Overdag schrijft Dimitri Antonissen krantenartikels, ’s avonds schrapt hij ze tot er poëzie overblijft
Gewapend met stiften, latten en krantenartikels schrijft Dimitri Antonissen poëzie, zonder zelf een woord op papier te zetten. Zijn ‘stiftgedichten’ slaan aan: na de succesvolle bundel Schrap Me van tien jaar geleden brengt hij nu de tweede verzameling Stift uit.
‘Schrijven is schrappen.’ Iedereen die zich bezighoudt met teksten componeren, kreeg dit adagium al naar het hoofd geslingerd. Weinig schrijvers nemen het echter zo letterlijk als Dimitri Antonissen, naast hoofdredacteur bij dagblad Het Laatste Nieuws is ook stiftdichter. In zijn vrije tijd neemt hij er krantenartikels bij, waarvan hij weer de meeste woorden doorstreept tot er een ‘stiftgedicht’ overblijft.
Overdag krantenartikels schrijven en ze ’s avonds weer opbouwen. Is het tijdens je werk als journalist dat de inspiratie voor de stiftgedichten kwam?
Antonissen: Ja en nee. Op zich ben ik naast mijn professionele leven altijd al bezig geweest met schrijven en literatuur. Toen ik hoofdredacteur werd, merkte ik echter dat dat professionele leven drukker werd en dat ik mijn hoofd moeilijker kon leegmaken om aan langere verhalen te werken. Dan ben ik naar een andere uitlaatklep beginnen zoeken om mijn creativiteit in kwijt te kunnen, en zo heb ik de ‘newspaper blackout poems’ van Austin Kleon ontdekt. Dat was een Amerikaanse creatieveling die aansloot bij het dadaïsme en die hetzelfde deed als wat ik nu doe: schrappen in nieuwsartikels tot er een gedicht overblijft. Toen ik dat zag klikte het meteen, want aangezien ik voor een krant werk had ik een hele stapel werkbaar materiaal liggen.
Ik heb me ook altijd goed gevoeld bij vormen die me een zekere beperking opleggen. Vroeger schreef ik bijvoorbeeld kortverhalen die uit exact 500 woorden bestonden. Hier is de beperking uiteraard dat ik gedichten moet maken uit woorden die niet van mezelf komen.
Volgens de romantische ideaal is poëzie ‘de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie’. Lukt dat met andermans woorden?
Antonissen: Je kan er uiteraard niet om heen dat die woorden en letters door iemand anders bedacht zijn, maar ik vind het heel fascinerend om te zien hoe je bepaalde associaties gaat leggen naargelang je emoties op dat moment. Afhankelijk van hoe ik mij voel, zullen er andere zinsfrases of klankkleuren blijven hangen.
Toen ik de index maakte voor mijn tweede dichtbundel, waarin ik vermeld welke gedichten uit welke kranten komen, ontdekte ik plots op dat er drie verschillende gedichten in zaten die Troost heetten. Ik heb nochtans weinig gedichten gemaakt uit de coronapagina’s, omdat die zich er niet echt toe leenden, maar ik denk dat dat misschien wel gekomen is omdat iedereen een beetje troost kon gebruiken de afgelopen twee jaren. Hoewel het iemand anders woorden zijn, blijft het voor mij wel iets hoogstpersoonlijks.
Heb je al eens een stiftgedicht uit je eigen artikels proberen maken?
Antonissen: Ik heb het één keer geprobeerd, uit een eigen column. Al weet ik niet meer goed wat het resultaat was. Ik had er alleszins niet met opzet mooie woorden ingestoken om er dan een geslaagd stiftgedicht uit te halen. (lacht)
Bovenal vind ik het interessanter om met anderen hun woorden te werken. Als je in de media werkt, heb je sowieso al macht over woorden, en het geeft een speciaal om jezelf dan de vrijheid te geven ook die van andere tot iets anders te maken. Jezelf de macht gunnen om een lang, ernstig essay in De Standaard in iets lichtvoetigs om te zetten.
Wat maakt kranten zo geschikt om stiftgedichten van te maken?
Antonissen: Kranten zijn ideaal, omdat de beste gedichten vaak ontstaan door twee artikels te combineren. Zo ben je niet beperkt tot de thematiek van één artikel, of het taalkader van slechts een enkele journalist. In een krant heb je verschillende artikels naast elkaar waarin verschillende manieren van gebruik samenkomen, zoals een feitelijk economiestuk naast een persoonlijke column, en dat brede scala is interessant om mee te spelen. Als je in een roman of een cultureel tijdschrift gaat stiften, zit je vaak met slechts 1 taalspectrum.
Hoe ontstaat een stiftgedicht: vallen de puzzelstukjes meteen in elkaar, of is het lang sleutelen?
Antonissen: Dat varieert. Sowieso lees ik de artikels niet echt, maar scan ik ze op zoek naar woorden en zinsfrases die blijven hangen. Soms zit ik zo in de koffiezaak met een krant en valt er meteen een heel mooi woord op, waarna ik al zit te popelen om naar huis te gaan om te beginnen stiften. Dan valt het soms in een kwartiertje al in elkaar.
Andere keren kan ik echter uren boven een artikel gebogen zitten. Mijn echtgenote herkent mijn peinzende blik dan al. (lacht). Soms heb je een gedicht in je hoofd, maar lukt het niet om de juiste lettercombinaties te vinden. Dan leg ik het even aan de kant, en de dag erop kan ik met frisse inspiratie soms iets nieuws vinden waardoor het alsnog in elkaar past. Ik vergelijk het graag met een schaakspeler die even geen goeie zet ziet op het bord, maar na even zijn hoofd leeg te maken nog met een verrassende strategie kan komen.
Het schrappen zelf neemt wellicht ook wat tijd in beslag.
Antonissen: ja, maar ik vind het net leuk dat het een traag, ambachtelijk proces is. Bij ons digitaal nieuwsmerk ben ik heel de dag bezig met pushberichten en breaking news. Alles moet snel gaan. Dan is het erg fijn om er ’s nachts een papieren krant bij te nemen, samen met wat stiften en een geodriehoekje, en zo langzaam te schrappen tot er een gedicht overblijft. Soms word ik ook uitgenodigd op het podium, waar ik de enige dichter met een powerpointpresentatie ben. (lacht). Dan projecteer ik niet enkel mijn gedichten, maar soms ook stop-motion video’s waarin je op een minuutje tijd een uurtje schrapwerk ziet. Verder is de enige technologie die eraan te pas komt een scanner om de gedichten in de bundels te zetten, en een programma om de contrasten scherper te maken.
Ondanks dat poëzie niet enorm populair is, blijken de stiftgedichten wel aan te slaan. Hoe verklaar je het succes?
Antonissen: Er bestaat zo’n cliché dat er meer mensen poëzie schrijven dan dat er lezers zijn. Dat zal ergens wel kloppen, maar de sterkte van de stiftgedichten is dat ze zo’n verrassende vorm hebben, en ook dat ze heel toegankelijk zijn. Iedereen kan een stiftgedicht maken, en de drempel is lager dan wanneer je voor een leeg blad moet gaan zitten om zelf de woorden te bedenken.
Je moedigt de lezer ook actief aan om zelf te stiften. In je nieuwe bundel zit er zelfs een appendix met tips om zelf stiftgedichten te maken.
Antonissen: Na mijn eerste bundel viel het al op dat ik wat navolging kreeg. Ik denk niet dat er iemand zo maniakaal mee bezig is als ik, maar op Instagram vind je veel andere mensen die zich er ook aan wagen. Ik vind het ook heel leuk om te zien wat andere mensen ermee doen: bij mij ligt de focus erg op het tekstuele, maar andere mensen gaan er bijvoorbeeld ook tekeningetjes of schilderijtjes bij maken. De stiftgedichten zijn zelfs al in enkele leerpakketten opgenomen. Soms sturen leerkracht mij door wat hun leerlingen gemaakt hebben, en daar zitten verrassend mooie dingen bij.
Het doet wat denken aan koelkastpoëzie: nog een heel toegankelijke poëzievorm waarbij je uit een beperkte hoeveelheid woorden een gedicht moet puren.
Antonissen: Zeker, en ik denk dat beide vormen om dezelfde manier aantrekkelijk zijn. Ten eerste ben je er fysiek mee bezig, door te schrappen of magneten te kleven, en daarnaast nodigt het je uit om unieke associaties te leggen. Je creativiteit wordt heel erg geprikkeld door die unieke linken tussen woorden te leggen. Iedereen kan uit hetzelfde artikel een heel ander gedicht stiften, en die combinatie van toegankelijkheid en de verrassende vorm spreekt tot de verbeelding.
Stiftgedichten, de tweede bundel van Dimitri Antonissen, is te bestellen via Poëziecentrum.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier