Drie vragen aan David Pefko: ‘Geen betere grap dan een over je eigen dood’

© Belga

In ‘De gebroeders Maxilari’ gaan twee jongens in het Amsterdam van 1999 achter een oorlogsmisdadiger aan. David Pefko presenteert een spel van schijn en werkelijkheid.

De broers Levi en Ze’ev Maxilari bewonen samen met hun hypochondrische moeder een armzalige benedenverdieping in het rijke Amsterdam-Zuid. Wanneer hun bejaarde Joodse buurman, de juwelier meneer Silbernberg, hen vraagt of ze tegen betaling zijn boekhouding willen doen, worden ze meegezogen in een zoektocht naar een diamant zo groot als een aardbei die tijdens WO II door collaborateur Udo Korf van een Joodse familie werd gestolen. In zijn bekende zwierige en tezelfdertijd scherpe stijl – hij doe je denken aan de betere Michael Chabon – doorprikt David Pefko in De gebroeders Maxilari de ene na de andere illusie en laat hij je achter met een grimmige glimlach op de lippen.

Er zijn talloze voorbeelden van aanslepende rechtszaken waarin Joden hun huis terug probeerden te krijgen.

Je personage Udo Korf, een oorlogscrimineel, was geen uitzonderlijke figuur in het na-oorlogse Nederland?

David Pefko: Sommige oorlogscriminelen vluchtten naar Zuid-Amerika met hun buit, anderen bleven gewoon. Er zijn talloze voorbeelden van rechtszaken die aansleepten tot eind jaren 1950 waarin Joden het huis terug probeerden te krijgen dat hen net voor de deportatie was ontnomen of dat ze voor een symbolisch bedrag hadden verkocht. Hetzelfde gebeurde met goud, kunst en diamanten. Een beroemd voorbeeld is dat van kunsthandelaar Jacques Goudstikker – trouwens verre familie van me – die op de vlucht sloeg voor de Duitse invasie. Na de oorlog nam de Nederlandse overheid wat overbleef van zijn collectie in beslag en het duurde tot 2006 voor zijn erfgenamen 202 schilderijen terugkregen.

De roman gaat ook over de nauwe relatie tussen broers. Tussen jou en je anderhalf jaar jongere broer?

Pefko: Mijn broer en ik hebben samen de absurdste, maar ook de mooiste en verdrietigste dingen meegemaakt. Soms verloren we elkaar wel eens een paar jaar uit het oog, maar het contact was zo weer hersteld. Pas op latere leeftijd zijn we gaan inzien hoeveel overeenkomsten er tussen ons zijn. Zonder mijn broer zou het boek er niet geweest zijn. Het is semiautobiografisch en groeide uit gesprekken met hem, waarbij hij zich soms andere zaken herinnerde dan ik. Samen opgroeien in een penibele thuissituatie schept een band.

En dan ga je de donkere humor in je situatie zien, die vervolgens in je roman belandt?

Pefko: Ik ben inderdaad iemand die zichzelf niet al te serieus neemt. Humor hield onze familie een beetje gezond, denk ik vaak. Mijn ouders en grootouders lachten om de stompzinnigste dingen, met een voorkeur voor sinistere humor. Geen betere grap dan een over je eigen dood of die van een ander, leek het vaak.

De gebroeders Maxilari ****

David Pefko, Prometheus, 336 blz., € 24.

Lees meer over:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content