Van dit boekje bestaan maar 15 exemplaren, en Maud Vanhauwaert heeft er één van
De Antwerpse stadsdichter legt uit waarom ze een ‘dichtbundel’ met enkel voegwoorden en tussenwerpsels zo koestert: ‘Dit concept is zo uitgepuurd dat de eenvoud ervan ontroert.’
Bij haar aanstelling als Antwerps stadsdichter verbaasde Maud Vanhauwaert iedereen met haar pleidooi voor ‘witruimtes’. De meeste schrijvers hebben net een fobie voor blanco pagina’s, maar haar betoog hield wel steek: in tijden van overvolle agenda’s en hokjesdenken is de vrije ruimte een schaars goed geworden. Ook in haar recente Maud’s Mega Literary Lez Fest, in het kader van het Antwerp Queer Arts Festival, kleurde ze buiten de regenbooglijntjes. Bij haar jongste stadsgedicht hoorde ook een buitenproportioneel Wie is het?-spel. Daarvoor liet ze twintig mensen portretteren die zich ‘queer’ noemen en moeilijk met ja-neevragen te vatten zijn. ‘Voor velen is bijvoorbeeld ‘is het een man?’ of ‘is het een vrouw?’ al niet zo’n evidente vraag. Dat stadsgedicht gaat voor mij dan ook vooral over het belang van de nuance en de uniciteit van elke mens.’
Haar voorliefde voor ruimtelijke concepten toont zich ook in haar koesterboek, met van. ‘Ik heb het ontdekt op een boekenstandje in Amsterdam. Het is van vormgeefster Roos Laan, die zich baseerde op een gedicht van de experimentele dichter K. Michel. Ik hoor je al terugdeinzen bij het begrip ‘experimentele poëzie’ maar dit concept is zo uitgepuurd dat de eenvoud ervan ontroert. Michel had een tekst geschreven die enkel bestaat uit woorden die hij ‘de soldaatjes van de taal’ noemt, voegwoorden en tussenwerpsels, woorden die een functie hebben maar niet echt een betekenis. Het is een pure opsomming en als ik het voorlees voel je al meteen dat er een ritme wordt opgewekt. Die tekst gaf Roos Laan aan dertig mensen en die mochten er naar believen leestekens aan toevoegen, nog zo’n inhoudsloze symbooltjes. Raar genoeg verandert de toonaard daarmee meteen.
‘Laan heeft die teksten briljant in boekvorm gegoten. Door gebruik te maken van kalkpapier kun je de ene tekst over de andere leggen en spelenderwijs de tekst telkens vernieuwen. Toen ik met van ontdekte, heb ik haar meteen aangeklampt. Ik was op dat moment volop bezig met mijn poëziebundel Wij zijn evenwijdig – maar miste een goeie vorm. Zij stelde voor om een oblongformaat te gebruiken, een liggende bladspiegel, en meteen viel alles op zijn plek.
‘ met van is een heel uniek boekje: er zijn maar vijftien exemplaren van gemaakt en ik heb het lang tentoongesteld in mijn boekenkast, tot ik merkte dat zonlicht en papier niet zo’n goede vrienden zijn. Ergens vind ik het jammer dat deze niche tegenwoordig weinig weerklank vindt. Ten tijde van het dadaïsme en het modernisme waren dergelijke experimenten prominenter aanwezig in de literatuur – denk maar aan Paul van Ostaijen, Raymond Queneau of Georges Perec – maar als ik ooit een midlifecrisis krijg en over een zak geld beschik, begin ik een klein boekhandeltje met alleen maar zulke bibliofiele pareltjes. Kijk, van de gedachte alleen al word ik diep gelukkig.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier