In ‘Een Geest in de Keel’ beschrijft Ní Ghríofa de sisyfusarbeid van elke thuiswerkende moeder
Twee moeders, twee eeuwen van elkaar gescheiden, worden verbonden door poëzie. De Ierse schrijfster Doireann Ní Ghríofa dicht de kloof vanuit haar keuken.
Haar zoontjes eten geven, de vaatwasser vullen, speelgoed oprapen, gemorst sap van de tafel vegen, de oudste naar school brengen, terug thuiskomen, de baby de borst geven, tig keer Rupsje Nooitgenoeg voorlezen, in de badkamer babybraaksel uit haar paardenstaart spoelen, een blokkentoren bouwen, een halve dweil slaan, de knieën van een peuter kussen omdat die uitgegleden is op de natte vloer, onder tafel broodkorsten verzamelen, een plakkerige puzzel maken en een kind in slaap sussen op de tonen van Karma Police: dat is het ochtendritueel van de Ierse schrijfster Doireann Ní Ghríofa. Rustig koffie drinken en de krant lezen alvorens naar je bureau te sloffen voor een lekker schrijfdagje? Ní Ghríofa kan er alleen maar van dromen.
Krampachtig probeert ze de huiselijke veldslag in lijstjes te gieten, maar de meeste lemma’s – ze moet eigenlijk ook nog naar de bank en het containerpark – raken nooit afgevinkt. Het is de sisyfusarbeid waartoe elke thuiswerkende moeder veroordeeld is. Haar man helpt waar hij kan, maar aangezien ze het met één inkomen willen beredderen, werkt hij lange dagen. En er is een vierde kind op komst. Een dochter, eindelijk. Maar naarmate de zwangerschap evolueert, stijgt de ongerustheid: de foetus groeit niet naar behoren en echo’s wijzen op een beschadigde placenta.
Maar dat zijn zorgen voor later. Nu vindt Ní Ghríofa nog rust tijdens het kolven. Terwijl de pomp haar borsten leegt, probeert ze een achttiende-eeuws rouwgedicht van Eibhlín Dubh Ní Chonaill te vertalen, een heldin in de Ierse letteren. Het epos handelt over de brutale moord op haar man, Art Ó Laoghaire, een katholieke edelman die lak had aan de protestantse pesterijen van die tijd, maar in een hinderlaag liep en zijn vrouw in diep verdriet achterliet.
Het lamento werd decennialang oraal overgeleverd, en Ní Ghríofa probeert in haar vertaling naar het Engels de stem van de dichteres terug te vinden. Daarvoor duikt ze in archieven om het leven van Ní Chonaill te reconstrueren, een zoektocht die bijna een obsessie wordt. Een geest in de keel is de neerslag van die queeste. Over hoe een hedendaagse moeder worstelt met de taal van een moeder uit een andere tijd. Hoe ze zich fysiek verbonden voelt met die dappere dichteres en hoe moeders doorgeefluiken zijn van liefde en smart.
Niet iedereen zal de essayistische stukken over de Ierse literatuurgeschiedenis kunnen smaken, maar Ní Ghríofa kan als dichteres bogen op haar stilistisch vermogen zodat de taaie research makkelijker weg kauwt. Een geest in de keel is bovenal een prachtige ode aan het bovenmenselijke moederschap en de spankracht van taal die over de eeuwen heen bruggen kan slaan.
Een geest in de keel
Doireann Ní Ghríofa, Van Oorschot (originele titel: A Ghost in the Throat), 304 blz., 24,50 euro.
Doireann Ní Ghríofa
Doireann Ní Ghríofa (°1981) publiceerde zes poëziebundels die bekroond werden met onder meer de Rooney Prize for Irish Literature en de Italiaanse Premio Ostana. Naar eigen zeggen schreef ze Een geest in de keel grotendeels in haar geparkeerde auto, nadat ze haar dochter had afgezet aan de crèche. Het resultaat van die gestolen tijd leverde haar de James Tait Black Prize voor biografie op.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier