Steeds populairder en grootser worden met steeds moeilijkere muziek: wie doet het Bon Iver na?
Frontmannen, je hebt ze in alle soorten en maten. Je hebt de gasten die ervoor geboren zijn, de Alex Turners van deze kluit die maar in hun haar moeten wrijven om de liezen van hun toehoorders – vrouwen én mannen – in het vocht te zetten. Je hebt knuffelberen, denk aan Guy Garvey van Elbow, die nog het liefst de tienduizenden mensen voor hen allemaal een knuffel zouden willen geven na het concert. De gekken – Samuel Herring van Future Islands, iemand? – zijn er natuurlijk ook.
Voor Justin Vernon hebben we nog steeds geen categorie gevonden. Het dichtst komt de man in de buurt bij het type-gekke professor – zijn maatjes van The National hebben er ook zo een – maar dan wel eentje van het onverzorgde type, die niet of nauwelijks zijn publiek toespreekt. Vernon verbergt achter zijn ingewikkelde set-up een kloeke dad bod, zijn haarband gaat de imaginaire strijd aan met haar dat hij al lang niet meer heeft.
Het maakt de carrièreswitch die hij drie jaar geleden maakte des te indrukwekkender. Met het album 22 A Million transformeerde Vernon zich niet alleen van intieme folkie tot elektronicasmid, maar ook van een vooravondact naar een potentiële headliner. Gegokt en gewonnen, met andere woorden.
Perth was nog een toegankelijke opener, met zijn tot in je traanklieren resonerende tokkelintro, maar met het gedonder en geraas van 10 Deathbreast liet Vernon meteen zijn andere kant zien. Op dezelfde manier wandelde het intieme 715 – Creeks, badend in gesampelde stemmen, hand in hand langs het meer met Heavenly Father. Graag hadden we hier geschreven dat we een speld konden horen vallen, maar daar beslisten onze buren anders over – wat kan je in godsnaam te vertellen hebben tíjdens een concert van Bon Iver?
Justin Vernon deed er alvast het zwijgen toe en liet de songs spreken. Een aanpak die werkte, zo goed zelfs dat we tijdens Blood Bank meisjes zagen dansen op de grote schermen naast het podium, de armen ten hemel gerezen en de ogen gelukzalig gesloten alsof Chris Martin hen net persoonlijk had verteld dat hij ging proberen hen te repareren. Een waardige headliner? Jazeker, meneer.
Ook Bon Iver heeft trouwens nog iets te herstellen, met name ons hart, waarin de barstjes na elk nummer groter werden. Het impressionante 45, met een vrijgevochten saxofoon in de hoofdrol, sloeg het definitief aan scherven. Minnesota, WI verpulverde onze bloedpomp helemaal: het nummer werd op gang getrokken met een minimaal patroon van vibrafoon en marimba en mondde uit in indie-met-een-randje die zo van Big Red Machine had kunnen komen, Justin Vernons project met Aaron Dessner van The National.
Nog twee keer liet Bon Iver de tijd en de sterren stilstaan: met Over Soon – Vernons falset wordt nóg mooier als je ‘m een paar keer over elkaar legt – en met Skinny Love, het collectieve kippenvelmoment dat er bij zijn laatste Belgische passage in Vorst Nationaal niet aan te pas kwam.
Dat was meteen de enige publiekspaaierij van het concert. Geen gezever dat we het beste publiek ooit waren, geen oh-oh-oh-samenzang en geen ongemakkelijke bindteksten over samenhorigheid, wel anderhalf uur aan nummers die, in welke verpakking dan ook, recht op uw slagader mikten. Zo kan je dus óók headlinen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier