K3. The Spice Girls. Pussycat Dolls. Zangeres-actrice Tine Reymer had minstens drie uitstekende redenen om niét met een meidengroep te beginnen, maar met Billie King bewijst ze dat het ook anders kan, en beter vooral. ‘We willen een goede groep zijn, geen goede grap.’

Voor de debuutplaat van Billie King, There You Go My Love, deed Tine Reymer een beroep op Tom Pintens, met wie ze in een vorig leven het mooie weer maakte bij Flowers For Breakfast. Maar eenmaal alles opgenomen, stelde ze een volledig vrouwelijke begeleidingsgroep samen, met Isolde Lasoen (Daan, Skeemz) op drum, Sara Gilis (Eva De Roovere) op toetsen, Chantal Willie (Zap Mama) op bas en klassieke muzikante Nele De Gussem op gitaar.

Zo komt het dat we niet ontboden worden in een rokerig repetitiekot, maar aan een grote tafel vol pincetten, krultangen en andere marteltuigen. Dat we geen lauw bier te drinken krijgen, maar heerlijke espresso. Dat we geen grote filosofische debatten voeren over seks, drugs & rock-‘n-roll, maar nieuwe inzichten te horen krijgen à la: ‘Kinderen krijgen, dat is pas rock-‘n-roll’. En dat we meteen naar onze mening gevraagd worden over een eerste lading goodies van een kledingsponsor. Vrouwen!

Je maakte de debuutplaat van Billie King samen met Tom Pintens, en stelde pas daarna een groep samen. Was dat niet vreemd?

Tine Reymer: Een beetje wel. Vooral omdat ons eerste echte optreden al meteen op het folkfestival van Dranouter was, terwijl we op dat moment nog maar drie weken samen repeteerden. Bij wijze van generale repetitie speelden we de avond voordien in een klein cafeetje in Gent, om niet compleet onvoorbereid op dat grote podium te staan. Maar toch was er die dag zo’n gevoel van: dit is véél te hoog gegrepen. (lacht) Onze eerste repetitie zal ik ook nooit vergeten. Na een paar akkoorden riep ik al heel hard ‘Stop!’, omdat ik dat als actrice zo gewoon was. Een paar minuten spelen, en daar dan uren over zagen en leuteren. Maar ik merkte al meteen dat dat bij Billie King niet zou werken. ‘Is het de bedoeling dat wij hier de hele tijd gaan zitten kletsen?’, vroeg iemand. ‘Of gaan we ook muziek maken?’ Op dat moment wist ik: ‘Dit komt wel goed.’

Je kondigde al heel snel aan dat Billie King een meidengroep zou worden, maar je zei er nooit bij waarom. Had je er geen goede reden voor?

Tine: Niet echt, nee. Maar na jaren samenwerken met mannen had ik gewoon zin in iets anders – vrouwen, dus. (lacht) Ik herinner me wél nog dat ik me op een bepaald moment heel verwonderd afvroeg: ‘Allez, waar zitten al die vrouwen hier in de muziekwereld? Zijn die er überhaupt wel?’ Ik geloof dat ik toen beslist heb dat mijn volgende groep er één met alleen maar vrouwen zou worden.

Isolde, jij zei twee jaar geleden in een interview: ‘Over mijn lijk dat ik ooit bij een vrouwengroep ga spelen.’ Hoe kon Tine je overhalen?

Isolde Lasoen: Simpel: met haar muziek. Ik had al vaak aanbiedingen gekregen om bij vrouwengroepen te gaan drummen, maar dat waren dan óf groepen die waren samengesteld door een of andere manager, óf foute feministenclubjes. Maar Tine verzekerde me dat ze geen marketingplan had, en al evenmin een feministische agenda. Vrouwen moeten voor mij geen groepjes beginnen om te bewijzen dat ze even goed of beter zijn dan mannen. Ze moeten dat alleen maar doen om goede muziek te maken.

Shirley Manson van Garbage zei ooit dat twee dingen haar verschrikkelijk stoorden in de mannenwereld van de muziek: het gebrek aan elementaire hygiëne en de overvloed aan vettige praat. Herkenbaar?

Isolde: Pffff… Ik erger me toch vooral aan het seksisme, en het feit dat je als vrouw zelden of nooit voor vol wordt aangezien. Alleen al de kleinerende opmerkingen die ik van sommige geluidstechnici te horen krijg: verschrikkelijk gewoon! Tijdens de soundchecks gaat dat dan van: ‘Madammeke toch, denkt gij nu echt dat ge uw drums zo kunt opstellen? Niemand gaat u horen!’ De eerste jaren waren zulke uitspraken genoeg om heel mijn avond te vergallen. Maar tegenwoordig antwoord ik met de glimlach: ‘Awel meneerke, ik heb al meer dan honderd concerten in die opstelling gespeeld. Zal ik u eens uitleggen hoe professionals dat oplossen?’

Sara Gilis: Veel technici gaan er ook van uit dat ze geen muzikantentermen mogen gebruiken, omdat je die als vrouw niet zou begrijpen. Dan roepen ze dingen als: ‘Zeg, heb jij een jackske mee? Je weet wel: zo’n kabelke om uw keyboards in uw versterker te stoppen?’ Alsof ik niet zou weten hoe ik mijn instrument moet inpluggen! Bij een man zouden ze zoiets nooit durven. En muzikanten zijn vaak geen haar beter, hoor. Ik heb váák audities gedaan waarbij ik iedereen zag denken: ‘Help, een vrouw!’

Nele De Gussem: Zelfs in de klassieke wereld is dat zo. Daar gaan ze er zelfs van uit dat vrouwen bepaalde instrumenten niet kunnen spelen, zoals viool en gitaar. En daar zie je bijvoorbeeld ook bijna geen vrouwelijke dirigentes. Ik heb na een auditie een keer letterlijk te horen gekregen: ‘Je was veruit de beste kandidate, maar helaas ben je een beetje te vrouwelijk.’ (lacht)

Sara: Of dan zeggen ze: ‘We hebben schrik dat een vrouw de goede sfeer in de groep zou verpesten.’ En dan volgt een of ander compleet overtrokken zangeres-papt-aan-met-drummerverhaal, waaruit moet blijken dat vrouwen alleen maar voor problemen zorgen. Onzin, maar probeer hen dat maar eens aan het verstand te brengen. Het is en blijft een mannenwereld, hé.

Tine: Zelfs het meisje dat ons management doet, heeft keihard moeten knokken om serieus genomen te worden. Hoe vaak dié al niet te horen heeft gekregen: ‘Hoezo, jij bent boekingsagente?’ Maar als je dan toch aanvaard wordt, geeft dat natuurlijk dubbel zoveel voldoening. Da’s een beetje hetzelfde als bij vrouwelijke politici, denk ik. Die moeten ook bewijzen dat ze méér zijn dan een stel benen.

Tine:(lacht) Onlangs hoorde ik iets gelijkaardigs van een muzikant die ons had zien optreden in Oostende. ‘Na twee minuten was ik al vergeten dat er alleen maar vrouwen op het podium stonden’, zei hij. ‘En nochtans was ik komen kijken met zo’n machohouding van: ‘Laat maar eens wat zien, wijvekes.’ Maar ik vond dat achteraf toch een leuk compliment.

Sara: Het omgekeerde is ook al gebeurd. Een recensent die schreef dat je aan de plaat kon horen dat ze volledig door vrouwen was gemaakt. Terwijl de meeste nummers werden ingespeeld door mannen. We begonnen pas samen te repeteren toen de plaat allang klaar was. (lacht)

Isolde: Grappig, eigenlijk. Als vijf mannen een groep vormen, haalt niemand het in zijn hoofd om over een ‘mannenband’ te spreken, of over ‘mannenmuziek’. Da’s de normaalste zaak ter wereld. Maar laat vijf vrouwen samen muziek maken en iedereen heeft het meteen over ‘girl power’ en ‘vrouwenmuziek’.

Tine: Er zijn er ook bijna geen: groepen met alleen maar vrouwen die zélf alle instrumenten bespelen. Volgens een oud-boekingsagent van Clear Channel zijn wij op dit moment wereldwijd zelfs de enigen die dat doen. Zelfs bij The Donnas schijnt een man te spelen.

Chantal Willie: Onze ambitie is niet om een goede vrouwengroep te zijn, maar een goede groep tout court. Of beter: een goede groep, geen goede grap.

Merken jullie zélf eigenlijk een verschil tussen Billie King en de gemengde groepen waarin jullie tot nog toe speelden?

Tine: Nauwelijks, al lijkt iedereen daar wel van uit te gaan. Veel mensen vragen ons bijvoorbeeld of we elkaar tijdens repetities niet constant in de haren vliegen. Terwijl dat helemaal niet zo is, er wordt net ongelooflijk veel gelachen. Onze gespreksonderwerpen zijn ook helemaal niet vrouwelijk of zo. Af en toe gaat het over totaal andere dingen dan over schmink en schoenen en kleren. We praten bijvoorbeeld ook heel vaak over, euh, kinderen en zo. (lacht)

Sara: Voor mij is het voornaamste verschil dat er bij Billie King ongelooflijk veel en goed wordt gecommuniceerd. Zelfs als er ambras is, wordt alles meteen uitgepraat. Bij mannen gaat dat meestal een stuk moeizamer, heb ik al gemerkt. Die hebben de neiging om alles op te kroppen, tot de boel ontploft.

Isolde: Ik vind het vooral een verademing dat niemand last heeft van geldingsdrang. Iedereen speelt heel sober en functioneel, en stelt zich ten dienste van de songs. Mannen zien hun instrumenten toch vaker als het verlengstuk van hun ego.

Mannen gaan volgens het cliché ook op een podium staan om indruk te maken. Lag dat bij jullie anders?

Sara: Bij mij in elk geval wel. Ik schreef mijn eerste liedje al toen ik vijf was. ‘Jetta O Jetta’, een ode aan de nieuwe auto van mijn ouders. (lacht) En daarna ging ik gewoon door met muziek spelen. Niet om cool te zijn of aandacht te krijgen. Maar gewoon omdat ik me nu eenmaal niets leukers kon voorstellen.

Isolde: Als meisje maak je je ook écht niet populair door muziek te spelen. Integendeel zelfs. Ik werd daar op school echt mee uitgelachen, zeker omdat ik in de fanfare van Maldegem speelde. Zelfs van mijn leerkrachten kreeg ik niets dan tegenwind toen ze hoorden dat ik muzikante wou worden. Die zeiden alleen: ‘Vergooi uw leven toch niet, Isoldeke. Studeer liever iets nuttigs – talen of zo.’

Tine: Ik zat op een heel strenge nonnenschool in Schoten, Vita E Pax, waar je hockey of tennis moest spelen om cool te zijn. Een paar klasgenoten waren wel geïnteresseerd in wat ik deed, en kwamen wel eens naar een optreden kijken. Maar de meesten hadden het toch te druk met dokter of advocaat worden, of iets in die aard. Samen met (actrice) Ann Miller was ik echt wel een beetje de marginaal van de school.

Isolde: Ik ook, en dat maakt me dubbel trots op wat ik bereikt heb. Als ik dan met Daan op Werchter mag spelen, of met Billie King op Dranouter, flitst dat toch even door mijn hoofd. ‘Zie mij hier nu zitten: het trutje uit de fanfare.’ Ik had slechter kunnen terechtkomen, nee?

Door Wouter Van Driessche l FOTO CHARLIE DEKEERSMAECKER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content