Waarom Candice Carty-Williams haar boek zelf een ‘zwarte Bridget Jones’ noemt
Candice Carty-Williams herkende zichzelf niet in de hedendaagse literatuur en dus schreef ze Queenie, een actueel portret van een jonge zwarte vrouw in Londen. ‘Sommige lezers denken dat Queenieeen romcom is. Die heb ik goed liggen.’
Zes jaar geleden werkte Candice Carty-Williams op de marketingafdeling van een uitgeverij en woonde ze in een kleine, bouwvallige studio in Londen. Zowel in haar werk als op de schappen van de plaatselijke boekhandel viel haar iets op: de personages die ze tegenkwam, waren steevast wit, woonden in hippe appartementen en worstelden niet met de dingen waar zij mee worstelde. Vrouwen zoals zichzelf vond ze amper terug in de hedendaagse literatuur.
En dus begon ze, onder het motto ‘ik heb toch niks te verliezen’, zelf een roman te schrijven. Het resultaat is Queenie, het scherpe, pijnlijke en hilarische relaas van Queenie Jenkins, een 25-jarige Jamaicaans-Britse vrouw die na een relatiebreuk opnieuw recht probeert te krabbelen, maar verstrikt raakt in een web van datingapps, onzekerheden, seksuele grijze zones en moeizame zelfontwikkeling.
Intussen heeft Queenie een indrukwekkend parcours afgelegd. Carty-Williams zag haar roman uitgroeien tot een bestseller, verzamelde de ene lovende recensie na de andere en won als eerste zwarte schrijver de Britse Book of the Year Award. Momenteel werkt ze trouwens aan het scenario van een televisieadaptatie.
Valt dat succes te vatten?
Candice Carty-Williams: Moeilijk, maar ik ben het type mens dat liever niet té enthousiast wordt over dat soort dingen. Succes is ook maar relatief. Ik ben vooral blij dat mensen Queenie hebben leren kennen. Dat vrouwen zoals ik zich in haar herkennen en zich daardoor minder eenzaam voelen: daar ben ik het trotst op. Ik krijg geregeld berichtjes van lezers die zich ietwat bezorgd afvragen of ik stiekem hun dagboek heb gestolen en uitgebracht. (lacht) Ook van niet-zwarte mensen, trouwens. Blijkbaar maakt iedereen, net als Queenie, wel eens een rotperiode mee.
Ik krijg geregeld berichtjes van lezers die zich afvragen of ik hun dagboek heb gestolen en uitgebracht. Ook van niet-zwarte mensen, trouwens.
Je schreef Queenie in de eerste plaats omdat het gebrek aan herkenbare personages je frustreerde.
Carty-Williams: (knikt) Ik was 25, woonde in een brakke studio in Londen, zat continu zonder geld en de microagressies vlogen me als zwarte vrouw voortdurend om de oren. Mijn witte vriendinnen gingen op leuke dates en kregen vaste relaties, terwijl ik op datingapps werd benaderd door mannen die graag eens ‘gedomineerd wilden worden door sterke zwarte vrouwen’. Heel verwarrend. Het fantastische aan boeken is dat ze troost kunnen bieden omdat je jezelf erin herkent, maar ik groeide op met witte verhalen geschreven door witte mensen. Ik voelde me eenzaam. Queenie is het boek dat ik op zulke momenten zelf graag had gelezen. En ik wist dat ik niet de enige kon zijn met die specifieke ervaringen.
Ik las dat je op je eerste schrijfdag meteen achtduizend woorden bij elkaar pende. Hoelang was het idee achter Queenie al aan het borrelen?
Carty-Williams: Een hele tijd. Het voelde alsof ik een gigantische databank aan verhalen en herinneringen – niet alleen van mezelf, maar ook van vrienden en familie – had verzameld waaruit ik inspiratie kon putten. Toen ik eenmaal begon te schrijven, barstte dat er allemaal uit. Blijkbaar was ik er klaar voor om bepaalde dingen te fictionaliseren.
Queenie is een jonge vrouw met Jamaicaanse roots, woont in Londen en werkt als journalist. Hoe vaak krijg je de vraag of Queenie en Candice één en dezelfde persoon zijn?
Carty-Williams: Voortdurend. (lacht) Maar voor alle duidelijkheid: ik ben níét Queenie. We zijn totaal verschillend, maar we bekijken de wereld wel door dezelfde lens. (denkt na) Als ik een roman lees, vraag ik me nooit af of de auteur het over zichzelf heeft. Ik ga ervan uit dat die een verbeelding heeft en gepassioneerd is door het vak. Waarom krijg ik die vraag dan voorgeschoteld? Alsof de kunst van de verbeelding niet is weggelegd voor zwarte vrouwen. Ik heb nochtans gewoon een roman geschreven, hoor. Dat is namelijk mijn job.
Als ik een roman lees, vraag ik me nooit af of de auteur het over zichzelf heeft. Waarom krijg ik die vraag dan voorgeschoteld?
Queenie werd vrijwel meteen omschreven als ‘de zwarte Bridget Jones‘. Een vergelijking die sommige lezers kleinerend vinden, maar die jij voor alle duidelijkheid zelf in het leven hebt geroepen.
Carty-Williams: Klopt. Ik heb jarenlang bij een uitgeverij gewerkt. Ik wéét dat je een catchy pitch nodig hebt om een boek te verkopen. En er zijn nu eenmaal weinig boeken waarmee ik Queenie kon vergelijken. Bridget Jones kwam in mijn ogen nog het dichtst in de buurt, ook al is Jones een blonde, witte vrouw die er warmpjes bij zit. Bovendien wilde ik dat Queenie dezelfde grootse, big-budgetaanpak kreeg en niet werd weggezet als een of ander klein literair project. Het is ook niet alsof ik probeerde te verbergen dat Queenie over een zwarte vrouw gaat. Op de cover staat een silhouet van een vrouw met braids. De enige grote knipoog is het feit dat een van Queenies beste vriendinnen Darcy heet, net als Bridgets love interest.
Waarom vind je het zo belangrijk dat Queenie een commercieel succes is? Omdat je je boodschap zo breed mogelijk wil verspreiden?
Carty-Williams: Ja. En omdat we het verdienen. Ik heb nog niet veel boeken van zwarte vrouwen zien uitgroeien tot commerciële successen. Als ik op zoek ging naar een boek waarin ik mezelf kon herkennen, was ik aangewezen op de zwarte sectie van de lokale boekhandel.
Is Queenie een politiek boek?
Carty-Williams: Voor de volle honderd procent. Sommige mensen denken dat Queenie een romcom is. (grinnikt) Die heb ik goed liggen. Mijn bestaan is politiek, net zoals dat van Queenie. Ik kan me niet voorstellen dat ik ooit een boek schrijf dat níét politiek is. De roman moest en zou de stereotypen die zwarte vrouwen zo vaak worden opgelegd doorprikken. Daar was ik heel bewust mee bezig.
Een daarvan is ongetwijfeld het clichébeeld van de Sterke Zwarte Vrouw. Queenie is sterk, maar ze worstelt met haar mentale gezondheid, maakt slechte beslissingen en komt gaandeweg tot het besef dat ze professionele hulp nodig heeft.
Carty-Williams: (knikt) Queenie móést kwetsbaar en imperfect zijn. Ze is nog heel erg op zoek naar zichzelf. Ik wil bewijzen dat je aan geen enkel cliché hoeft te beantwoorden. Je hoeft als zwarte vrouw niet per se sterk, sexy, zorgzaam of sassy te zijn omdat dat nu eenmaal is wat mensen van je verwachten. De trope van de Sterke Zwarte Vrouw is enorm schadelijk. Na een tijdje begin je er zelf in te geloven. Heel vermoeiend. Zelf kampte ik vroeger met angstaanvallen en depressie, en dat was een enorm taboe. Ook binnen de zwarte gemeenschap. Mijn grootmoeder wilde er niet eens over praten en mijn vader vond dat ik moedig moest zijn. Dat was het dan. Intussen zeg ik gewoon eerlijk: ‘Hallo, ik ben Candice en ik ben heel fragiel.’ Ik ben nu eenmaal een emotionele baby. Het heeft weinig zin om dat te verbergen. We zijn nog steeds op zoek naar de juiste taal om te communiceren over mentale gezondheid, maar ik zie verbetering.
Ik wil bewijzen dat je aan geen enkel cliché hoeft te beantwoorden. Je hoeft als zwarte vrouw niet per se sterk, sexy, zorgzaam of sassy te zijn.
De gebeurtenissen in Queenie zijn vaak heftig, maar je beschrijft ze met een zekere lichtheid. Een bewuste keuze?
Carty-Williams: I like funny. Dat is nu eenmaal mijn stijl. Ik lach zelfs bij mijn therapeut. (lacht) Queenie beleeft een rotperiode, maar ze gaat ermee om met een lach en een traan. Ze is niet het type om in een hoekje te gaan zitten wenen, ze omringt zich liever met haar vriendinnen en probeert zich er doorheen te worstelen.
Je begon de roman te schrijven op je 25e. Intussen ben je 31. Hoe voelt het dat Queenie al zolang deel uitmaakt van je leven?
Carty-Williams: (schrikt) O ja, Queenie is al zes jaar bij me! En ik heb niet het gevoel dat ze me snel zal verlaten. Da’s oké, want ik zie haar graag. Ze is een beetje uitgegroeid tot mijn kleine, fictieve zus. Ik ben blij dat Queenie nog steeds nieuwe lezers aantrekt. Zolang ik het boek zelf maar niet opnieuw hoef te lezen. (lacht)
Hoezo?
Carty-Williams: Als ik sommige passages teruglees, denk ik: ‘ That’s mad! Waarom heb ik dat geschreven?’ (lacht) Ik zou Queenie op geen enkel ander moment in mijn leven geschreven kunnen hebben. Je hebt een heel specifieke energie op je vijfentwintigste. Ik wilde vooral grenzen verleggen en zeggen wat ik te zeggen had, zonder me daar al te veel vragen bij te stellen. Intussen ben ik veel rustiger en kies ik mijn woorden zorgvuldiger. Daar krijg ik nu ook de kans toe, want dankzij Queenie luisteren mensen effectief naar wat ik zeg. Ik hoef niet langer te roepen om gehoord te worden.
Queenie
De vertaling is nu uit bij Prometheus.
Candice Carty-Williams
Geboren in 1989 in Londen.
Doet jarenlang ervaring op op de marketingafdeling van uitgeverijen als HarperCollins en Vintage.
Creëert in 2016 de Guardian and 4th Estate BAME Short Story Prize, met als doel ondervertegenwoordigde schrijvers een platform te bieden.
Schrijft artikels en columns voor onder meer The Guardian, i-D, The Sunday Times en Vogue.
Debuteert in 2019 met Queenie, waarmee ze als eerste zwarte man of vrouw de Britse Book of the Year Award wint.
Werkt momenteel aan een kortverhaal, de televisieadaptatie van Queenie en haar tweede roman.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier