Martijn Meijer, Ten Have
De Droom van het Genot
176 blz, 22,00 euro
Het ware genot is een illusie. Dat betekent niet dat we niet kunnen genieten, aldus filosoof en journalist Martijn Meijer. Tenminste: als we openstaan voor het onverwachte.
Onze zoektocht naar het genot, schrijft Lev Tolstoj in Mijn biecht, is niet meer dan een vergeefse poging om de zinloosheid van het leven te ontkennen. Escapisme dus, dat altijd op een teleurstelling zal uitdraaien. Tolstoj maakte met die visie deel uit van een lange rij genotmisprijzers, die begon bij Plato. Zijn leerling Aristoteles zag het anders. Natuurlijk kun je genieten in het leven, meende hij. Het is gewoon zaak je er niet in te verliezen, en de gulden middenweg te blijven bewandelen. Hij lag daarmee aan de basis van de tweede grote strekking in het westerse denken over genot, beweert filosoof en journalist Martijn Meijer in De droom van het genot.
Wat Tolstoj van onze hedendaagse fixatie op genot zou vinden weten we niet, maar een positieve evolutie zou hij er wellicht niet in zien. Genieten is een plicht geworden. En dus gaan we iedere zomer met zijn allen op reis en als we op onze bestemming het genot niet meteen vinden, beginnen we angstvallig naar al die genieters om ons heen te kijken, want zij kunnen het blijkbaar wel. Wat dat vooral aantoont is dat genot cultureel bepaald is, aldus Meijer. Genieten van een kopje koffie kun je bijvoorbeeld alleen omdat je dat geleerd hebt. Van nature is dat bittere spul niet zo lekker.
Genieten van een kopje koffie kun je alleen omdat je dat geleerd hebt. Van nature is dat bittere spul niet zo lekker.
Volgens Sigmund Freud, een denker in de traditie van Plato en met wie Meijer net als met Jacques Lacan en Slavoj Žižek duidelijk affiniteit heeft, zorgt die culturele buitenwereld ervoor dat de mens zijn onbegrensde genotzucht moet indammen. Anders kan hij niet in een gemeenschap leven. Het kind moet afstand doen van zijn unieke band met de moeder. Daarmee wordt het voor altijd afgesneden van het ultieme genot. Wat we vervolgens ook doen – roken, drinken, spuiten of ons te buiten gaan aan porno en losbandigheid – dat gevoel is voorgoed weg. Het genotbejag is niets meer dan een verlangen naar het ultieme nirwana, meende Freud, en dus naar de dood.
Meijer zet dat alles scherp neer, met de nodige distantie. Hij houdt het ook toegankelijk: Meijer beseft dat niet iedereen meteen zin heeft om in Lacans achtste seminarie te duiken. En als aristoteliaan beseft hij al te goed dat we op metaniveau misschien nooit volledig kunnen genieten, maar dat we het in ons dagelijks leven wel degelijk doen. Echt genieten heeft alles te maken met openstaan voor de wereld, stelt Meijer. Wanneer je denkt dat gevoel te kunnen bemeesteren, glipt het weg tussen je vingers. En wanneer je het niet zoekt, overvalt het je. Het is een zaak van harmonie, zoals de pianist je zal vertellen, tussen hemzelf en zijn instrument.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier