Er is vijftien jaar voorspel aan voorafgegaan, maar met Broken Glass Heroes hebben Tim Vanhamel en Pascal Deweze zich dan toch aan een paringsdans gewaagd. Een paringsdans met één been op het strand en het andere op een surfplank. ‘We hadden elkaar lang genoeg bepoteld.’

De één heeft al in ruwweg een dozijn groepen gespeeld, waarvan Evil Superstars, dEUS en Millionaire nog maar de bekendste zijn. De ander heeft al in exact twaalf groepen gespeeld, waarvan Metal Molly, Mitsoobishy Jacson en Sukilove dan weer de meest befaamde zijn. De één heeft nog met Josh Homme en Jesse ‘The Devil’ Hughes op het podium gestaan. De ander met wijlen Alex Chilton. De één is een muzikale bloedbroeder van Mauro Pawlowski. De ander is het als snarendrijver van The Grooms stilaan aan het worden.

Om kort te gaan: Vrouwe Fortuna heeft nog lang getalmd om Tim Van-hamel en Pascal Deweze samen te brengen. Lokmiddel was Benidorm Bastards, 2BE’s geriatrische variant op Trigger Happy waarvoor de Antwerpse inwijkelingen de soundtrack leverden. De score mondde uit in een nieuwe groep, Broken Glass Heroes, en een bijbehorende langspeler, Grandchildren of the Revolution.

Maar, zo zaten wij ons laatst in een Antwerpse drenkplaats hardop af te vragen, hoe lang hebben de heren Vanhamel en Deweze eigenlijk al kennis van elkaar?

Pascal Deweze: Al sinds de vroege jaren 90 van de vorige eeuw, mijnheer!

Tim Vanhamel: 1992 om precies te zijn.

Jullie speelden in respectievelijk Metal Molly en Evil Superstars, twee groepen waarvan in die dagen heel wat werd verwacht. Hadden die verwachtingen enige invloed op jullie onderlinge verstandhouding?

Deweze: Of we elkaar als concurrenten zagen, bedoel je? Niet echt.

Vanhamel: Er hing wel een soort spanning in de lucht. Metal Molly, Evil Superstars en dEUS: dat waren toch een beetje de ‘Kings of Flanders’ in die tijd. Ik was er me alvast van bewust dat we een nieuwe scene aan het creëren waren, want sinds The Scabs was hier op het rockfront niets meer gebeurd. We hielden elkaar dus zeker in de gaten, maar niet op een afgunstige manier of zo. Al heerste er wel een gezonde competitie.

Deweze: Mijn vroegste herinnering aan Tim is een namiddag die we samen hebben zoekgemaakt in de backstage van een festival in de Ardennen. Het was er vreselijk saai, tot we ergens in een blok-hut een pooltafel vonden. De hele namiddag hebben we daar staan poolen.

Vanhamel: Da’s just, dat herinner ik mij nog goed. Jij rookte blauwe Belga toen.

Deweze: Ik heb ook nog scherpe herinneringen aan een optreden van Sister Poo Poo, het groepje dat Tim had vóór hij bij de Superstars ging spelen. Ik vond het in die tijd heel jammer dat ik Nirvana nooit live had gezien, maar dat gemis werd door Sister Poo Poo ruimschoots goedgemaakt. Ik dacht: ‘ What-ever, ik heb iets gezien dat waarschijnlijk even straf is.’ (lacht)

Vanhamel: Niet overdrijven, hè!

Was er in die woelige jaren 90 al enige aanwijzing dat jullie ooit samen muziek zouden maken?

Deweze: Ik voelde toch vrij snel aan dat zoiets onvermijdelijk was. ’t Heeft alles welbeschouwd nog lang geduurdeigenlijk. (lacht)

Vanhamel: Zelf had ik toen geen flauw benul hoe het met ons zou lopen. Er was maar één iemand van wie ik honderd procent zeker wist dat hij een grote toekomst als artiest tegemoetging, en dat was Mauro. Logisch: iederéén flokt rond Mauro. Hij is een aandachts-magneet, iemand die altijd en overal een diepe indruk nalaat zonder daar ook maar enige moeite voor te doen. Dat hij het ging maken, dat was van meet af aan duidelijk. Van mezelf wist ik dat hoegenaamd niet. En van Pascal eerlijk gezegd ook niet. Metal Molly, dat was Pascal, Alan (Muller) én Gino (Geudens). Niks wees erop dat Pascal er toen boven uitstak.

Veel jongens van toen hebben ondertussen afgehaakt – het gros heeft de muzikale struggle for life simpelweg niet overleefd. Dat Pascal en ik hier nog wél zitten, geeft me eigenlijk wel een aangenaam gevoel. We mogen er wie-dan-ook dankbaar om zijn.

Deweze: Ja, zo evident is dat eigenlijk niet. We hebben echt moeten doorzetten. Het lijstje van het aantal muzikanten – zelfs uitermate getalenteerde – dat ergens onderweg een sabbatical heeft genomen en naderhand nooit meer is teruggekomen, is niet meer bij te houden. Daar ben ik intussen wel achter: als je ook maar even uit het muzikantenbestaan stapt, kom je niet meer terug.

Tim, waarom ben je uitgerekend nú – naar aanleiding van de soundtrack van ‘Benidorm Bastards’ – bij Pascal gaan aankloppen?

Vanhamel: We waren elkaar al een tijdje aan het bepotelen, zo van… ( spuwt op zijn hand en maakt een beweging die we hier niet zullen beschrijven, nvdr. ). En tja, once you get the juices running… Op café hadden we het al uitgebreid gehad over een project van hem, Mammals, waarvoor hij met verschillende gastmuzikanten wilde samenwerken. Tijdens een van die gesprekken heb ik hem wat ideetjes voor Benidorm Bastards voorgelegd. En voilà, we waren vertrokken.

Hoe is dat initiële tv-project dan zo kunnen ontsporen dat er een groep én een bijbehorende langspeler van zijn gekomen?

Deweze: Aanvankelijk was het niet eens de bedoeling dat we die tunes zelf zouden inzingen. We zagen ons als vakmannen die een product zouden afleveren. ‘Jullie willen sixtiesdeuntjes? Wel, dan schrijven we sixtiesdeuntjes.’ Alleen bleken we dat al snel heel erg leuk te vinden en werden we meegesleept door ons eigen enthousiasme. En hoe gaat dat dan? Je neemt al eens een vocal track op – ‘Gewoon om eens te horen hoe het klinkt, hé’ – maar achteraf moet je toegeven dat je er plezier aan beleeft en dat ’t nog goed klinkt ook. Na vier, vijf nummers begon het ons te dagen: ‘ Oh-oh, we’re in trouble. We’re starting to like this.

Vanhamel: Ik geloof dat ik degene was die uiteindelijk zei: ‘Scalle, dit is eigenlijk best oké, misschien moeten we die nummers zelf maar inzingen. En weet je wat? Laten we er meteen ook een plaat van maken.’ Voor we ons konden bedenken, hadden we in onze agenda al de opnames gepland en waren we het aan het doen. En zo hoort het ook: if you feel like it, do it.

Deweze: Eigenlijk hebben we de hele plaat op nog geen tien dagen tijd in elkaar gebokst. Achteraf bekeken denk ik dat de nummers er zo vlot zijn uitgekomen net omdát we nog niet wisten dat we er een plaat van zouden maken. Hoewel, deze week hebben we op drie dagen tijd de hele soundtrack voor het tweede seizoen opgenomen en daar zitten zeker tien nummers bij die we voor een volgend album kunnen gebruiken.

‘Grandchildren of the Revolution’ is overduidelijk een genreplaat. Was zo’n stijloefening niet te beperkend voor twee pathologische dwarsliggers als jullie?

Vanhamel: Eigenlijk hebben wij nooit iets anders dan sixtiesmuziek gemaakt. Luister naar Suncomfort International van Metal Molly of It’s A Sad Sad Planet van Evil Superstars: how sixties can you get? Alleen is dit de eerste keer dat we een volledige plaat lang zó openlijk met dat soort muziek flirten. Ik denk niet dat we dit album hadden gemaakt zonder die opdracht voor Benidorm Bastards: het was het perfecte alibi om eens onbeschaamd psychedelische shit te spelen. Zónder die aanleiding waren we er nooit mee weggekomen. Of hadden we het misschien niet aangedurfd.

Deweze: Het valt wel op dat we met die retromuziek een heel ander en vooral ook een veel groter publiek aanspreken dan we gewoon zijn. Om een bizar voorbeeld te geven: deze week kreeg ik een mailtje van mijn vader. Hij had op YouTube een livefragment van Broken Glass Heroes gezien. ‘Toch meer garagerock en seventiespunk dan ik had verwacht’, schreef hij. Mijn vader dus, die 66 is maar kennelijk wel voeling heeft met wat wij maken (lacht). Wel tof hoor, daar niet van.

De invloeden liggen er bij momenten vingerdik op. Neem alleen al opener ‘Baby, Don’t Worry’: het enige verschil met The Beach Boys is dat hun versie ‘Don’t Worry, Baby’ heet.

Deweze:(lacht) Nu je het zegt, bij die overeenkomst had ik niet eens stilgestaan. Dat nummer was trouwens meer een poging om The Band na te doen dan The Beach Boys.

‘Oh My Love’ dan: pure George Har-rison.

Deweze:(gespeeld onschuldig) Hmm, vind je?

Vanhamel: Kijk, naast heel veel Kurt Cobain zit er ook een John, Paul, George en Ringo in ons. En een hoop Travelling Wilburys. Maar Oh My Love heeft ook iets van Dylan, vind ik.

Deweze: Volgens mij is I Need A Woman een nummer dat Dylan had kunnen schrijven. Ergens rond ’65 of zo.

Mag ik in Broken Glass Heroes overigens een verwijzing naar Lennons ‘Working Class Hero’ vermoeden?

Vanhamel: Dat mag je. Het was gewoon een van de vele potentiële groepsnamen die ik mijmerend op café heb bedacht en in mijn gsm had opgeslagen. De enige andere naam die in de running is geweest, was Die, Flower, Die. Uiteindelijk werd het dus Broken Glass Heroes. Aanvankelijk zeer tegen de zin van Pascal trouwens.

Deweze: Nee, ik had gewoon de idee-fixe dat alleen emogroepen een naam hebben die uit drie woorden bestaat.

Vanhamel: Dat klopt wel. Je moet maar eens naar zo’n bandname generator surfen: voor emogroepen suggereren die altijd namen bestaande uit drie woorden.

Deweze: Voilà. En ik zag ons al met zwarte make-up ons gezicht in een getormenteerde plooi leggen (lacht). Maar soit, nu vind ik die groepsnaam fantastisch. Net als de titel van de plaat trouwens, Grandchildren of the Revolution: ik hád een kleinkind van Marc Bolan kunnen zijn.

Onlangs zei Tim dat muzikanten door de lamentabele staat van de muziekindustrie voortdurend met verschillende projecten tegelijk bezig móeten zijn, willen ze het hoofd boven water houden. Hoe moeilijk is het om artistieke en financiële overwegingen daarbij te verzoenen?

Vanhamel: In die termen zie ik het niet. Ik bedoelde gewoon dat je als muzikant voortdurend de handen uit de mouwen moet steken. Dat je je niet kunt permitteren om in je zetel op een leuk aanbod te zitten wachten.

Deweze: Onlangs was ik in Wenen en ben ik nog eens uitgebreid geconfronteerd met leven en werk van Mozart: volgens velen de grootste muzikant aller tijden, maar die mens was wel straatarm. Het is van alle tijden.

Vanhamel: In ons vak is het niet evident om elke maand rond te komen. Allez, Scalle: wij rijden allebei met dezelfde geblutste auto, we wonen niet bepaald in een penthouse op het Zuid en we hebben op z’n zachtst gezegd een zéér instabiel inkomen. Maar zouden we met iemand anders willen ruilen?

Deweze: Ik weet het niet. Als ze morgen voorstellen om een mongooltje van me te maken – onbekommerd gelukkig en te zwakzinnig om te beseffen wat ik mis -zou ik toch even twijfelen, denk ik.

Vanhamel: Nee, Scalle. Wij doen wat wij doen veel te graag. Want wat wij doen is eigenlijk: ons goesting, elke dag.

GRANDCHILDREN OF THE REVOLUTION

Op 20/9 uit bij Loud Tongues / PIAS

Focus Club

Zet alvast een stip naast 23/10 in uw agenda: dan is Broken Glass Heroes te gast op de tweede avond van Focus Club. Meer info op pagina 4.

Door Vincent Byloo

Tim Vanhamel: ‘Naast heel veel Kurt Cobain zit er ook een John, Paul, George en Ringo in ons.’

Pascal Deweze: ‘Ik had ook een kleinkind van Marc Bolan kunnen zijn.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content