Het enigma Scott Walker
‘De eerste diepgaande biografie over The Walker Brothers’ zoekt diepgang waar er geen is, en omzeilt die waar hij peilloze kloven in de grond slaat.
The Impossible Dream – The Story Of Scott Walker And The Walker Brothers **
Anthony Reynolds, Jawbone, 352 blz., €16
De man die er zowat persoonlijk voor verantwoordelijk mag heten dat wij als twintiger in de jaren negentig ijlings op zoek togen naar tweedehands vinyl van Scott Walker, heet Anthony Reynolds. In die tijd zat Reynolds het groepje Jack voor, dat zich met zijn vreemdsoortige, barokke pop en gecroonde somberheid een heel eind van de britpopkudde afzonderde. Wij koesterden Pioneer Soundtracks (1996) meteen als een meesterwerkje én een antidotum voor de overdreven hosserige waan van de dag. Dat we snel leerden waar Reynolds en co de mosterd vandaan hadden gehaald, veranderde daar weinig aan.
Diezelfde Reynolds is inmiddels schrijver geworden, en poogt nu met een omstandige biografie zijn onblusbare liefde voor de Walkers verder uit te dragen. Dat lukt hem helaas niet zo best. De drie gebruinde Californiërs Scott Engel, John Maus en Gary Leeds – inderdaad, geen broers dus – veroverden medio jaren 60 de Britse hitlijsten met statige popkathedralen als Make It Easy On Yourself, My Ship Is Coming In en The Sun Ain’t Gonna Shine Anymore. Het maakte hen een tijdlang groter dan The Beatles. En ja, daar mag u zich wel degelijk door oestrogeen overmande bakvissenhordes bij voorstellen, die hun idolen de kleren van het lijf rukten en het ziekenhuis in pletten.
Dat het verhaal van The Walker Brothers al bij al flinterdun is gebleven, lag geheel en al aan de eigenzinnigheid van Scott, de desinteresse van John en het gebrek aan talent van Gary zélf. Vooral Scott Walker, nochtans een geboren rode loper-verschijning, kon zijn degout voor het oppervlakkige popwereldje nooit verhullen. In zijn solowerk leunde hij tegen een bewondering voor Jacques Brel, klassieke muziek, filosofie en existentialistische Europese cinema aan, met meer ernst dan voor zijn omgeving te behappen was. Stonesmanager Andrew Loog Oldham vond de man dodelijk saai: ‘Het idéé van hem was beter dan de realiteit.’
Zo is het ook met deze biografie. Reynolds schrijft gortdroog en academisch, en zijn chronologische vertelling mikt vooral op feitelijke volledigheid. Gevolg: bij de nieuwsgierige lezer dooft hij meer vuurtjes dan hij er aanwakkert. Wanneer het verhaal eindigt bij Nite Flights (1978) – de laatste Walker Brothersplaat die vooral fans van David Bowie zeker ’s moeten navlooien – ben je dus weinig wijzer geworden over het enigma Scott Walker, toch een artiest die in zijn latere solocarrière een dood varken als percussie-instrument zou gebruiken. Als Reynolds zijn boek nu eens had gezóngen?
Kurt Blondeel
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier