Kluchten moet men Michael Frayn niet leren schrijven. Merkwaardig dan ook dat het gagniveau van Skios, zijn recentste roman, zo dramatisch is.

Veel wind vandaag. Een zuidzuidwester, naar het zich laat aanzien.

Kijk hoe uitdagend lang die kloeke ekster boven op de haag blijft zitten terwijl de kater van de buren op zijn qui-vive voorbijslentert. Die beesten toch!

Dat is nu al vier keer op rij dat stadsbus 15 zich hier punctueel van zijn beginhalte om de hoek heeft losgemaakt. Puik werk, chauffeurs (m/v)! Als het goed is, mag het ook gezegd worden!

Neen jongens, het valt dus echt niet mee om je aandacht binnenskamers te houden wanneer je Skios openslaat, de jongste komische pennenvrucht van veelschrijver Michael Frayn. Nochtans is die Frayn niet de eerste de beste. Zijn toneelklucht Noises Off (1982) heeft het tot niet kapot te krijgen evergreen geschopt. In zijn schertsende romans pakt de notabele Brit graag, maar nooit hooghartig, met zijn eruditie uit. En voor het filmpubliek blijft hij de succesvolle scenarist van Clockwise (1986), de komedie met John Cleese.

Het probleem met Skios, als je je er summier van wilt afmaken, is dat het een sprankelloos flutverhaaltje vertelt, waarin de auteur, getuige het kneuterige tweestuiverstijltje, zelf weinig lijkt te geloven. Op het Griekse eiland Skios maakt de Fred Toppler Foundation zich op voor de apotheose van de jaarlijkse feestelijkheden: de lezing door een gedistingeerd wetenschapper, ditmaal dr. Norman Wilfred. Alleen: op de luchthaven bestaat de flierefluiter Oliver Fox – net op Skios geland voor een avontuurtje met zijn nieuwe scharrel Georgie – het om prompt de plaats van voornoemde geletterde in te nemen. We moeten aannemen dat de blonde nitwit dat doet omdat Nikki, de knappe regelnicht van de stichting die haar spreker met een naambordje opwacht, op een bepaalde manier naar hem glimlacht.

Zo vroeg en het is dus al om zeep. Want maak het gerust zo mesjogge als je wilt, een tot 256 bladzijden aangezwollen geestigheid is erbij gebaat dat ze op zijn minst de schijn van aannemelijkheid ophoudt. Zowat alles waarmee Frayn vervolgens gegier en gebrul probeert te veroorzaken, voelt aan als een breekijzer: zo’n tuig waarmee men de boel op onzachte wijze forceert.

Persoonsverwarringen, dooreengehaspelde reiskoffers, taalstoornissen, makkelijk zat om daarmee de misverstanden snel op een hoopje te vegen, moet Frayn op zijn oude dag hebben geredeneerd. En elke gsm die de vermoeiende chaos meteen zou kunnen opheffen, heeft natuurlijk – hoe komt hij erop – een platte batterij. Alsof Frayn deze keer niet veel zin had uit zijn zetel te komen, maar slechts een lijvige uitdraai van de lijst met kolderieke clichés van een ISBN-nummer heeft laten voorzien.

Uiteraard: dit is een farce. Het mag en moet derhalve allemaal wat op de spits gedreven zijn, met bruutweg afgevlakte personages en een karrevracht aan stomme toevalligheden. Maar van Frayn verwacht je meer dan een luie, vage satire op het wetenschappelijke societygedruis. Ook de subplotjes die hij aandraagt – de concurrentiestrijd om de directeurszetel bij de stichting, of de manier waarop die als witwasfabriek wordt gebruikt – blijken kwesties van zaaien zonder aan te stampen.

Achteruitboeren, heet zoiets.

SKIOS *

Michael Frayn, Meulenhoff (oorspronkelijke titel: Skios), 256 blz., ? 17,95.

KURT BLONDEEL

SLEUTELZIN: ‘Georgie… Ja, ja… Maar vertel nou even: waar ben je…? De wc? Zit je weer op de wc…? O, Georgie, nee…!’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content