Het heeft hem dertig jaar gekost, maar Led Zeppelin-icoon Robert Plant heeft met ‘The Mighty Rearranger’ zijn beste gemaakt sinds ‘Physical Graffiti’. ‘Ik heb alles aan Bollywood te danken.’ Door Bart Cornand
De taxi stopt bruusk. Ik stap uit, in de goot liggen een spuit en stukjes zilverpapier. Hier in Birmingham, het kolenhok van Groot-Brittannië, valt de regen bij bakken, maar in mijn hoofdtelefoon is het heet. ‘ My Shangri-La beneath the summer moon. I will return again. Sure as the dust that floats high in June, when movin’ through Kashmir.‘ Met de juiste boots aan voelt zelfs een eunuch zich sexy als hij dit nummer hoort. Een bejaard koppel kijkt me grijnzend na.
Precies dertig jaar geleden veranderde Led Zeppelin met Physical Graffiti de geschiedenis van de rock. Vijftien tracks vol blues, folk, ballads en zware rock werden de heilige graal van de bombast. De dubbelaar zou de laatste ‘grote’ plaat worden van Led Zeppelin, dat op de track Kashmir voor het eerst met wereldmuziek flirtte. Het hypnotische ritme was volgens de legende een souvenir van een trip naar Marokko, die eindigde op een veldbed in het gat Goulimine, waar zanger Robert Plant en gitarist Jimmy Page wakker werden door het gerochel van kamelen. The stuff legends are made of, en Led Zeppelin staat er stijf van. Geen enkele andere band had zo’n impact op de volgende decennia, geen enkele andere band heeft de lat van de rock-‘n-rollzwijnerij zo hoog gelegd ( zie kader). Zonder Led Zeppelin geen Guns n’ Roses, geen Darkness, geen Spinal Tap.
Sinds de split in 1980 – toen drummer John ‘Bonzo’ Bonham zich dood dronk – schreeuwen fans om een reünie, maar Robert Plant houdt het been stijf. Op enkele gelegenheidsconcerten als Live Aid en twee platen met Page na, weigert hij er ook maar over te praten. Na de breuk stortte hij zich in een mak rockabillyproject met The Honeydrippes, en bracht hij enkele succesvolle middle-of-the-road-platen als Pictures at Eleven, The Principle of Moments en Now and Zen uit. In de jaren negentig ging hij helemaal overstag voor wereldmuziek. Samen met Page nam hij in Marrakech enkele Zep-songs op met Marokkaanse muzikanten, maar het oude vuur leek gedoofd.
Met The Mighty Rearranger geeft Plant zijn critici lik op stuk. Hij lijkt niet langer verkrampt op zijn Zep-verleden terug te kijken, filtert de beste brokken uit zijn Marokkaanse fascinatie en giet er nog een scheut ambient bij. The Mighty Rearranger is zonder twijfel het beste sinds Physical Graffiti. Ten tijde van die plaat gingen releasefeestjes gepaard met als nonnen verklede strippers die in gelei worstelden en groupies op roomservicekarre- tjes. Ik zet er de pas in, maar de gang is leeg. Geen nonnen, geen gelei, geen karretjes. Wel een man met hangwangen, een uitgesproken embonpoint, een robijnen pinkring en blond haar dat te lang is voor iemand van zijn leeftijd. Alsof hij mijn blik kan lezen, recht hij zijn rug, gooit zijn haar naar achteren en wordt even weer het rockicoon van 20. In mijn achterhoofd steekt de riff van Whole Lotta Love op. De tape rolt.
‘THE MIGHTY REARRANGER’
UIT BIJ SANCTUARY/SONY-BMG
In ‘Tin Pan Valley’ zing je ‘I’ve found a new way out’ en zet je de ‘rich and famous’ te kijk. Dat klinkt alsof je met je verleden in het reine bent gekomen.
Robert Plant: ( Spottende blik) Vind je dat ik me moet schamen voor mijn verleden, misschien? Nee, misschien heb je ergens wel gelijk. Na mijn vorige plaat met The Strange Sensation ( Dreamland uit 2002; nvdr.) schreven critici dat ik het songschrijven verleerd was. Het was een soort retrospectieve van de West Coast-muziek die ik hoorde toen ik jong was. Ik vond die kritiek heel vreemd, omdat ik tussen 1966 en 2002 bij mijn weten niets anders had gedaan. Ik wou deze keer weer zeggen wat ik te zeggen had. Voor iemand van mijn leeftijd – ik ben er nu 57 – had dat een vleugje Hoagy Carmichael kunnen zijn, of een duet met Rod Stewart. Maar gelukkig draaide het anders uit: I’ve been saved! Ik wou weer spelen, schrijven, optreden, ik wou weer léven! Ik kom niets te kort, daar niet van. Ik hoef bepaald niet op een cent te kijken, kan reizen wanneer ik er zin in heb. Maar ik werd te vet, in alle betekenissen van het woord. Het enige probleem was dat ik niet zonder band kan. In mijn eentje kan ik geen songs schrijven. Ja, ik kan natuurlijk op een krukje Sea of Love zitten croonen, of zelfs Immigrant Song – een paar toonaarden lager – maar dat zou pathetisch zijn. De groep had al tien songs klaar nog voordat ik één tekst had weten te verzinnen. En plots kwam het er allemaal uit. Net op tijd, want ik begon te geloven dat je maar twee keuzes hebt als je halfweg de vijftig bent. Ofwel word je om de tien jaar herboren, zoals Johnny Cash, dankzij een nieuwe grote fotograaf en een nieuwe zwarte regenjas. Dan hoop je dat er een nieuwe generatie klaarstaat die wil geloven dat je iets heel bijzonders bent. Ofwel ga je in stilte in een hoekje zitten. Ik heb dan maar een derde weg gezocht.
‘The Mighty Rearranger’ is heel politiek geladen. Vroeger meed je politiek als de pest.
Plant: In de tijd van Zep kon politiek me eerlijk gezegd gestolen worden. Oké, hier en daar maakte ik eens een allusie op de teloorgang van het milieu, en in Misty Mountain Hop geef ik kritiek op de flikken en waar ze voor staan. Maar wist ik veel. Ik was twintig, for Christ’s sake. Ik ben opgegroeid met songs waarin de liefde en dubbelzinnigheid de regel waren. Of je nu naar Elvis of Robert Johnson luisterde, dat maakte op dat vlak weinig uit. Als Brit kende ik Woody Guthrie niet. Dylan was voor mij de eerste met een agenda, de eerste die de luisteraar voor een keuze plaatste. Vandaag de dag heb je als Brits artiest geen keuze. Nooit eerder heeft dit land er internationaal slechter voorgestaan. Nooit eerder was ik zo beschaamd om Brit te zijn. En nooit eerder heeft de Britse regering haar inwoners zo genaaid als Tony Blair en de zijnen. Ik heb ervoor gekozen om mijn mond open te doen – al was het maar in de kantine van de beloften van (voetbalclub) Wolverhampton, waar ik elke week naar ga kijken. Ik maak me geen illusies dat ik ook maar iets kan veranderen, maar zwijgen vind ik laf.
Wie is die ‘Mighty Rearranger’ trouwens? De tweeling Bush-Blair? Het opperwezen? Jijzelf die jouw carrière weer in handen neemt?
Plant: Goed geprobeerd maar nee, niets van dat alles. Noem het maar: ‘het lot.’
Los van de Arabische invloeden staat er heel veel blues op de cd, maar dan wel een mengsel van Ali Farka Touré met Lightnin’ Hopkins.
Plant: ( Veert recht) You nailed it! Dat is precies de sfeer die ik hebben wou. Ik had het gehad met de blues. Sinds de dood van John Lee Hooker is het er bijzonder slecht mee gesteld. Als ik ‘m nog eens van stal zou halen, dan wou ik absoluut geen Chicagoblues horen – hoezeer ik ook van Muddy Waters, Howling Wolf en Buddy Guy hou. Nog één gierende clichésolo van een vent met een bierbuik en ik word niet goed. Het moest donkerder, het moest simpeler. En noem mij eens een gitarist die dat kan.
Jimmie Vaughan op een goeie dag. En Justin Adams natuurlijk.
Plant: Justin is een godsgeschenk. Hij heeft de Texaanse vibe van Lightnin’, en hij weet álles van de muziek in Noord- en West-Afrika. Een tijd geleden heeft hij een waanzinnige plaat geproduced van de Malise groep Tinariwen ( The Radio Tisdas Sessions; nvdr.). De donkerste Toeareg-blues die je je kunt voorstellen. Zijn eigen Afrikaanse bluesalbum, Desert Road, is ook fantastisch. Zijn vader was diplomaat in Noord-Afrika, zie je. Hij is opgegroeid tussen Marrakech en Damascus, en hij kan al die plaatselijke snaarinstrumenten bespelen. Ik had hem horen spelen bij Jah Wobble en Sinéad O’Connor, en ik wist dat ik hem moest hebben. Samen met hem en mijn zoon Logan ben ik door Mali en Timbuktu gereisd. We speelden er met plaatselijke muzikanten die machinegeweren op de achterbank hadden liggen. ( lacht) Ze leven in een andere wereld. Fantastische lui.
Je waagt je ook aan ambient en triphop. Ook een idee van je muzikanten?
Plant: Eerlijk: het pure dance-gedeelte van de elektroscène interesseert me geen bal, net zo min als het gros van de rock en de pop. Hoe kun je na vijftig jaar popmuziek nog geboeid worden door die eeuwige beat op de tweede en de vierde tel? Weg ermee! Het grote verschil met mijn versie ervan, is dat de beats gespeeld worden met traditionele handdrums in heel tegendraadse ritmes. Dán wordt het interessant, en laat daar dan maar een laag ambient overheen komen. En we hadden drummer Clive Deamer aan boord, die vroeger bij Portis- head speelde. Dat helpt, natuurlijk. ( lacht)
Wanneer heeft de wereldmuziek zich aan jou geopenbaard? Page verwijst voor het ontstaan van ‘Kashmir’ graag naar die trip naar Marokko.
Plant: Klinkt goed, vind je niet? De waarheid is dat ik ben opgegroeid in een wijk waar veel Indiërs woonden. De eerste wereldmuziek die ik hoorde – een belachelijke term, trouwens – is die van Bollywood. Daar zit een hoop commerciële rommel tussen, maar samen met mijn eerste vrouw gingen we bij die mensen thuis en hoorden er hoe het echt moest. Je mag je daar niet op verkijken; ik was geen muziekjournalist die van over de hele wereld platen krijgt toegestuurd. Ik was een joch uit the black country, die opraapte wat hij op straat vond. Zoals jij in Brussel vast wel eens Cheb Khaled uit een raam hoort waaien.
Net als Led Zeppelin III heb je ‘The Mighty Rearranger’ opgenomen in het Welshe Snowdonia. Wat maakt die plek voor u zo aantrekkelijk?
Plant:I own the place, om mee te beginnen, en voor Noord-Engelsen is het een van de populairste vakantieplekken van het land. Ik ging er al naartoe toen ik nog een kind was. Ik heb er een huis op een bergflank. Als je daar niet creatief wordt, lukt het je nergens. Heel af en toe ga ik nog eens naar Bron-Yr-Aur, de cottage waar we in 1970 Led Zeppelin III schreven. Ik heb trouwens ooit een brief gekregen van de eigenaar. ‘Dankzij jullie kunnen wij niet meer in onze tuin zitten zonder dat er een puber over de haag vervelende vragen over jouw groepje komt stellen.’ ( lacht)
Toen jullie met Swan Records een eigen label opzetten, gingen jullie op zoek naar jonge bands, zoals Bad Company. Doe je dat nog steeds?
Plant: Nee, daar heb ik noch de tijd, noch de ambitie voor. Tegenwoordig slaan ze je plat met zangeresjes voor wie het voorprogramma van bloody Van Morrison het hoogste goed is. En zit de wereld echt te wachten op die broekventen van Keane? Mercy, please! Maar heel af en toe waait er iets mijn richting uit waarvan ik denk: ‘niet slecht, jongens, niet slecht’.
The White Stripes? The Mars Volta?
Plant: The White Stripes vind ik oké, ze hebben een paar goeie grooves. Ik hoor er de blues van Son House in. Kings of Leon is niet kwaad, maar ze moeten nog rijpen. Mijn zoon heeft me The Mars Volta laten horen en die vind ik geweldig. Ik hoor er geen spatje Zep in, dus dat helpt.
Pardon?
Plant: ( onverstoorbaar) Ik hoor bij hen strak doorgecomponeerde songs. Heel progrock allemaal.
En wij die dachten dat ze klonken als Zep met Robert Fripp als interimgitarist.
Plant: ( bars) Fripp zou het geen vijf minuten in Zep uitgehouden hebben. Volgende vraag.
Je houdt harnekkig de boot af als het op een Zep-reünie aankomt. Page vond het ongepast dat je onlangs niet kwam opdagen op de Grammy’s voor jullie Lifetime Achievement Award. Hebben reünies ook maar enige zin?
Plant: Natuurlijk niet, behalve voor je bankrekening. Als je er al jaren niet meer in slaagt om ook maar één deugdelijke song te schrijven, en dan maar tournee na tournee je oude hits speelt, dan kun je toch niet meer in de spiegel kijken? Dat is je reinste karaoke. De enige reünie waar ik naar uitkijk is die van Cream. Ik heb altijd van het samenspel tussen (bassist) Jack Bruce en (drummer) Ginger Baker gehouden. Wat er ook over die gasten beweerd mag worden, je weet nooit waar ze live mee zullen komen aandragen. Ze spelen met een jazzmentaliteit, en dan vind ik het wel waardevol. En vooral: het zal Eric (Clapton) deugd doen. Hij heeft af en toe eens een goeie schop onder zijn kont nodig. Als hij nu nog zijn krullen laat groeien, komt het nog allemaal goed met hem. En ga jij nu vragen hoe het zit met een Zep-reünie?
Nee. Zullen we samen de tv uit het venster gooien?
Plant:Sure.
Bart Cornand
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier