In ‘Economie om van te smullen’ combineert Ha-Joon Chang zijn twee grote passies: koken en economie

4 / 5
© Getty

Ha-Joon Chang, Nieuw Amsterdam

Economie om van te smullen

Oorspronkelijke titel: Edible Economics - A hungry economist explains the world, 256 blz, 24,00 euro

4 / 5

Economie en eten, het lijkt moeilijke combinatie. Niet zo voor Ha-Joon Chang, die aan de hand van aardbeien, ansjovis en garnalen de weg naar een betere wereld toont.

Zeventien jaar geleden vatte Ha-Joon Chang het plan op om een boek te schrijven waarin zijn twee grote passies elkaar ontmoeten: economie en koken. Hij was in 1986 als Zuid-Koreaans student economie in het Verenigd Koninkrijk aangespoeld en meteen was hem opgevallen hoe barbaars de culinaire cultuur van het land wel was. Veel verder dan platgekookte groenten en uitgebakken vlees kwamen ze niet. Zijn geliefde knoflook, waarvan de modale Zuid-Koreaan jaarlijks zo’n 7,5 kilo verorbert, vonden de Britten gewoon smerig. Vandaag is de situatie helemaal anders. Doordat ze weinig te koesteren hadden, hebben die Britten gretig andere eetculturen omarmd.

Op economisch vlak ging de dynamiek de andere kant op. Van de vele scholen die ooit naast elkaar bestonden – de keynesiaanse, de schumpeteriaanse of de marxistische om er maar een paar te noemen – bleef er na de jaren tachtig maar één meer over, de neoklassieke, en dat terwijl voor een economische theorie net hetzelfde geldt als voor een keuken: die ene beste en ware bestaat niet. Het hangt er maar van af wat je verwacht. Wil je een systeem dat keihard inzet op ongelijkheid en concurrentie of ga je eerder voor een economie die een gelijkere wereld voor ogen heeft?

Voor Ha-Joon Chang, een liefhebber van fusion, is de keuze snel gemaakt. Hij gaat voor het tweede, blijkt uit Economie om van te smullen, het boek dat door de financiële crisis van 2008 en een paar boeken waarin hij dieper inging op de specifieke eigenschappen van de verschillende economische scholen, even op zich liet wachten. Aan de hand van verschillende voedingswaren, zoals kip, limoen, rundvlees en noedels, legt hij uit hoe onze economie in elkaar steekt. Neem bijvoorbeeld de kokosnoot, de tropische vrucht die aan een boom groeit waaronder we nogal makkelijk een inheemse teler zien liggen wachten tot er zo’n noot naar beneden valt. Fout dus, aldus Chang, want de arbeidsparticipatie was in 2019 in Tanzania bijvoorbeeld 83 procent, een cijfer waar onze regering al een tijdje van droomt. Weg dus het cliché van de luie Afrikaan.

Voor een economische theorie geldt net hetzelfde als voor een keuken: die ene beste en ware bestaat niet.

Chang schopt het hele boek door tegen heilige huisjes. Hij beschrijft aan de hand van een verhaal over garnalen hoe de VS en het VK de vrije markt pas invoerden toen dat hen paste, weerlegt de vrees voor AI en automatisering met een bakje aardbeien en laat ons via een handvol ansjovis in Peru belanden, dat in de negentiende eeuw rijk werd door vogelstront als meststof te verkopen – tot een Duitser kunstmest uitvond en daarmee meteen het gevaar illustreerde van al te zeer op één enkel exportproduct te focussen. Heel diep gaat het niet, maar dit is een heerlijk boek om af en toe een hoofdstukje uit te lezen.

Lees meer over:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content