Bert Joris: ‘Eindelijk ben ik een samoerai’
Waarom kent de wereld Bert Joris nog altijd niet? Omdat hij Belgisch bescheiden is. En ook wel: omdat hij daar geen zin in heeft. Maar de beste trompettist van België speelde in 2007 wél in de beste bigband ter wereld. ‘Vroeger moest ik van mijn ouders in de kelder spelen.’
Bigbands zijn tegelijk het beste en het slechtste wat een mens op een podium kan tegenkomen. De kwalijke variant bestaat uit een mix van tweedejaarsstudenten en mannen van middelbare leeftijd. U herkent ze aan hun voorliefde voor ruitjeshemden en hun eeuwige trouw aan Glenn Miller. Beverige vibrato’s en luid geschetter – denk aan oude verkiezingsshows op de BRT, of aan de Las Vegasversie van Sinatra. Maar écht goede bigbands – niet te slank, niet te vet, een man of zestien – schetteren niet. Het zijn jazzorkesten . Ze schuifelen, klimmen, zuchten, exalteren, juichen.
Echt goede bigbands – niet te slank, niet te vet, een man of zestien – schetteren niet.
Het beste jazzorkest van België en ver daarbuiten is het Brussels Jazz Orchestra, dat vaak met trompettist Bert Joris samenspeelt en opneemt. Het beste jazzorkest van de wereld – dat zeggen wij niet, dat zeggen vakbladen als Downbeat en Jazztimes – is het Vanguard Jazz Orchestra, dat al decennialang vanuit de Village Vanguard, dé jazzclub van New York, opereert. Op 6 juli 2007 stonden Bert Joris en het VJO samen op het toenmalige Blue Note Records Festival, het latere Gent Jazz. Een gesprek.
Hoe komt een jongen uit Mortsel terecht bij de huisband van de beroemdste jazzclub ter wereld?
BertJoris: Midden jaren 80 had ik door Europa getoerd met het orkest van Mel Lewis, toen de drummer en bandleider van het VJO. Het waren geen makkelijke tijden voor hem. Samen met trompettist Thad Jones had hij de legendarische bigband The Jones/Mel Lewis Orchestra geleid, maar Jones was opgestapt. Lewis kreeg zijn eigen orkest in Europa nauwelijks nog verkocht. Een Duitse pianist heeft voor hem een Europese band samengesteld, en zo ben ik erbij gekomen. Die pianst, Joe Haider, had me ook gevraagd om wat eigen composities mee te brengen. Stress!
Die gasten speelden dat u0026#xE9;u0026#xE9;n keer door, en dan klonk het: ‘ Next!’ Niemand die wat zei.
Op de eerste repetitie bracht ik ‘Lucky Thirds’ mee, zowat mijn eerste compositie voor bigband. Die gasten speelden dat één keer door, en dan klonk het: ‘ Next!’ Niemand die wat zei. Na de repetitie stond ik met de moed in mijn schoenen mijn trompet te demonteren, en plots tikte Mel Lewis op mijn schouder. ‘Hey man , mag ik jouw stuk gebruiken met het Vanguard Jazz Orchestra?’ En later op die tournee kwam het: Mel nodigde me uit om in New York met het VJO te spelen.
In de heilige kelder op 7th Avenue! Vrouwen en topmuzikanten aan je voeten!
Joris: Ik ben niet gegaan. Ik vond mezelf toen nog niet rijp en ervaren genoeg.
Typisch Belgisch. Niet moeilijk dat we zo weinig kolonies hadden.
Joris: Toen ik Mel een jaar later terugzag, zei hij ook iets in die trant: ‘Bert, ik vraag zoiets niet aan iederéén. Ik zou je aanraden om erop in te gaan.’ Dat maakte indruk. Maar toen de afspraken eindelijk concreet werden, ging hij plots dood. Daarna heb ik geen contact meer gezocht met het VJO. Je kunt moeilijk bellen met de boodschap: ‘Mag ik meespelen? Het mocht van Mel, echt waar!’
Maar goed, na al die jaren krijg je revanche. U komt toch?
Er hangt een sfeer van een groep samoerai. Wie erbij wil spelen, moet zijn strepen verdiend hebben.
Joris: (grijnst) Festivaldirecteur Bertrand Flamang vroeg me een project voor te stellen dat ik al lang wou realiseren. De keuze lag voor de hand. Je gaat niet zomaar even bij het VJO spelen, zie je. We hebben het over zestien profs, de crème van New York, die zich elke maandagavond vrijmaken om belangeloos jazz van een waanzinnig hoog niveau te spelen. Er hangt een sfeer van een groep samoerai. Wie erbij wil spelen, moet zijn strepen verdiend hebben. En kijk, het is zover. Wat ik vooral níét wou in Gent, is zo’n all star band . Je kent ze wel, van die groepen die alleen dienen om de affiche indrukwekkend te maken. Muzikaal valt dat bijna altijd tegen.
We zijn nog altijd niet bekomen van Keith Richards met Bob Dylan op Live Aid. Kom op, tijd om namen te noemen.
Joris: Een paar jaar geleden heb ik ‘de drie tenoren’ (Saxophone Summit, nvdr. ) gezien, met Joe Lovano, Dave Liebman en Michael Brecker. Drie geweldige tenorsaxofonisten voor wie ik groot respect heb, maar bij zo’n gelegenheid spelen ze niet sámen. En weet je, muzikanten die voor zulke all star bands worden gevraagd, zien daar zelf tegen op. Trompettisten – en ik mag dat zeggen – zijn de slechtsten van al. Dan is het tegen elkaar op, hè. Om ter hoogst! Om ter snelst! In kleine clubs kun je dan met elkaar experimenteren, maar op festivals levert het niets op. Niet met mij.
Hoe is uw fascinatie voor bigbands ontstaan?
Joris: (bloost) God, moet ik dit wel vertellen? Vooruit dan maar. Vroeger speelde ik viool, en mijn broers waren allemaal koperblazers. Omdat niemand mijn gekraak wou aanhoren, moest ik altijd in mijn eentje in de kelder gaan spelen. Al mijn broers jamden samen en ik mocht niet meedoen. Ik ben geen psycholoog, maar sindsdien heb ik altijd geprobeerd om in grote bands te raken.
Omdat niemand mijn gekraak wou aanhoren, moest ik altijd in mijn eentje in de kelder gaan spelen. Al mijn broers jamden samen en ik mocht niet meedoen.
Wat ik ook spannend vind, is dat ik een solostem kan zijn tegenover een groot orkest. Ik hou ontzettend van gospel, en in die gospelkoren hoor je ook hoe telkens nieuwe solisten komen bovendrijven. De energie van dat geheel, en dan die ene stem daarboven! Mijn broer Dirk, de pianist van onze familie, verweet me altijd dat ik niet swingde. Hij vond dat jazz niets voor mij was (lacht) . Ik wou per se het tegendeel bewijzen. Wanneer zij van huis waren, zat ik stiekem al hun platen te kopiëren en mee te spelen. Hele elpees heb ik toen volledig op papier uitgeschreven. Op die manier leerde ik in acht maten meer dan op vier jaar conservatorium. Ik speel nog altijd heel intuïtief, op het gehoor.
Bigbands hebben het decennialang moeilijk gehad om te overleven, en tegenwoordig slaan ze je ermee om de oren. Hoe komt dat?
Niemand kan van een bigband leven, geloof me.
Joris: Sinds een jaar of twintig heb je in Vlaanderen jazzopleidingen aan de conservatoria – wat een heel goeie zaak is. Maar daardoor ontstaat er ook een groot aanbod van middelmatige muzikanten. Als je vroeger naar de muziekschool was geweest, ging je in de fanfare spelen. Tegenwoordig gaan ze bij een bigband. Daarboven staat een toplaag van muzikanten die gefrustreerd raken door het lage niveau, en die de ambitie hebben om het beter te doen. Zo heeft het Brussels Jazz Orchestra ook het voorbeeld van het Vanguard Jazz Orchestra gevolgd: met een groep echt gemotiveerde muzikanten een avond per week samenkomen en een hoogstaande band proberen te maken, ook al is er geen geld. Niemand kan van een bigband leven, geloof me.
Grote popacts slaan België geregeld over op hun tournees, maar de groten van de jazz weten ons altijd te vinden. Wat is de reputatie van België als jazzland?
Joris: Vergis u niet: muzikanten die hier op handen worden gedragen, behoren in veel clubs in de VS tot het behang. Hier is jazz kunst, daar is het entertainment. Als ze naar Europa komen, staan ze versteld van het respect en de erkenning die ze hier krijgen. België heeft een echt jazzpubliek. De mensen komen om te luisteren, stel je voor!
Een flink stuk van de bands op jazzfestivals brengen geen jazz meer. Stoort dat u?
Organisatoren zouden koppig moeten blijven, dat is net de kracht van de jazz.
Joris: Dat is jammer. Organisatoren zouden koppig moeten blijven, dat is net de kracht van de jazz. Jazzmuzikanten moeten de baas blijven van hun eigen muziek en niet toegeven aan wat een publiek of een promotor graag zou willen. We hebben destijds te veel moeten vechten voor onze vrijheid om die nu zomaar te grabbel te gooien. Door die opleidingen is er een institutionalisering gekomen, en dat was goed. Maar je merkt in de scholen dat het rebelse karakter van de jazz erbij inschiet. We zitten stilaan tegen een verzadigingspunt aan, en dan komt er een tegendraadse onderstroom op gang. Ik voel het nu al.
Bart Cornand
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier