Van stotteraar naar stadsdichter: ‘Herkomst of talent kan me niet zoveel schelen. De inzet telt’
Rotterdam heeft een nieuwe stadsdichter, Derek Otte. Een gesprek met hem over stotteren, eenzame uitvaarten en het belang van rap: ‘Kunst is een momentopname in het marathonachtige karakter dat een mensenleven kenmerkt.’
Al jaren, volgens sommigen sinds de middeleeuwen al, bestaan er stadsdichters. Zo ook in Rotterdam, waar de oude functie elke twee jaar een nieuw gezicht krijgt. Voor de jaren 2017 en 2018 is dat Derek Otte (29).
Zijn eerste stadsgedicht Nou en of begon Otte met kil klinkende klanken: ‘een soort van onverschilligheid / wellicht nog wel ons grootste goed, omdat het hier uiteindelijk / vrijwel niemand iets kan schelen.’ Opent Otte hiermee een venster voor een verkillende bries in het Rotterdamse? ‘Nee, niet zozeer verkillend, maar vooral luisterend en samenbindend’, antwoordt Otte, waarna hij verduidelijkt: ‘Herkomst of talenten kunnen me niet zoveel schelen. Nee, de inzet telt. Dat wil ik meegeven.
Nou en of
een soort van onverschilligheid
wellicht nog wel ons grootste goed
omdat het hier uiteindelijk
vrijwel niemand iets kan schelen
of jij mijn of andere kijk
of ik op stand en jij de wijk
of jij nou u terwijl ik jij
één voor allen
allen voorbij
mede-, Neder-, anderlander
hier werkt wie er werken ken
wie d’r hier doorgaans weinig vrij
boeit het meestal toch vrij weinig
of jij zondag of toch vrijdag
of ik jou moet of jij mij mag
of jij nou wit terwijl ik zwart
soms hand in hand
vaak hart tot hart
al lijken we als dag op nacht
onze strijd gelijkenissen
het zou er hier toe kunnen doen
wat zou het uit moeten maken
of jij van dame of toch heer
of ik met minder jij met meer
of jij nou groots waar ik dan klein
vooruit komt voort
uit anders zijn
kaders tralies
hokjes fabels
ik heb jou als
jij dan mij hebt
geen goed of slecht
slechts nep of echt
hier zijn we wij
en zonder zij
een soort van onverschilligheid
Vrienden en logopedie
Otte is zelf een sprekend voorbeeld van hoe inzet kan lonen. Van zijn zwakte maakte hij zijn kracht. ‘Als kind stotterde ik, terwijl ik nu spoken word-artiest ben. Deze overwinning heb ik ook te danken aan mijn passie voor taal, die ik al ontwikkelde op de middelbare school. Ik verslond de raps van iemand als 2Pac en vertaalde ze soms om ze beter te begrijpen. Maar omdat ik stotterde, was ik bang om te spreken. Gelukkig stimuleerden enkele vrienden mij, zodat ik kan zeggen dat ik mijn carrière ook aan hen te danken heb.’
Otte vertelt zónder te stotteren. ‘Ik ging naar een logopedist. Daardoor stotterde ik al snel minder en had ik mijn eerste positieve spreekervaring, op het podium bij Frappant Comedy (comedypodium in Den Haag dat inmiddels niet meer bestaat, nvdr.). Dat gaf mij meer lef om spoken word-optredens te geven, zodat ik in een opwaartse spiraal geraakte.’
‘In het begin was ik onbekend, zodat mijn publiek nog niet zo enthousiast was.’ Even tuurt Otte. ‘Ik heb toen veel geleerd. Of zoals Toon Hermans, een van mijn voorbeelden, ooit zei: “Het dal is vruchtbaarder dan de top.” Stilaan gaan de mensen mij waarderen.’
En zo belde de commissie Stadsdichter Otte vorig jaar met een onverwachtse mededeling. ‘Toen ik hoorde dat de commissie mij als stadsdichter benoemd had, kon ik mijn oren niet geloven! Nooit had ik verwacht dat ze een spoken word-artiest zouden benoemen. Ik kreeg mooie reacties mee: “Derek maakt eigentijdse en toegankelijke poëzie, waardoor hij bij Rotterdam past. Verder merken we dat spoken word snel groeit in onze stad.”‘
Ambities voor Rotterdam
‘Ik merk dat mijn functie breed gedragen wordt en dat ik mijn netwerk kan inzetten om meer aandacht te krijgen op minder bekende mensen die toch waardering verdienen. Ik denk vooral aan vrijwilligers, ouderen en aan de eenzame uitvaarten. Dat zijn uitvaarten waarbij er nauwelijks familie of vrienden komen.’ Otte slikt even: ‘Dat was vroeger goed geregeld in Rotterdam, maar werd door de gemeente gestopt. Ik wil de traditie weer opnemen.’
Ik wil expressievormen bieden, waarin alle mensen zich fatsoenlijk kunnen uiten.
Toch is het stadsdichterschap niet alleen maar lof en altruïsme. Otte merkt nog altijd een latente spanning tussen oude en nieuwe kunst. ‘Ik zie dat gevestigde namen in de cultuursector veel subsidies krijgen, terwijl opkomende culturele uitingen, zoals rap, veel minder geld krijgen, omdat ze nog vertrouwen moeten winnen. Dat vind ik jammer, want opkomende kunstvormen drukken gevoelens van grote groepen mensen uit. Als we die uitingsvormen onvoldoende faciliteren, zullen jonge mensen zich nauwelijks gehoord voelen, zodat de samenleving nog verdeelder raakt dan ze nu al is.’
We komen op politiek terrein. Otte glimlacht even en kijkt me aan. ‘Als stadsdichter wil ik de Rotterdammers verbinden, zodat ik geen politieke uitspraken kan doen. Ik vind het bovendien belangrijker dat mensen gehoord worden. Ik wil ze heldere woorden en een open oor bieden.’
Tegen begin 2019 hoopt de dichter dat gerealiseerd te hebben. ‘Graag wil ik meer poëzie in de openbare ruimte en in het onderwijs. Ik expressievormen bieden waarin alle mensen zich fatsoenlijk kunnen uiten. Daarnaast werk ik aan een boek met allerlei korte verhalen en poëzie, gebaseerd op de levensverhalen van Rotterdammers. Zij kunnen via dit eclectische boek van elkaar kennisnemen, zodat ze elkaar wellicht beter gaan begrijpen.’
Inspiratiebronnen
Voor dit boek vormt de veelkleurigheid van de Rotterdamse bevolking Ottes inspiratiebron, maar geldt dat ook voor zijn andere poëzie? ‘Alles is mijn inspiratie, omdat elk gedicht ‘ergens’ in zit. Dat gaat bij mij heel snel en telkens leg ik andere associaties.’
Vroeger was ik niet altijd een lieverdje, maar toch waren mijn ouders er altijd.
‘Iemand merkte onlangs nog op: “Je schrijft anders dan enkele maanden geleden”. “Ik mag het hopen”, antwoordde ik. Kunst is een momentopname in het marathonachtige karakter dat een mensenleven kenmerkt. Het is dus evident dat ieder oeuvre heel gevarieerd is.’
Otte laat zich naar eigen zeggen even gemakkelijk inspireren door beeldende kunstenaars als door woordkunstenaars. Hij noemt ‘Toon Hermans, Stef Bos, Bram Vermeulen, Ilja Leonard Pfeiffer, de Syrische dichter Nizar Qabbani, Jules Deelder en Simon Vinkenoog.’ ‘Ondanks hun enorme verschillen qua stijl, zie ik bij hen iets dat ik heel belangrijk vind: de combinatie van talent en passie.’
Poëtisch prikkelen
De zoektocht naar passie is een belangrijk kenmerk van het postmodernisme, net als de afwijzing van algemeen geldende normen. Daar wil Otte niets van weten. ‘Als we willen samenleven, ontkomen we niet aan algemene fatsoensnormen, zelfs de kunst niet, hoewel ze wel moet kunnen prikkelen.’
Ottes kunst is dus niet maatschappelijk autonoom, maar evenmin financieel gedreven. Zijn werk geeft hij uit via zijn uitgeverij, die hij samen met een vriend opzette. ‘Geld is een noodzakelijk kwaad; ik heb het nodig, maar tegelijk wil ik zo onafhankelijk mogelijk blijven. Daarom leg ik bij opdrachten doorgaans mijn artistieke vrijheid zwart op wit vast.’
Binnenkort volgt de nieuwe bundel TOFLOF. ‘Ik wil het ‘Hollywood-ideaal’ over liefde ontmaskeren door het concept te verbreden. Liefde is meer dan romantiek, het gaat ook over de band met je vrienden en ouders. De laatste vind ik de puurste liefdesvorm; ze is de onbaatzuchtigste. Zo was ik vroeger niet altijd een lieverdje, maar toch waren mijn ouders er altijd”. Even zwijgt Otte en besluit: ‘Over zulke liefde wil ik de lezer van TOFLOF laten nadenken, maar soms wel met een knipoog.’
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier