Kunstenares Sarah Yu Zeebroek: ‘Op straat riepen ze al een paar keer “corona! corona!” naar me’

© JEF BOES

In het leven van kunstenares en muzikante Sarah Yu Zeebroek is water een constante. En haar artistieke oerknal vond op de wc-pot plaats. Dus zegt ze: ‘Ik moet het gevoel hebben dat ik op elk moment de benen kan nemen via het water.’

Als je leven verfilmd zou worden, welke scènes moeten er dan zeker in? Deze zomer schrijven bekende medemensen het scenario van hun leven.

Proloog. De trein.

Doek-doek, doek-doek, doek-doek. Traag rolt een goederentrein Wenzhou uit, een havenstad aan de oostkust van China. Het is 1940. In Europa verscheurt de Tweede Wereldoorlog lijven, levens en landen. In Azië is de Tweede Chinees-Japanse oorlog volop aan de gang. Ook hier zijn angst, armoede en honger legio.

Een jongen van veertien verlaat zijn schuilplaats in het struikgewas, sprint de trein achterna, komt meter voor meter dichterbij, het geluid zwelt aan, stoom pakt zich als een donderwolk boven zijn hoofd samen, hij kan de toekomst al bijna aanraken. Chung Lam Yu heet de jongen. Hij heeft lang getwijfeld, uren wakker gelegen ’s nachts, niets verteld tegen vader en moeder, eenvoudige mensen op het platteland rond Wenzhou, hij zou het niet hebben gedurfd. Maar nu hij de goederentrein bijna heeft ingehaald, voelt hij door zijn hele lijf een warme kracht stromen: dit is zijn weg in het leven, dit is wat hij nu moet doen, dit is zijn grote sprong voorwaarts.

Hij springt.

En hij laat niet meer los.

Kunstenares Sarah Yu Zeebroek: 'Op straat riepen ze al een paar keer
© JEF BOES

‘Met die trein is mijn grootvader tot in de eerstvolgende grote stad geraakt’, vertelt Sarah Yu Zeebroek. ‘Van daaruit is hij als verstekeling naar Hongkong gevaren, in die tijd nog een Britse kolonie. In een donkere, benepen ruimte onder het onderste ruim van de boot.’

In Hongkong vindt Yu de liefde – Chee Ging Pao heet ze – en werkt als matroos in de haven. Jarenlang vaart hij de wereld rond. Tot hij kinderen krijgt, drie dochters op een rij, en eind jaren vijftig besluit zijn vleugels nog wat verder uit te slaan.

Hij komt in de Molenstraat in Aalst terecht, en begint er een Chinees restaurant. ‘Shanghai’ noemt hij het.

‘Antwerpen was hem bevallen toen hij er als matroos eens was geweest, maar hij had schrik om in de handen van de maffia te vallen. Vandaar Aalst, wat verder van de haven.’

Na een jaar maakt ook zijn vrouw de oversteek van Hongkong naar Aalst. Nog eens een jaar later hun drie dochters. Onder hen Wei Wun Yu, toen zeven.

Scène 1. De natte handdoek.

Een studentenkamer in het hart van Amsterdam, boven het Vlaams cultuurcentrum De Brakke Grond. Het is midden in de nacht – een zwoele, onstuimige nacht in de winter van 1982 – en Peter Van Heirseele, een jongen uit Torhout die zich Herr Seele laat noemen, duwt zijn linkeroor bijna ín de muur.

Wat hoort hij daar nu allemaal, in de kamer naast de zijne? Wat is daar in godsnaam aan de hand? Een losbandig feest waarvoor hij niet is uitgenodigd?

Boven het geduw en gerammel uit herkent hij de stem van zijn beste maat Luc Zeebroek, met wie hij een jaar eerder de blonde stripheld Cowboy Henk op de wereld heeft gezet, en die van Wei Wun Yu, sinds zes maanden het lief van zijn beste maat. Zo te horen hebben ze elkaar met geweld lief.

‘Volgens de legende ben ik die nacht verwekt. Herr Seele vertelt het verhaal nog dikwijls, en elke keer wordt het een beetje heroïscher. In de recentste versie moest mijn moeder na de daad minutenlang afgekoeld worden met een natte handdoek, zo opgewonden zou ze zijn geweest.’

Wat er ook van zij, op 8 september 1983 komt in de Gestichtstraat in Zwijnaarde Sarah Yu Zeebroek op de wereld. Aan de balie van het Gentse stadhuis twijfelt vader Luc, een jongen uit Oostende die zich Kamagurka laat noemen, even over de meest geschikte naam: Bafpunt of Sarah, naar dat nummer van Bob Dylan dat hij zo graag hoort? Hij twijfelt lang, maar uiteindelijk valt de keuze toch op Sarah. Met de ‘h’ van Hongkong.

Scène 2. De pot.

‘We maken een sprong in de tijd: ik ben vijftien en ik zit op de wc bij mijn vader thuis. Mijn ouders zijn intussen uit elkaar en ik ben een typische puber. Ik voel me mottig, heb last van stemmingswisselingen en van mijn veranderende lichaam, ben onzeker over mezelf, weet niet wat ik met mijn leven aan moet vangen. Naast de toiletpot ligt een stapel boeken en tijdschriften. Ik neem een van de boeken uit de stapel en zie op de kaft een naam staan die ik niet kan uitspreken. Lusjebert? Loecébeer? Loetsjebert? Ik blader door het boek en verstijf volledig, ik kan niet meer verder kakken. Ik ben volledig betoverd door het werk van die vreemde Lucebert. Door de energie, het gevoel van vrijheid, de spontaniteit. Als kind heb ik veel getekend, maar rond mijn tiende ben ik ermee gestopt. Zodra ik enigszins bekomen ben, doe ik mijn broek weer aan, neem ik een vel papier uit de kast en begin ik te tekenen. Ik voel de levensenergie opnieuw door mijn lichaam stromen, ben precies verlost van al die melancholische pubergevoelens. Een heel intense, bijna dramatische sensatie. De ontdekking van Luceberts werk was een ware bevrijding voor mij. Ondertussen zijn we bijna twintig jaar verder en ben ik nog altijd aan het tekenen. Sinds die oerknal op de pot ben ik er niet meer mee gestopt.’

Kunstenares Sarah Yu Zeebroek: 'Op straat riepen ze al een paar keer
© JEF BOES

Scène 3. De cd-hoes.

Kort na de oerknal op het toilet staat Sarah Yu Zeebroek in de muziekafdeling van de Gentse bibliotheek, toen nog gelegen aan het Woodrow Wilsonplein op ’t Zuid. In stilte bladert ze door de bakken vol cd’s. Beastie Boys, Beck, Butthole Surfers: ze kent ze allemaal. Kevin Coyne? Fantastische hoes, maar die cd heeft ze vorige week al mee naar huis genomen.

Ze mag maximaal vijf cd’s ontlenen, ze moet kieskeurig zijn. Vanzelfsprekend is ze kieskeurig: ze is opgegroeid met de muziek van Captain Beefheart en Frank Zappa, van Pere Ubu, Nico en The Residents. Dan ga je niet naar huis met Backstreet Boys.

Verder zoeken bij de ‘c’ dan maar. JJ Cale, John Cale. Haar vinger blijft haken aan een album van een groep met een vreemde naam: Cibo Matto. Klinkt als een Italiaanse broodsoort, een voetballer van Eendracht Aalst misschien zelfs, maar wanneer ze het boekje uit het doosje heeft gehaald, blijkt het om een Japanse band te gaan. Met twee frontvrouwen ook nog eens.

Zeebroek neemt de cd mee naar huis, kopieert hem en laat keer op keer de hoge stemmen van de Japanse vrouwen door de boxen schallen.

‘Het vinden van die cd van Cibo Matto in de bib was mijn tweede grote moment van ontwaken. Dankzij hun muziek zag ik in dat ik misschien zelf ook muziek kon maken, zonder per se een virtuoos te zijn.’

Zeebroek zet haar vioolopleiding stop en begint thuis te experimenteren met gitaar en zang. Samen met haar broer Boris knutselt ze flarden muziek in elkaar, nummers kun je het bezwaarlijk noemen.

‘Wat ook meespeelde in die betovering door Cibbo Matto, was het feit dat ik in mijn puberteit amper Aziatische muzikanten tegenkwam. Alsof we er precies nog altijd niet bij hoorden, zo voelde het. Hoe dikwijls ik als kind ook niet de vraag gekregen heb vanwaar ik kwam! En als ik dan antwoordde: “Van Gent, hoezo?” kwam natuurlijk meteen de vervolgvraag: “Nee, nee: vanwaar ben je echt?” Of dat ik toch goed Nederlands sprak “voor iemand die niet van hier is”. Tijdens de lockdown was het weer van dat: op straat werd een paar keer “corona! corona!” naar me geroepen, terwijl ik nog nooit in China ben geweest.’

'Ik las een boek van Lucebert op het toilet en ik verstijfde volledig. Ik kon niet meer kakken.'
‘Ik las een boek van Lucebert op het toilet en ik verstijfde volledig. Ik kon niet meer kakken.’© JEF BOES

Scène 4. De kont.

17 is ze, en stapelverliefd. Op een man van 28. De hele avond heeft ze naar zijn kont staan staren, vanaf de zijkant van het podium van de Ancienne Belgique. Het is 1999, Humo reikt zijn Pop Poll Awards uit en Zeebroeks vader Kamagurka praat de avond aan elkaar.

Tijdens het optreden van Arno Hintjens valt haar oog op de kont van diens gitarist: Geoffrey Burton. Elf jaar ouder, maar hey: op lonken staat geen leeftijdsgrens. Ook backstage kan ze haar ogen niet van de Gentenaar afhouden. En wanneer op het einde van de avond vaders autobanden met messen blijken kapotgemaakt, na een akkefietje met de beveiligingsagenten, is het feest compleet: een lift van de knappe gitarist, een veel te korte rit terug naar Gent, schuchter op de achterbank, en vlinders voor het leven.

‘Drie jaar na die bewuste Pop Poll-avond hebben Geoffrey en ik elkaar echt leren kennen, toen het wel legaal was, en snel daarna zijn we een koppel geworden. Deze zomer zijn we zeven jaar getrouwd. Wat me zo in hem aantrekt, behalve zijn mooie kont? Zijn zachte gekte. Zijn satijnen wenkbrauwen. En zijn obsessie met muziek. Blijkbaar val ik op maniakken.’

Scène 5. De aanrijding.

De nacht van 10 op 11 juni 2008. Sarah Yu Zeebroek ligt vredig te slapen. Ze droomt zoete dromen, het leven lacht haar toe.

Na twee jaar op de Rietveld Academie in Amsterdam, de stad waar ze is verwekt (‘ik heb die opleiding nodig gehad om los te komen van mijn thuis, om te worden wie ik vandaag ben, maar na twee jaar was ik blij om terug te komen’), en drie jaar op de LUCA School of Arts in Gent is ze afgestudeerd als illustratrice. Bovendien staat haar muziekgroep The Hong Kong Dong, waarin ze samenspeelt met broer en man, op de rand van de grote doorbraak: na hun finaleplaats in Humo’s Rock Rally en de bijbehorende golf van media-aandacht zijn ze klaar voor een zomer vol festivals en feest.

Tot ze met een schok wakker wordt. ‘De toenmalige vriendinnen van mijn vader en mijn broer stonden ineens aan mijn bed. Midden in de nacht. Ik wist meteen hoe laat het was.’

Eerder die avond is Wei Yun Yu aangereden door een brommer. Ze was met de fiets op weg naar huis, na haar werk als intercultureel bemiddelaar in het ziekenhuis van Sint-Niklaas, en is in een coma beland. Kort nadien sterft ze. 48, voor altijd.

‘De dood van mijn moeder heeft me enorm ontnuchterd. Het heeft zeven jaar geduurd voor er weer wat licht in mijn hoofd kwam, voor ik weer wat vertrouwen kreeg in het leven. Ik heb precies jaren in een shock geleefd, alsof ik een zware hersenschudding had opgelopen. Blijven tekenen en muziek maken heeft me erdoor geholpen, maar het blijft moeilijk. Gelukkig verschijnt mijn moeder nog regelmatig in mijn dromen. Zo nam ze mee eens mee naar een groen, glooiend landschap waar mijn eigen grafsteen op me lag te wachten. ‘Dit is voor jou later, Sarah’, zei ze. Sinds die droom ben ik niet meer bang om te sterven.’

Scène 6. Het eiland.

Skyros, een Grieks eiland in het hart van de Egeïsche Zee. Azuurblauwe lucht, witte huisjes die als schimmels tegen een rotswand kleven, turquoise water eromheen.

Schouder aan schouder met haar man stapt Zeebroek door de warme straten. Met elke stap die ze zet, voelt ze weer wat licht haar lichaam en geest binnenstromen. Ze gaat onder een boom zitten en kijkt vanuit de schaduw naar de Grieken. Tekent. Zwemt. Eet. Drinkt. Komt tot rust.

En ze lacht weer, dat was lang geleden.

‘Na al die jaren is Griekenland mijn tweede thuis geworden. Het feit dat ik daar contact kan maken met octopussen, de horizon kan zien, de kleuren van de zee in me kan opnemen, het groen van de planten kan proeven en de wind tussen mijn benen kan voelen, heeft enorm geholpen om de donkerte uit mijn hoofd te verdrijven. Ik voel me op een vreemde manier verbonden met het Griekse landschap, met de rotsen, de lucht, het onherbergzame decor. Mijn man en ik proberen minstens een keer per jaar naar Griekenland te gaan, naar Skyros of naar Kreta. We zijn ook zot van de Griekse keuken en de Griekse muziek, we volgen nu zelfs avondlessen Grieks. Of ik er ooit hoop te wonen? Misschien, maar dan wel als een olijfboom. (lacht) Laat Griekenland maar aan de Grieken.’

Kunstenares Sarah Yu Zeebroek: 'Op straat riepen ze al een paar keer
© JEF BOES

Aftiteling.

Vanuit haar appartement in het centrum van Gent heeft Sarah Yu Zeebroek uitzicht op het water. Ze kijkt soms minutenlang door het venster. ‘Ik wil altijd in de buurt van water zijn’, zegt ze. ‘Ik moet het gevoel hebben dat ik op elk moment de benen kan nemen via het water.’

Of haar man en zij ook deze zomer naar Griekenland zullen reizen, is nog niet duidelijk. In afwachting mijmeren ze iedere dag over Kreta en bereiden ze elk een nieuw project voor: Burton een soloplaat, Zeebroek een tentoonstelling in Ronse.

Ze bladert nog dikwijls door het boekje van die vreemde Lucebert. Bij voorkeur op het toilet, tussen het knallen door.

Vader Kamagurka blijft maar tekenen.

Broer Boris speelt inmiddels samen met Charlotte Adigéry.

Een nieuwe plaat van The Hong Kong Dong zit er niet meteen aan te komen. Desalniettemin maakt Zeebroek nog bijna elke dag muziek. Muziek en tekenen, ze heeft het allebei nodig. ‘Anders val ik uit elkaar.’

Grootvader Chung Lam Yu is 94, grootmoeder Chee Ging Pao 88. Ze wonen nog altijd in Aalst.

Het Chinees restaurant in de Molenstraat bestaat nog steeds. De spoorweg tussen Gent en Brussel is vlakbij. Traag rollen de goederentreinen er voorbij. Doek-doek, doek-doek, doek-doek.

Sarah Yu Zeebroek

Stelt nog tot 30/8 tentoon in het oude Postgebouw en het oude zwembad in Ronse. Info: www.salondesartistes.be

Sarah Yu Zeebroek

37 jaar

Woont en werkt in Gent, de stad waar ze is opgegroeid.

Illustratrice en muzikante bij The Hong Kong Dong

Is samen met gitarist Geoffrey Burton.

Droomt van een leven als olijfboom op een Grieks eiland.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content