrijke elektro-akoestische muziek die niet altijd even licht verteerbaar was, maar wel tot de verbeelding sprak.

MIN: De composities van het Portico Quartet zouden wellicht beter tot hun recht zijn gekomen ’s avonds in een kleine club dan overdag tijdens een openluchtfestival. Nu werden ze door heel wat toeschouwers als achtergrondmuziek beschouwd.
HOOGTEPUNT: viel moeilijk te isoleren. Het concert verliep als één lange trip.
QUOTE: De leden van Portico Quartet lieten enkel hun instrumenten spreken.

9. HOOVERPHONIC WITH ORCHESTRA (vrijdag, 23u35-01u)

PLUS: Het is een teken des tijds: pop- en rockartiesten die graag eens scheep gaan met een groot orkest. The Notwist, José González, Tori Amos, Efterklang, allemaal probeerden ze de jongste jaren hun repertoire te pimpen met strijkers en blazers. Met wisselend succes overigens: een goeie popsong is vaak nu eenmaal beter af zónder toeters en bellen. ??

Maar zie, Hooverphonic blijkt de uitzondering te zijn die de regel bevestigt. Het combo van Alex Callier, in Brugge aangesterkt tot een 21-koppig gezelschap, bracht een ‘greatest hits’-set waarin de orkestraties zo organisch en vanzelfsprekend klonken dat ze in eerste instantie zelfs nauwelijks opvielen. ??In ‘2 Wicky’, ‘Mad About You’, ‘One Two Three’, ‘Jackie Kane’ of ‘Eden’ bleef Hooverphonic trouw aan zijn karakteristieke sound (met de twangy gitaar van Raymond Geerts en het vaak inventieve basspel van Callier), maar kreeg je er nog wat prikkelende muzikale details bovenop. Bijzonder fraai was bijvoorbeeld het nieuwe arrangement van ‘Vinegar and Salt’.
??Hulde ook aan Noémie Wolfs die zich in haar veelzijdigheid en souplesse een meer dan waardige opvolgster van Geike Arnaert toonde, maar altijd zichzelf bleef. Dat ze probleemloos wegkwam met ‘Unfinished Sympathy’ van Massive Attack zegt al veel, maar net zo goed wist ze raad met een naar cabaret neigende song als ‘George’s Café’. Het publiek lustte er pap van en dat was niet onterecht: Hooverphonic XL toonde zich een waardige afsluiter van de eerste Cactusdag. MIN: Niet alle nummers van Hooverphonic zijn even sterk, en zoiets tast onvermijdelijk het niveau van het concert aan. ‘The World Is Mine’ en ‘Sometimes’ zijn het soort stinkerds die veeleer thuishoren op het Eurovisiesongfestval dan op een popfestival. ??

HOOGTEPUNTEN: ‘2 Wicky’, ‘Unfinished Sympathy’, ‘Mad About You’, ‘Vinegar and Salt’… ??
QUOTE: (van Alex Callier, nadat hij drie minuten heeft staan leuteren): “Maar jullie willen natuurlijk liever dat ik zwijg en dat we muziek spelen.” Zelden had een applaus instemmender geklonken.

10. TERAKAFT (zondag, 13u40-14u40) ***1/2

PLUS: De Toearegs, nomaden die van oudsher rondtrekken in het noorden van Mali, hebben het dezer dagen hard te verduren. Moslimfundamentalisten hebben er de macht gegrepen, waardoor alle Westerse en niet-religieuze muziek in de ban is gedaan. Instrumenten zijn massaal vernietigd en muzikanten die toch op het spelen van wereldse deuntjes betrapt worden, dreigen hun handen geamputeerd te zien.

De leden van Terakaft (‘karavaan’ in het Tamasheq) leven momenteel dan ook noodgedwongen in ballingschap, in Algerije, Europa en Canada. De groep, opgericht door een ex-lid van Tinariwen en diens twee neven, speelde aanstekelijke woestijnblues, die er bij het Cactuspubliek, ondanks het vroege uur, al prima inging. De strakke grooves en hypnotische solo’s herinnerden afwisselend aan Ali Farka Touré en John Lee Hooker. Muziek uit de delta dus, al lagen haar wortels dichter bij de Niger aan bij de Mississippi. De circulaire structuren van de songs hadden iets bezwerends en kregen het publiek moeiteloos aan het heupwiegen. Om kort te gaan: de Sahara strekte zich zondagmiddag uit tot in Brugge, al brandde de zon in het Minnewaterpark gelukkig net iets minder hard.

MIN: De songs vielen moeilijk van elkaar te onderscheiden en wie het Tamasheq niet machtig was kon aan de teksten uiteraard geen touw vastknopen. Gingen de songs over de revolutie? Het gebrek aan geldautomaten in de woestijn? Over het aantal kamelen en geiten die je als man veil moet hebben voor een huwbare deerne? We moeten u het antwoord schuldig blijven. Maar dat was voor het publiek geen punt: Terakaft werd zo enthousiast ontvangen dat er zelfs een zwierige bis af kon.
HOOGTEPUNTEN: waren er zeker. Maar de titels? Zo ver reikt onze talenknobbel helaas niet.
QUOTE: Het enige verstaanbaars dat de muzikanten konden uitbrengen was: “Bedankt om hier te zijn.”

Dirk Steenhaut

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content