Omdat het net iets te vaak herhaald werd, was ik geneigd het niet te geloven: dat de 8 fantastisch en van zelden geziene kwaliteit was. We kregen het tot vervelens toe te horen nog voor de eerste aflevering op antenne ging. Regisseur Julien Vrebos mocht het uitgebreid in de meeste weekendkranten komen uitleggen. Deze reality film, want nee, het was geen soap, en ook niet het zoveelste bouwprogramma, zou voor de vakschool en het technisch onderwijs doen wat honderd mediacampagnes niet konden: hun imago oppoetsen. Ook Saartje Vandendriessche meldde, melodramatisch met de armen wapperend, dat de 8 werkelijk, maar echt, ik meen het hé, een goede, mooie, hartverwarmende reeks was. U zult me vergeven dat mijn wantrouwen gewekt was.
Onterecht, bleek echter van bij de eerste beelden, waar we eens niet door een in babyolie gedrenkte stem doorheen gegidst werden. Twee gasten zitten op café en zeggen wat ze te zeggen hebben. Dat ze geen zin hebben in het zoveelste eindwerk dat even later toch wordt afgebroken. Ze willen iets echts, iets blijvends, iets om trots op te zijn. Een huis. ‘Ik weet een huis staan’, zegt de grootste, Bram. ‘Hier een beetje verderop.’ De kleinste, Jovanni, vindt dat hij zwanst. ‘Helemaal niet’, buldert Bram. ‘Ik zal het laten zien.’ Ietwat vrijmoedig van de alcohol bellen ze bij de buren aan. ‘Van wie is het huis?’, vragen ze op de man af. Direct, zoals het programma zelf.
De 8 is pure televisie, die zonder toeters of bellen het bijna onwerkelijke doorzettingsvermogen van de jongelui toont. ‘Een probleem? Laten we het oplossen.’ Er wordt niet gezeverd of eindeloos gepalaverd. ‘We moeten de burgemeester hebben. Hij is niet op zijn bureau? Oké, dan gaan we wel bij hem thuis langs.’ Mannen met plannen kunnen ijzer met hun handen breken. Zeker mannen van de vakschool. De vraag die altijd wat op de achtergrond doorschemert, is in hoeverre de camera de deuren opent. Maar zelfs als dat zo is, doet het er niet toe. ‘Burgemeester, wij willen dat huis opknappen.’ – ‘Meen je dat?’ – ‘Ja’. Zo simpel dat het ontroerend wordt. De burgemeester vindt het goed, de gemeenteraad ook. De acht gasten krijgen de sleutel van het huis en dwalen vol verwondering door het achtergebleven verleden van de bewoners. Foto’s, speelgoed, kleren, pantoffels, schilderijen, oude Belgische franken (8000 in totaal). ‘Wegsmijten’, meent de ene. ‘Er is nog een dochter, ze is gehandicapt’, weet het enige meisje van de groep, Nikki. ‘Misschien wil zij wel iets. Weet ze wel dat haar spullen hier nog staan als ze gehandicapt is?’ Cru maar ongekunsteld, recht voor de raap. Er wordt een tweedehandszaak gebeld, die nog die namiddag alles komt ophalen. Wie nog iets ziet wat hem aanstaat, mag het houden. Nikki kiest het schilderij met de paarden; Bram houdt een oude sleutel en bindt Nikki een kettinkje rond de hals. ‘Mooi?’, vraagt ze. ‘Je ziet er zestig jaar ouder uit.’ Ook dat is prachtig aan de 8: de vanzelfsprekende relatie tussen dat ene meisje en die zeven gasten. Vriendschap heet dat. Ook iets puurs dat je te weinig op tv ziet.
Door Tine Hens
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier