Een gouden trio – Charlotte Vandermeersch, Jan Sobrie en Joris Van den Brande – graaft zich in Woody Allens universum in en vist er een tragikomedie over drie bloedende harten uit.
The Play = Woody
Gezelschap = Theater Antigone en Lazarus
In een zin = Woodyis een guitige, wervelende maar nog iets te krakende voorstelling waarin de scharnieren nog te veel zichtbaar zijn en de scènes iets te snel gespeeld worden.
Hoogtepunt = De entree van Charlotte Vandermeersch als Romy. Ze rent kriskras over de scène alsof ze achterna gezeten wordt door een hongerige tarantula en houdt vlak voor Joris Van den Brande (Stuart) halt. Die guitige entree zorgt voor een veeg pastelromantiek in de depressieve duisternis.
Quote = ‘Ze zeggen dat ne schrijver moet afzien, moet lijden, allemaal gezever. Stop met de kronkel, luister naar de nonkel : Al wat schoon is in de wereld begint met een lekker stuk vlees’
Meer info: www.antigone.be, www.lazarusvzw.be
Joris Van den Brande zit als Stuart Winterbergh in een roodlederen, doorgezakt zeteltje en staart naar een punt op de gespikkelde, zwarte rubberen vloer van zijn kale loft. Hij woont in een wereldstad en staart naar dat ‘mierennest’ op de begane grond. De pikzwarte ‘sfeerlamp’ naast zijn stoel lijkt verdacht veel op een hedendaagse lantaarnpaal. Daardoor wordt de suggestie gewekt dat Winterbergh misschien wel op het dak van zijn appartementsgebouw zit. Gevaarlijk dicht bij de rand…
De man worstelt met een writer’s block. Samen met zijn geliefde lijkt zijn schrijftalent met de noorderzon verdwenen. Gelukkig komt daar verandering in dankzij fan Otto en muze Romy. Hoe die twee in zijn leven belanden, wordt pas gaandeweg de voorstelling duidelijk.
Van den Brande, Sobrie en Vandermeersch spelen de ziel uit hun leven en overschrijden met plezier de grens van de pathetiek. Maar ze dienen slechts een doel, zo lijkt het toch: het dwarse universum en de dwarse manier van vertellen van Woody Allen op de scène zwieren. Dat lukt hen behoorlijk goed. De donkere sfeer, de benepenheid en de kramp waarin Stuart zit, zijn meer dan vette knipogen naar de plot en de sfeer van Allens Manhattan.
Halverwege de voorstelling wordt duidelijk wie Otto en Romy écht zijn (of beter: wie ze niet zijn) en wordt er iets te onstuimig gestoeid met ‘het vertellen’ op zich. Ineens komt de manier waarop het verhaal verteld moet worden op de voorgrond in de plaats van het verhaal zelf. Helemaal naar Allens normen. Echt geslaagd is dat niet. Eerder stroef. Het gestoei wordt gedoe. De mooiste momenten zijn deze waarop de personages op de grens tussen gekte en wanhoop, tussen pure extase en diep verdriet balanceren en zich Dalida in de Olympia in Parijs wanen (prachtig gespeeld door Vandermeersch) of zich als een fan gedragen die koste wat koste op spectaculaire wijze een biefstuk voor zijn favoriete schrijver wil bakken. Dan knettert het spelplezier en ontluikt uit de gekte en de absurditeit een aandoenlijk heldere en heerlijk grappige tragikomedie over de zoekende, falende mens die zichzelf én de ander probeert overeind de helpen en te houden.
De levenswijze humor van Sobrie, Van den Brande en Vandermeersch is haast smeuïger en speelser dan de humor van Woody Allen. En het gehannes met het in vraag stellen van het verloop van het verhaal, werkt vooral bij Allen. Hier werkt het vooral het ritme van het stuk tegen. Deels omdat tijdens die momenten enkel Sobrie in de zaal kijkt (en daardoor in zijn eentje het publiek alsnog stevig bij de metatheatrale les tracht te houden).
Woody is een guitige, wervelende maar tijdens de première nog iets te krakende voorstelling waarin de ‘scharnieren’ te zichtbaar zijn en de scènes iets te snel gespeeld worden. Nog even bijsturen en dan wordt elke scène even duister en droogkomisch als het zalige beginbeeld. Helemaal Alle, maar vooral helemaal Sobrie, Van den Brande en Vandermeersch.
Smaakmaker:
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Els Van Steenberghe
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier