De Vlaamse comedyfan houdt van zijn klusjesman. Daar verandert Henk Rijckaerts zevende show ‘Maker’, vol geestige histories over kinderfeestjes en printers op hol, niets aan. Maar Rijckaert slaat niet met elke grap de nagel op de kop.
‘Hon-derd-vijf-tig eu-ro?!’ Henk Rijckaert spuwt het bedrag uit alsof hij het de dag ervoor nog heeft opgehoest in de elektronicazaak die zijn koffiemachine repareerde. En toch is dat wat we allemaal doen met onze kapotte huisraad: in het beste geval door een ander laten herstellen – die twee jaar garantie bleek een verre droom – en in het slechtste geval weggooien.
Van die klusangst moeten we af, vindt Rijckaert. Wie zijn YouTube-kanaal kent of zijn vorige show Technostress zag, weet dat de Oost-Vlaming zich in zijn sas voelt tussen hamers, moeren en vijzen. Voor Maker drijft hij de DIY-mentaliteit nog wat verder. Een microfoon uit een oude fietslamp, een ukelele in de vorm van de letter a en een decor met hollywoodiaanse letters waar hij vijf dagen aan werkte: niks is te gek voor Rijckaert. Behalve dan een broek maken, maar de rok rond zijn lendenen levert hem wel de eerste sterke bit van de avond op.
Klussen is triomferen, flateren, ruziemaken en afzien. De ideale grondstof voor goede observatiecomedy dus, zeker als je de mimiek en presence van Henk Rijckaert hebt en die op de juiste manier gebruikt. De comedian kan zich met elke spier in zijn lichaam en gezicht druk maken over Roger van Dobbit TV en de saaiheid van The A-Team, maar heeft op andere momenten ook niet meer dan één wenkbrauw in een rare bocht nodig om de genialiteit van panikerende moeders aan zijn publiek over te brengen.
Soms is Rijckaert blij als een kind dat voetbalt in de woonkamer en op een haartje na de Chinese vaas van tante Sonja mist.
Het man-vrouwdebatje dat erop volgt, kunnen we minder waarderen – been there, done that – maar Rijckaert houdt het tempo op dat moment zo strak dat het ons nauwelijks stoort. Zo doet hij dat trouwens ook met taboe-onderwerpen: tussen neus en lippen door een mopje over lelijke baby’s of een Dutroux-verwijzing, om er toch mee weg te komen, blij als een kind dat voetbalt in de woonkamer en op een haartje na de Chinese vaas van tante Sonja mist.
Niks is te gek voor Rijckaert. Behalve dan een broek maken.
Na een liedje, met het toefje absurdisme dat we in Rijckaert waarderen, mag het tempo in de tweede helft van de voorstelling wat omlaag. Voor nog meer uitvindingen, waar we ons vol bewondering aan vergapen, en voor originele verhalen over kinderfeestjes en grilloventjes, afgekruid met een kakgrap. Een goede kakgrap, overigens.
Dan hebben we het lastiger met hoe Rijckaert andere klassieke comedyonderwerpen aanpakt in Maker. Er vallen witzen over West-Vlamingen en Donald Muylle, en twee keer vallen ze matig. Niet elke grap hoeft briljant te zijn – Rijckaert pikte de draad ook telkens weer op met een sterk stuk – maar voor een van de beste komieken in dit land moeten we streng zijn.
Nu ja, zoveel ís er nu ook weer niet om streng over te zijn. In het vernuftig opgebouwde Maker zit alles wat we sinds Karton en zeker sinds Technostress aan Henk Rijckaert waarderen: een nuchtere blik vanuit het werkkot op het gewonemensenleven, opgeleukt met een spervuur aan grappen, inventieve maaksels en af en toe een vakkundig getrokken smoel. Op die formule valt even weinig af te dingen als op de prijs van een koffiemachine met een vervallen garantie.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier