Bavo Dhooge: ‘Geluk is een dooddoener’
Schrijver Bavo Dhooge zetelt in de jury van het 39e Filmfestival van Gent en publiceerde onlangs zijn 70e (!) boek, De Speler, over een man die zijn leven een nieuwe wending wil geven door elke dag in de huid te kruipen van een filmpersonage. Een gesprek.
Je kortfilm Warmwatervissen werd in 1998 vertoond op het filmfestival. Hoe is het om nu aan de andere kant van de tafel te zitten?
Wel, in ieder geval kwam de vraag om jurylid te worden een beetje uit de lucht gevallen. Deze editie draait rond misdaadfilms, ik ben een misdaadauteur die bovendien is afgestudeerd als filmregisseur, dus de link is er zeker. Als filmstudent kwam ik ook vaak naar het festival, maar naast mijn kortfilm die hier jaren geleden werd vertoond en een van mijn boeken waarvan het verhaal zich afspeelt op het filmfestival, heb ik er niet zoveel mee te maken. Ik ben natuurlijk Gentenaar, en ik ken de mensen van de organisatie, maar ik was de laatste jaren geen vaste klant.
Toch heb ik er niet lang over moeten nadenken. Ik zag het als tien dagen terugkeren naar mijn grote liefde. De laatste jaren was ik vooral aan het schrijven maar ik ben nog steeds een fervent filmkijker en ik haal ook steeds nog veel uit films. Daarom is dit dus enorm plezant. Bovendien is het een erg interessante en intieme jury. We komen erg goed overeen en leren veel van elkaar. We gaan elke dag samen eten, en er wordt veel over film gepraat. Het is een zeer inspirerende omgeving.
Naast je functie is deze ervaring dus ook erg interessant voor jou als persoon?
Zeker, los van de films heb ik ook veel bijgeleerd. Het is een internationale jury, dus iedereen kijkt met een totaal andere blik naar Vlaanderen en de Vlaamse cultuur. Als je een naam als Hugo Claus of Harry Mulisch laat vallen en merkt dat die nergens een belletje doen rinkelen, werkt dat heel relativerend. Het zet aan tot denken over hoe men zou kunnen of moeten omgaan met cultuur in zo’n klein gebied – of taalgebied beter – als het onze.
Ik zou het natuurlijk graag hebben over De Speler. De roman staat niet alleen bol van verwijzingen naar de economische crisis, maar wijst ook regelmatig op vormen van moreel verval, zo verwijs je zelfs expliciet naar de aanslagen van Anders Breivik. Ervaar jij die crisis ook zelf in de wereld van vandaag?
We zagen met de jury vanmorgen een film over de revolte van ’68 en hadden het er daarnet nog over dat de maatschappij vandaag erg hervallen lijkt in die sfeer. We leven in een cynische, harde maatschappij, en neem daar nog eens de crisis bij… Ik heb die crisis bewust gebruikt als setting voor het verhaal waarin mijn hoofdpersonage zijn eigen kleine oorlog voert binnen die grote oorlog. Hij is het overzicht kwijt, en stelt niet alleen zichzelf, maar de hele wereld in vraag, op zoek naar een kader waarmee hij weer verder kan. Een identiteitscrisis, waar veel mensen vandaag door moeten, denk ik. Mensen stellen zich nu vragen die tien jaar geleden niet werden gesteld: over hun job, het leven… Het houvast is weg, wat moeilijk is, maar ook bevrijdend werkt. Iedereen is ‘op zoek’. Dat was het vertrekpunt.
Je verwijst onder andere naar Facebook en Second Life. Speelt de opkomst van die sociale media volgens jou een rol in de identiteitscrisis van de moderne mens?
Mij lijkt in ieder geval dat de sociale media vandaag grotendeels bepalen wie je bent, en ook wie je niet bent. Bij mij heeft het bijvoorbeeld heel erg lang geduurd vooraleer ik op Facebook zat, want eens online moet je er voluit voor gaan. Het is een beetje zoals het creëren van een ‘Bavo Dhooge 2.0’, een nieuwe identiteit, waarvan het gevaar bestaat dat je ze ook gaat beginnen manipuleren, bewust of onbewust. Bovendien krijg je te maken met mensen die, zonder dat je het weet, in je leven sluipen. Ik gebruik graag het beeld dat al die online ‘vrienden’ allemaal stenen zijn in een muur. En per vriend die erbij komt, komen er steeds maar meer bakstenen bij totdat er uiteindelijk een hele muur rond je staat en je helemaal geïsoleerd bent. Het is allemaal erg tricky, maar er is volgens mij geen ontsnappen aan, dus ga ik er uiteindelijk ook maar gewoon in mee.
Satine, het hoofdpersonage van De Speler, speelt in het verhaal verschillende bekende filmrollen na uit Kramer vs. Kramer, Taxi Driver, A Clockwork Orange… Personages die, denk ik dan, zelf ook allemaal lijden aan een identiteitscrisis, of een of andere lichte vorm van schizofrenie. Plaatsen we de keuze voor die films het best bij het personage Satine, of eerder bij jou, de auteur?
Beide, eigenlijk. Ik koos bewust voor de commerciëlere Amerikaanse klassiekers uit de jaren ’70. Ik kon natuurlijk ook opteren voor een paar obscure Franse films, maar dat zou ’te klein’ zijn geweest. Ik zocht iets in het midden. Een tweede factor waren dan de hoofdpersonages zelf: ik had Satine Indiana Jones of Luke Skywalker kunnen laten naspelen, maar dat was natuurlijk te plat geweest. Tegelijkertijd kiest het personage Satine er zelf voor al die films te zien, elke dag een andere leefwereld binnen te stappen om zo te weten te komen welke rol voor hem de beste is. Al die rollen zijn erg verschillend, maar tegelijkertijd worstelen ze toch allemaal met dezelfde existentiële vragen. Zo komt Satine er gaandeweg achter dat iedereen, zelfs artificiële karakters, de ‘archetypes’ zoals Karl Jung ze beschrijft, met die vragen zitten. Je zou kunnen zeggen dat Satine in de films op zoek gaat naar zijn eigen archetype.
Wat het hele boek eigenlijk tot stand heeft gebracht is dat ene – waargebeurde – experiment van die man die zijn zoon een paar jaar terug een jaar van school haalde om in de plaats drie, vier films per dag te bekijken, uit de overtuiging van de vader dat er uit films veel meer te leren valt dan uit wat je op school voorgeschoteld krijgt. Hitchcock zei ooit: “het beste drama is zoals het leven, maar met de saaie dingen eruit geknipt”. Dat is dan ook waarom Satine elke dag een film naspeelt: hij doet dat om zo sneller tot de essentie van de dingen te komen, zonder afgeleid te worden en de ballast van de dagelijkse beslommeringen te moeten dragen.
De vraag moet natuurlijk gesteld of het wel juist is zo snel tot die essentie te willen komen. Mensen veranderen. Niet zo de filmpersonages die Satine naspeelt: die veranderen niet meer, hun karakter ligt vast. Zo gemakkelijk is het natuurlijk niet in de werkelijkheid. Mensen leggen een weg af. De beste verhalen beginnen bij A en eindigen bij B. Zo werk ik ook bij de opmaak van mijn boeken. Meestal begin ik met een opening image en een closing image die compleet tegenovergesteld zijn. De meeste Hollywoodproducties ontstaan ook zo. Wat er onderweg gebeurt, dat groeit vanuit mijn buik, maar zo’n evolutie is nodig, anders blijft alles flat. Het is dan misschien wel weeral een cliché, maar alles wat waar is, is een cliché: de boeken, films en mensen die de grootste fouten maken, zijn vaak de interessantste. Ik heb dan ook moeite met mensen die steeds een masker voorhouden, afstand houden, of net omgekeerd, die altijd de leutige tafelspringers zijn. De waarheid is vaak gekleurder dan dat.
Mogen we het verhaal van Satine verstaan als een moderne versie van het bekende moraalspel ‘Elckerlijc’? Is iedereen een beetje Satine?
Goh, dat is een moeilijke vraag. Het gaat hem vooral over een zoektocht naar eigenheid, een eigen persoonlijkheid. Ik probeer mij er zelf altijd voor te behoeden niet te denken mezelf te kennen, te denken dat ik heb bereikt wat ik wil bereiken. Als dat gebeurt, dan volgt de berusting, tevredenheid, misschien zelfs geluk… altijd een dooddoener. Wat blijft er dan nog over om naar te streven?
Een paar jaar geleden kwam ik op het punt dat ik dacht best heel tevreden te kunnen zijn. Ik dacht altijd al schrijver te worden, heb een mooi gezin… Kan zoiets blijven duren? Waarschijnlijk niet. En toch denk je op dat moment: is het dat maar? Is dit nu echt geluk? Er blijft altijd een zekere nieuwsgierigheid bestaan om eens over de top te gluren en naar de andere kant van de berg te kijken. Dus ik behoed me liever voor tevredenheid en voor het ‘af zijn’ van een karakter. Zelfreflectie is belangrijk, net zoals zelfrelativering. Af en toe eens jezelf in vraag stellen is interessanter dan achteroverleunen in je zetel en denken dat je weet wie je bent.
Over zelfrelativering gesproken: binnen een paar maanden word je 40. Wat doet dat met een man?
(Lacht) Dat zal ik volgend jaar weten. Maar Mulisch zei: “Sommige mensen worden met een oude ziel geboren.” Zo heb je eveneens mensen die eeuwig jong blijven. Mensen van 80 jaar die nog de geest hebben van iemand van 18, of mensen van 15 jaar die al op dezelfde manier denken als iemand van 50. Dat houdt me wel bezig: ik weet nog altijd niet wat mijn absolute leeftijd is. Op mijn 22e was ik ook niet bezig met de dingen waar een doorsnee 22-jarige zich mee bezig houdt. Ik was toen ook al wel vrij existentieel met dingen bezig.
Dat heeft volgens mij ook te maken met het feit dat ik mijn vader op vrij jonge leeftijd ben verloren. Ik was zo’n 11 jaar toen hij overleed, een pre-puber, toch een leeftijd waarop je jezelf heel wat vragen stelt, en dat heeft wel iets losgemaakt. Voor het houvast dat wegviel kwam er bijzonder veel vrijheid in de plaats, een ander pad dat oplichtte. Niet het pad van het typische afstuderen, een 9 to 5 job… Eerder het principe van het ‘carpe diem’ dat begon door te dringen, en me eigenlijk nooit meer heeft verlaten. Misschien is dat de reden dat ik gaan schrijven ben.
In je boek biedt recyclage een antwoord op de crisis. Op materiëel vlak, maar ook in de liefde en het leven zelf. Kan je dat wat verhelderen?
Ik gebruik ‘recyclage’ in het boek als een metafoor: alles komt terug, alles gebeurt in cycli, l’histoire se répète. Daarom ook een andere metafoor, die van de standard: Satine’s grote liefde heet Stella, genoemd naar de jazzstandard Stella by Starlight, een nummer dat doorheen de jaren opnieuw en opnieuw wordt ‘gecoverd’, net zoals het personage Stella ook wordt ‘gecoverd’ wanneer Satine haar ‘doorgeeft’ aan haar nieuwe liefde. Het gaat dus zeker verder dan materiële recyclage en besparingen.
We leven in een maatschappij waarin men denkt altijd te moeten vernieuwen. Denk maar aan de iPhone, waar er nu al vijf van bestaan, of denk aan de updates op een computer. Hoe meer je update, hoe complexer alles wordt, totdat je uiteindelijk helemaal vast komt te zitten. En dat terwijl je op je eerste computer nog perfect zou kunnen werken. Het is een maalstroom waarin je wordt meegesleurd, en daar schuilt net het gevaar. “De wereld gaat vooruit omdat de mens niet kan blijven stilzitten op zijn kamer”, zegt Blaise Pascal. Iedereen voelt zich verplicht te voortdurend te vernieuwen, men gaat op zoek naar iets anders, koppels gaan uit elkaar… De metafoor van de recyclage gaat over een alternatief voor die vernieuwingsdrift, een omgekeerde inhaalbeweging, recyclage als reactie tegen een vernieuwingsdrang die dreigt te ontsporen. Er valt veel te leren uit wat al is gedaan, al was het maar om af en toe eens stil te staan bij wat we al hebben en niet vooruit te blijven snellen tot we tegen een muur lopen.
Satines naam, en ook de titel van je roman, De Speler, beginnen met een ‘S’. Een traditie die je al duchtig voortzet vanaf je eerste boek. Waarom toch die ‘S’?
Dat is ooit puur praktisch begonnen, maar al snel uitgegroeid tot iets waar ik nu niet meer mee kan stoppen. Over het algemeen worden mensen graag in hokjes gestopt, schrijvers worden op hun beurt ook voortdurend in hokjes geduwd. Uitgeverijen, maar ook lezers hebben nood aan een houvast. Is een schrijver zijn eerste boek een thriller, dan moet zijn volgende boek ook een thriller zijn, anders voelt het publiek zich bedrogen. Van meet af aan wist ik al dat ik niet enkel thrillers zou schrijven. Daarom had ik nood aan een ander ‘bindmiddel’, een gimmick waar ik een logo uit kon slaan. Dat is heel praktisch begonnen, met die letter ‘S’ die telkens terugkeerde in de titels van mijn boeken. Ondertussen zijn er zoveel verschillende boeken die in dat ene hokje worden geduwd, die tegelijkertijd zo verschillend zijn, maar – in mijn hoofd dan toch – één identiteit vormen, iets waar ik voor sta.
Je zou kunnen denken dat die ‘S’ iets heel beperkends heeft, maar dat is helemaal niet zo, integendeel. Ik heb met die ene letter een kader geschapen waarmee ik nu enorm veel kan doen. Ik zou nu ook niet meer kunnen breken met dat kader, misschien een licht autistisch trekje van mij, in elk geval zeker geen bijgeloof. Een verslaving, eerder, een tic. Ik heb twee, drie boeken die helemaal zijn ontstaan vanuit een woord waarvan ik dacht dat het wel mooi klonk. Stand-in bijvoorbeeld, ontstond toen ik op de aftiteling van een film opeens het woord ‘stand-in’ zag verschijnen, en mezelf er meteen een heleboel vragen bij begon te stellen. Een omgekeerde weg, eigenlijk, om maar aan te tonen dus dat die tic echt inspirerend werkt.
Zijn er voor dit boek nog enkele ‘s’-woorden die een podiumplek verdienen?
De titel zegt het natuurlijk al grotendeels, De Speler, spelen, het spel… Jezelf niet te serieus nemen. Een van mijn motto’s is van Oscar Wilde: “You can’t take life serious, because you can’t come out alive.” Waar maken we ons druk om? Mijn boeken zijn vooral ook een spel voor mezelf, ik schrijf in de eerste plaats voor mijn eigen plezier. Self-reflection mag er misschien ook nog bij, al is dat Engels natuurlijk (lacht).
Wanneer mogen we je volgende boek verwachten?
Naast mijn volgende thriller, die verschijnt in april, verschijnt volgend jaar het boek waar ik tot nog toe het langste aan gewerkt heb: zo’n vijf, zes jaar. Een soort historische schandalenroman over de koningskwestie, ten tijde van WOII. Het boek zal gaan over de relatie tussen Leopold III en zijn privébewaker, een Duitse kolonel. Iets wat op het eerste zicht erg ver van mij staat, maar in se gaat het over het universele – en mij dus ook niet vreemde – gegeven dat iedereen voor verbetering vatbaar is, dat iedereen evolueert. Niets is absoluut, niets zomaar wit of zwart. Het motto van het boek komt dan ook van Graham Greene: “The world is not black and white. More like black and grey.”
We zijn benieuwd. Ik dank je voor het interview.
Graag gedaan.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier