Kibbelende minnaars, sexy vrouwvolk en zonnige Spaanse decors. Woody Allen zet in zijn nieuwste romcom ‘Vicky Cristina Barcelona’ zijn verkenning van Europa voort, én wipte ook hier even binnen. ‘Ik blijf in de liefde geloven, ook al is die niet wederzijds. ‘
Door Dave Mestdach
Door Dave Mestdach
Wist Woody Allen (72) zich met Oscarwinnende hits als Annie Hall (1976), Manhattan (1979), Hannah and Her Sisters (1986) en Bullets over Broadway (1995) tot dé chroniqueur van artistiek New York te kronen, dan heeft hij de jongste jaren de Europese smaak duidelijk stevig te pakken – al is het dan deels om budgettaire redenen. Zo speelden zijn drie vorige films Match Point, Scoopen Cassandra’s Dream zich telkens in Londen af. Voor zijn nieuwste prent – een romcom met de klassieke Allenmix van amoureuze intriges, sexy sitcom en nerveuze dialogen – wijkt hij echter voor het eerst naar Barcelona uit.
Tussen de zonnige zuiderse plaatjes aldaar herkennen we zijn recente muze Scarlett Johansson als de Amerikaanse studente Cristina, die samen met haar vriendin Vicky (Rebecca Hall) tijdens de zomervakantie naar Spanje afzakt. Daar vallen beiden voor de charmes van de zelfverzekerde kunstenaar Juan Antonio(Javier Bardem in latinlovermodus). Dat wekt niet alleen bij beide vriendinnen de nodige wrevel op. Ook Juans psychotische ex Maria Elena (Penélope Cruz) blijkt allesbehalve opgezet met het interculturele geflirt en muteert dan ook om de haverklap tot een heuse Spaanse furie.
Meer van hetzelfde, maar dan met een zuiders strikje rond? Of Allen eindelijk weer in topvorm zoals sommigen – nog maar eens – beweren? Een gesprek met’s werelds bekendste klarinetspelende, brildragende, cultureel correcte en inJoodse humor gespecialiseerde neuroot.
‘Vicky Cristina Barcelona’ is een overspelkomedie waarin je twee sexy, jonge vrouwen op amoureuze ontdekkingstocht door Europa stuurt, én Johansson en Cruz met elkaar laat stoeien. Had je zo’n film ook met oudere actrices gemaakt of heb je ze liever mooi en jong?
Woody Allen: Persoonlijk heb ik ze liever mooi en jong. Maar leeftijd is eigenlijk van geen belang. Zolang het gaat om seks tussen gelijkgestemde zielen die niemand anders kwaad doen, zie ik niet in waarom je daarvan een punt zou maken. Deze film past in een lange literaire traditie van erotisch getinte verhalen over Amerikanen die Europa aandoen, daar een vrijere levensstijl ontdekken en zo een mentale transformatie ondergaan. Om van de fysieke nog maar te zwijgen. (lacht) Die mythe gaat al mee sinds Henry James ( de Amerikaanse auteur van onder meer The Portrait of a Lady en The Turn of the Screw, nvdr). Ook nu nog worden Europeanen mysterieuzer, sexier, avontuurlijker, intelligenter en kunstzinniger bevonden, wat wellicht te maken heeft met de puriteinse, repressieve moraal van de gemiddelde Amerikaan. En rond die culturele clichés wilde ik graag een film maken.
En kloppen die clichés?
Allen: Volgens mij wel. Ik heb in elk geval een enorm romantische kijk op Europa, net zoals ik die heb op New York City. Er wordt me vaak verweten dat mijn films een te idealistisch wereldbeeld schetsen, en dat Scorsese en Spike Lee pas échte films over het échte New York maken. Maar ik film mijn wereld zoals ik die zie en aanvoel. En wat Europa betreft, ben ik een absolute Eurofiel. Het eten is beter, de vrouwen interessanter en de cultuur verfijnder. Misschien vergis ik me, maar dan wil ik dat zelfs niet weten. (lacht)
Niet slecht bedoeld, maar de twee Amerikaanse studentes die je opvoert, zijn toch gewoon domme trienen?
Allen: Ze zijn niet dom, maar tragisch. Ze geloven in de liefde, maar zijn óf een tikje naïef óf angstig. Ze durven hun passie niet te volgen. Als er binnen vijftien jaar een sequel komt, zou het me niet verbazen dat ze ongelukkig getrouwd zijn, een saai burgerleventje leiden en nog altijd van die ene spannende vakantie in Barcelona dagdromen. Ze weten niet wat ze willen en de romantische droom die ze najagen is onbereikbaar, maar dat maakt hen nog geen domme trienen. Dat trieste en naïeve zit in ieder van ons. Daarom gun ik hen ook geen happy end. Niet zozeer omdat ik een pessimistische levensvisie heb. Gewoon omdat zo’n melancholisch einde overeenstemt met een realiteit die we allemaal kennen.
Veel van uw recente films hebben inderdaad een cynischeof fatalistische kijk op de liefde. Geloof je er niet meer in?
Allen: Ik ben een romanticus in hart en nieren. Zelfs al is die niet wederzijds, dan nog blijf ik in de liefde geloven. Maar ik ben ook een realist. Liefde blijft een kwestie van geluk, wat trouwens ook het basisidee voor Match Point was. Je kunt zoeken en spartelen zoveel je wil, uiteindelijk blijft het enorm moeilijk om op iemands seksuele, emotionele en intellectuele noden af te stemmen. Het is als radiozenders zoeken met bokshandschoenen aan. Soms vind je meteen de juiste golflengte. Soms begint het na een tijdje opnieuw te ruisen. Geluk is trouwens ook de beste kuur tegen kanker. (droog) Je moet geluk hebben dat je het niet krijgt.
Wilde je deze film per se in Barcelona draaien?
Allen: Ik wilde een zonnige en romantische stad in Europa. Het had net zo goed Rome of Venetië kunnen zijn, maar ik ben uiteindelijk in Barcelona beland. Kon ik ook met Javier Bardem en Penélope Cruz werken, die ik altijd al enorm bewonderd heb en in wie ik een blindelings vertrouwen had. Neem nu die scènes waarin ze in het Spaans bekvechten: die zijn volledig geïmproviseerd. Hoewel ik geen half woord Spaans spreek, voelde ik instinctief aan dat het juist zat.
Improvisatie is deels je handelsmerk, hoewel je al je films ook zelf schrijft. Komen de scenarist en de regisseur in jezelf dan nooit met elkaar in conflict?
Allen: Neen. Ik heb mijn acteurs altijd aangemoedigd om zoveel mogelijk te improviseren, maar het blijven rare beestjes. Moedig het aan en ze herhalen je dialogen woord voor woord. Het is meestal pas na enkele draaidagen dat ze mijn woorden met de hunne vermengen. Dan beginnen de dialogen écht te klinken en de personages te leven. Eigenlijk zou ik tijdens de eerste draaiweek gewoon op vakantie moeten gaan.
Schrijf je trouwens nog altijd alles op je ouwe Olympia-tikmachine?
Allen: Reken maar. Ik heb dat ding vijfenvijftig jaar geleden gekocht in Brooklyn voor veertig dollar. Toen ik de verkoper vroeg of het degelijk materiaal was, antwoordde hij dat die Olympia willicht langer zou meegaan dan ik. En als ik mijn knoken mag geloven, ziet het ernaar uit dat hij gelijk krijgt. In tegenstelling tot mezelf ziet dat ding er nog gloednieuw uit. Alleen heb ik nog nooit een lint moeten laten vervangen. (lacht)
Je bent er 72, wat betekent dat je wellicht geen twintig films meer zult maken. Is dat iets wat je bezighoudt?
Allen: De dood houdt me al sinds de lagere school bezig, zoveel is er in de loop der jaren dus niet veranderd. Het is wel zo dat de ideeën voor een film minder vlot komen dan vroeger. Dialogen schrijven en personages uitwerken is altijd heel plezierig. Maar op het basisidee zit ik soms weken te zwoegen. De slopendste en deprimerendste weken van het jaar zijn dan ook die kort na het voltooien van een film, waarin je alleen op je kamer een idee voor een nieuwe film eruit probeert te persen.
Dat is duidelijk opnieuw gelukt. Je volgende prent heet ‘Whatever works’.
Allen: (knikt) Het is een komedie en ik heb hem opnieuw in New York gedraaid met komiek Larry David en Evan Rachel Wood in de hoofdrollen. Oorspronkelijk zou ik weer in Europa filmen, maar met de dreigende acteursstaking in Amerika moest ik voor de zomer met de opnames klaar zijn. Aangezien mijn kinderen nog steeds op school zitten, was de keuze voor New York snel gemaakt. Belachelijk trouwens hoe duur New York in die vier jaar dat ik er weg was, is geworden. Meestal werk ik met een beperkt budget van vijftien miljoen dollar, en ik kan dus alleen maar hopen dat je op het scherm niet zult zien welke arme luizen we in feite zijn.
Onlangs heb je voor het eerst een opera geregisseerd.Een lang gekoesterde droom?
Allen: Helemaal niet. Ik wilde geen opera regisseren, maar Placido Domingo – die al enkele jaren de opera van Los Angeles leidt – bleef maar aandringen, net als mijn nichtje dat daar blijkbaar iets mee te maken heeft. Ik heb hen nochtans meteen gewaarschuwd dat ik geen bal van operaregie afweet, dat ik amper theaterstukken heb geregisseerd en dat het dus wellicht een gênante vertoning zou worden. Waarop ze antwoordden: ‘Geen probleem. Doe dan maar een korte, komische opera van Puccini.’ Met sommige lui valt gewoon niette praten. (lacht)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier