‘Bloedzang’ van Caro Van Thuyne: een in maanbloed geschreven portret van een moeder-dochterrelatie

3 / 5
© National

Caro Van Thuyne, Koppernik

Bloedzang

426 blz, 24,00 euro

3 / 5

In hoeverre kan een boek je het verdriet om een dode moeder echt laten voelen? Caro Van Thuyne tast in Bloedzang de grenzen van het onmogelijke af.

In Pure Colour deelt de Amerikaanse schrijfster Sheila Heti de mensheid op in drie groepen. Er zijn vogels, die geboeid zijn door schoonheid, harmonie en betekenis, vissen, die het individu als een deel van de groep zien, en beren, die zich angstvallig aan een uitverkorene vastklampen. In het begin van Bloedzang droomt Caro Van Thuyne dat ze een berin is, een dochter die zich vastklampt aan haar stervende moeder. Na een ongelukkige val blijkt die bejaarde moeder een hersenbloeding te hebben, waarna in het ziekenhuis haar schedel wordt geopend om de druk op haar brein te verlichten. Dat het met moeder niet meer goed zal komen, wordt al gauw duidelijk, en dat ze – de schrik van zowat elke schrijver – aan afasie of taalverlies lijdt ook.

Net zoals in haar debuut wil Van Thuyne de lezer in Bloedzang niets vertellen, ze wil hem het verdriet laten voelen.

Bloedzang begint met de geboorte van de schrijfster, toen een lichaam er twee werd en het finale afscheid niet meer af te wenden was. Natuurlijk was er het sappige West-Vlaams vol spreuken en gezegden dat hen verbond, maar mettertijd verdween die band in een generatiekloof. Moeder bleef een brave katholieke vrouw die zich helemaal ten dienste stelde van haar man en vier kinderen. De dochter las moeilijke boeken en verweet haar zich al te veel naar het maatschappelijk opgelegde paternalisme te plooien. Maar ondanks alles was de liefde van de schrijfster voor haar moeder, die haar haar eerste ‘soutien’ in de Grand Bazaar kocht – ‘want daar hadden ze er toch ook’ – onverwoestbaar. ‘Jouw taal is als bloedzang door mijn kinderlijf gegaan…’, schrijft Van Thuyne. ‘Jij schreef met melk, ik schrijf verder met maanbloed.’

Van Thuyne presenteerde bijna drie jaar geleden haar romandebuut, het bekroonde Lijn van wee en wens, waarin een vrouw na de dood van een kind het echtelijke huis verlaat om al wandelend een rouwproces te ondergaan. En de verlichting komt er, met de zee in zicht en geholpen door de troost van vogels. Bloedzang volgt eenzelfde verhaallijn. De twee boeken beginnen zelfs allebei in de mist, zoals de schrijfster zelf opmerkt. Net zoals in haar debuut wil Van Thuyne in dit nieuwe boek de lezer niets vertellen, ze wil hem het verdriet om de dode moeder laten voelen. Boeken moeten niet rationeel zijn, ze mogen ook janken, meent ze. Maar kan dat wel? Zijn er geen grenzen aan het inlevingsvermogen? Is verdriet niet te particulier om het via woorden één op één over te brengen? Wordt een persoonlijk idioom dan geen maniërisme? Verdwaalt de tekst dan niet al snel in mateloosheid en solipsistisch gezwelg, zoals we dat kennen uit de boeken van Kate Zambreno, de Amerikaanse queen van de ik-lit, die helemaal past in onze zelfzorgtijden, waarin een werkvergadering begint met een rondje persoonlijke bekentenissen?

Lees meer over:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content