It’s a girl!’ jubelt de internationale pers sinds bekend werd dat de openingsfilm in Cannes voor het eerst sinds 1987 door een vrouw geregisseerd werd. Maar is dat nu een reden tot feesten of veeleer een symptoom van de filmindustriekwaal genaamd seksisme?
Als ze er niet zijn, kunnen wij ze ook niet tevoorschijn toveren. Dat was min of meer het antwoord van délégué général du festival Thierry Frémaux toen hij er in 2012 middels een door 900 vrouwen uit de filmwereld getekende petitie op gewezen werd dat er weer eens geen enkele vrouw in de officiële selectie van het belangrijkste filmfestival ter wereld zat. Met ‘ze’ bedoelde hij goede films geregisseerd door vrouwen. En positieve discriminatie, daar kon op het belangrijkste filmfestival ter wereld geen sprake van zijn. In Cannes telt enkel qualité, of die nu van mannen of vrouwen komt. Een beetje gek dan, n’est-ce pas, dat ‘ze’ er dit jaar plots wel zijn. En dat ‘ze’ plots zo goed zijn dat ze het festival zelfs mogen openen. Zou 2012 gewoon een slecht filmjaar geweest zijn voor vrouwen? En 2010? En 2005? En niet dat het nu, met amper twee vrouwen in de competitie, zoveel beter is.
Laten we geen lange lijst maken van regisseuses die consequent, film na film, jaar na jaar, superieure kwaliteit afleveren (Lynne Ramsay, Fien Troch, Kelly Reichardt, Sofia Coppola, Naomi Kawase, Andrea Arnold, Claire Denis…), maar laten we even doen alsof monsieur Frémaux gelijk heeft wanneer hij beweert dat een festival als Cannes niet bepaalt wat er in de filmwereld gebeurt, maar daar slechts een reflectie van is. Wat wordt er dan, naast de mediterrane zon, aan de Côte d’Azur precies gereflecteerd? Dat vrouwen in de filmindustrie stuitend ondervertegenwoordigd zijn. Dat ze minder toegang hebben tot de financiële structuren achter de productieprocessen. Dat ze meer moeite hebben om hun projecten rond te krijgen. Dat ze niet gelijk betaald worden. Dat ze, als ze er al zijn, vooral aanwezig zijn in de independent film (in 2013 was op het Sundancefestival met hetzelfde ‘wij kiezen puur op kwaliteit’-argument de verhouding 50/50 in de hoofdcompetitie) en de documentairesector (39 procent van de op festivals getoonte documentaires zijn geregisseerd door vrouwen), maar dat ze, zodra het over grof geld gaat, niet voorbij het old boys network raken.
En voor u roept dat de Fransen al vele jaren lijden aan allerlei vormen van chauvinisme waarvan male chauvinism nog niet eens de ergste is: het probleem doet zich niet enkel voor aan de Azurenkust. Ook aan de Amerikaanse Westkust en, ja, zelfs achter onze eigenste Noordzeestranden moeten vrouwen in de filmindustrie harder werken om hetzelfde voor elkaar te krijgen. Een recente studie van de San Diego State University toonde aan dat 93 procent van de 250 Hollywoodproducties die in 2014 het meeste geld opbrachten door mannen geregisseerd werden. In de top 100 zat één vrouw: Angelina Jolie. In de competitie van het Film Fest Gent zat vorig jaar welgeteld één vrouw: Naomi Kawase met Still the Water. En het zijn niet enkel de regisseursstoelen die maar niet gevuld raken door vrouwen. Ook scenaristen, producenten, monteurs, cameramannen en ander filmpersoneel zijn overal ter wereld, met belachelijk ruime marges, overwegend mannen. In Hollywood is slechts 23 procent van de producenten vrouw, en dat is dan nog de categorie waarin vrouwen het best vertegenwoordigd zijn. Bij de monteurs is dat 18 procent, bij de scenaristen 11 procent en cameravrouwen halen amper 5 procent. De meest hallucinante conclusie van het onderzoek van San Diego State is dat er vandaag minder vrouwen werkzaam zijn in Hollywood dan zeventien jaar geleden, toen men met de studies begon. Of, zoals Kristen Stewart het onlangs aan Harper’s Bazaar uitlegde: ‘Vrouwen moeten onvermijdelijk dat extra beetje harder werken om gehoord te worden. Hollywood is afschuwelijk seksistisch. Het is zo beledigend, te gek voor woorden gewoon.’
Als er geen zijn, kunnen wij ze niet tevoorschijn toveren. Heeft Frémaux dan toch gelijk als hij beweert dat er simpelweg minder goeie films van vrouwelijke regisseurs zijn? O jazeker, maar dat heeft veel minder te maken met de genetische verdeling van filmische virtuositeit dan met de kansen die talent krijgt om ontwikkeld te worden. Als dat talent toevallig aan twee X-chromosomen verbonden is, worden de ontwikkelingskansen plots veel kleiner, dus mag het ‘als er minder films geselecteerd worden, zullen er wel minder getalenteerde vrouwen zijn, zeker?’-excuus voor eens en voor altijd begraven worden in het mausoleum van compleet misplaatste mannelijke nuchterheid, waar ook ‘als er minder vrouwen in de politiek zitten, zal het hen wel niet interesseren, zeker?’ opgebaard ligt.
Het is niet (enkel) de schuld van Cannes of van andere filmfestivals dat vrouwen minder kansen krijgen in de filmindustrie. Maar de kop in het Zuid-Franse zand steken tot er vanzelf meer vrouwelijke regisseurs komen en intussen af en toe een vrouw als juryvoorzitster kiezen om te doen alsof er geen probleem is, valt absoluut niet te rijmen met de esprit van een festival dat expliciet claimt met zijn officiële selectie ‘de diversiteit van de cinematografische creatie’ in de kijker te willen zetten. Worden alle genderongelijkheidsproblemen opgelost door meer vrouwen te selecteren? Nee. De echte strijd moet op een andere plaats gevoerd worden. Bij de financiers en de producenten. Bij de onderliggende structuren die ervoor zorgen dat vrouwen uitgesloten blijven. Die andere plaats noemen we de markt. Le marché du film. En waar en wanneer denkt u dat die jaarlijks plaatsvindt?
DOOR SAM DE WILDE – ILLUSTRATIE SARAH VANBELLE
HET IS NIET ALLEEN DE FOUT VAN CANNES DAT VROUWEN MINDER KANSEN KRIJGEN IN DE FILM, MAAR DAAROM MOET JE JE HOOFD NOG NIET IN HET ZUID-FRANSE ZAND STEKEN.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier