In ‘Stakker’ wisselt Matias Faldbakken met verbazend gemak tussen fabel en rechtbankdrama
Matias Faldbakken, Uitgeverij Oevers
Stakker
Oorspronkelijke titel: Stakkar, 214 blz, 21,00 euro
Matias Faldbakken verkruimelt een paar sprookjes en kneedt de restjes tot een horrorfabel.
Het is een simpel leven maar een goed leven, hier op het Noorse platteland. Elke dag wandelt de negentienjarige Oskar naar de akkers waar hij naarstig werkt. ’s Avonds keert hij voor een verkwikkende maaltijd terug naar de boerderij van zijn weldoener Olav Blum. Naast kost en inwoon krijgt hij op het einde van de week ook nog wat zakgeld. Blum is een barmhartig man: hij heeft Oskar als pleegkind in zijn gezin opgenomen en tewerkgesteld als knecht. Oskar werd voordien verwaarloosd, maar daar hoeven we het verder niet over te hebben. Trauma’s oprakelen helpt niemand vooruit.
Het leven gaat zijn gangetje. Tot Oskar op zijn dagelijkse wandeling iets opmerkt in het bos. Een ritseling, een raar geluid in de struiken, en dan ziet hij in een flits een – ja, wat eigenlijk? Een mensaap? Een trol? Een dier met handen?
Een hoofdstuk en een valstrik later heeft Oskar een verwilderd kind gevangen. Het smerige mormel zorgt voor beroering op de boerderij. Meneer en mevrouw Blum, hun twee tienerdochters, de stokoude knecht Annar en huishoudster Agnes vergapen zich aan het boskind. Tussen rafelige lappen die kledij moeten voorstellen, vinden ze een brief, maar die maakt niemand wijzer. De letters zijn verwaterd, het papier lijkt wel een rorschachtest.
Een bad en nog een hoofdstuk later komt een dwergachtig meisje vanonder het vuil tevoorschijn. Olav wrijft over zijn hart en besluit de vondeling te houden. Het blijkt een slim kind te zijn, dat snel leert en uitgroeit tot een jonge vrouw. Alleen spreken doet ze niet graag. Wel is ze aan Oskar gehecht, een beetje te veel zelfs. Eenmaal haar hormonen op volle toeren draaien, stort ze zich wellustig op Oskars gewillige lijf. Dat soort ontucht is niet naar de zin van boer Olav en Oskar slaat samen met zijn bosnimf op de vlucht. Misschien kunnen ze in Oslo een nieuw leven opbouwen? De grootstad is toch de plek waar vreemde vogels welkom zijn?
Wie het bizarre oeuvre van de Noorse cultauteur en beeldend kunstenaar Matias Faldbakken een beetje kent, weet dat dat liefdessprookje zal ontaarden in een horrorfabel. Faldbakken maakte in ons taalgebied al indruk met Wij zijn met vijf (2019, vertaald in 2021), een verknipte familieroman waarin een golem de hoofdrol speelt. In Stakker dolt hij met Hans en Grietje en het verhaal van Kaspar Hauser, de mysterieuze vondeling die in 1826 het Duitse stadje Neurenberg in rep en roer zette.
Schijnbaar moeiteloos lokt Faldbakken je ook hier mee in zijn ontwrichtende universum. Met verbazend gemak wisselt hij van genre – van fabel tot rechtbankdrama in amper 200 pagina’s – en haalt hij allerlei literaire trucjes uit die je spontaan doen gniffelen. Schrijfplezier dat leesplezier oplevert, zo eenvoudig kan het soms zijn.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier