‘Als ik door iedereen wordt geprezen, dan maak ik me zorgen’, speechte Saul Bellow toen hij in 1976 de Nobelprijs in ontvangst nam. De Joods-Amerikaanse schrijver was de onbetwiste nummer één van de Amerikaanse letteren, maar ook een omstreden figuur. Hij werd een racist genoemd, had het geregeld met feministen aan de stok en kreeg het verwijt elitair te zijn. Dat laatste is niet verwonderlijk aangezien hij in zijn werk talrijke erudiete personages van hoogdravende citaten voorzag. De dichter Von Humboldt Fleisher en zijn vriend Charlie Citrine uit Humboldt’s gift (1975) zijn zulke larger than life-personages. Beiden waren ooit succesvolle auteurs, maar raakten aan lagerwal. Wanneer Citrine onverwacht een erfenis krijgt, kan hij zijn leven weer in handen nemen en de eer van zijn overleden vriend herstellen. Daarbij schuwt hij het gegoochel met woorden zeker niet.
Critici van Bellow ervaren zijn boeken vaak als overladen. Norman Mailer bijvoorbeeld vond diens grote doorbraakroman, The Adventures of Augie March (1953), om die reden weinig overtuigend. Fans als Philip Roth prijzen dan weer de manier waarop Amerika in dit picareske coming of age-verhaal tot leven wordt gebracht. Zij kregen overigens gelijk: het boek ging vlotjes over de toonbank en maakte van Bellow een literaire gigant.
De hoofdpersonages uit Bellows oeuvre zijn vaak optimisten die met geloof in eigen kunnen naar hun plaats in het grootstedelijke Amerika van de 20e eeuw zoeken. Voor Herzog, de hoofdfiguur uit zijn gelijknamige magnum opus uit 1964, is die zoektocht dringend, want zijn vrouw heeft een affaire met een vriend des huizes. En dus schrijft hij brieven, veel brieven, naar Jan en alleman. Maar hij verstuurt ze niet. Wel uit hij er zijn ontgoocheling in, of probeert hij zich zo met zijn situatie te verzoenen. Ook Wilhelm Adler uit Seize the Day (1956) – Bellows meest geprezen werk en verfilmd met Robin Williams – moet zien om te gaan met het mislukken van zijn huwelijk en zijn carrière.
Bellow hield er met vijf echtgenotes een turbulent liefdesleven op na, maar geen relatie was zo intensief als die met Chicago, de stad die een grote rol speelt in de meeste van zijn verhalen. Tot hij in 1993 genoeg kreeg van de somberheid van de Windy City én de raciale spanningen zou hij er wonen en lesgeven aan de universiteit. In The Dean’s December (1982) klaagde hij via zijn alter ego Albert Corde al over de teloorgang van Chicago, maar hij vond pas elf jaar later genoeg redenen om naar Boston te verkassen. Daar bleef hij schrijven én doceren over literatuur. Opmerkelijk eigenlijk dat een literair monument op zijn oude dag – 77 was hij toen – nog tijd maakte om les te geven. Naar eigen zeggen was dat noodzakelijk om zich tegen de eenzaamheid van zijn schrijverschap te kunnen verzetten. En in dat verzet lijkt hij goed op zijn personages.
‘De avonturen van Augie March’, ‘Herzog’ en ‘De decaan en diensdecember’ worden in oktober opnieuw uitgegeven door De Bezige Bij. ‘Humboldts nalatenschap’ volgt later.
Jeroen Bert
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier