Diane Arbus schokte omdat ze freaks fotografeerde als gewone mensen. De biopic ‘Fur’ schetst het portret van een buitengewone vrouw.

Je moet als kunstenaar íets goed hebben gedaan, als je 35 jaar na je dood nog steeds verhitte discussies losmaakt. Diane Arbus is zo iemand. De Amerikaanse fotografe werd in de jaren 50 en 60 bekend met haar confronterende zwart-witfoto’s van mensen aan de rand van de samenleving. Hoewel sommigen gruwden van haar werk, groeide ze na haar zelfmoord in 1971 voor velen uit tot een mythische heldin. Volgens de eerste groep was ze een cynische voyeur die inspeelde op de lage driften van het publiek, iemand die de freaks te kijk zette in een rariteitenkabinet. Volgens de laatste was ze een halve heilige, die de uitgestotenen durfde te zien als mensen.

Arbus wordt in 1923 geboren als Diane (spreek uit: Die-én) Nemerov, dochter van een welgestelde zakenman en bonthandelaar. Terwijl vaderlief diertjes laat slachten ten behoeve van chique madammen, wordt zijn dochter klaargestoomd voor een leven in de high society. Maar Diane heeft het zo niet begrepen. Op haar veertiende valt ze voor een vijf jaar oudere acteur in opleiding: Allan Arbus. De liefde is sterk genoeg om tegenwerking te overleven, en op haar achttiende trouwt Diane met Allan.

Die volgt inmiddels een opleiding tot fotograaf in het Signal Corps van het Amerikaanse leger, en zo komt ook mevrouw Arbus in aanraking met fotografie. Een tijdlang werkt het echtpaar in de modewereld, waarbij Diane ook als styliste bijdraagt. Ze maken eendimensionale plaatjes, voor reclamedoeleinden of glossy bladen. Tegelijk bestiert Diane een burgerlijk huishouden en voedt ze twee dochters op. Maar er knaagt iets. Haar huwelijksgeluk verbrokkelt, en de drang om zich op een andere manier te ontplooien wordt steeds groter. Op Coney Island begint ze nobodies te fotograferen, in een stijl die later oneindig gekopieerd zal worden. In 1959 verlaat ze Allan definitief en legt ze zich fulltime toe op portretfotografie, vooral van freaks en outsiders.

Harige buur

Op die periode zoomt Steven Shainberg in met zijn biopic Fur. De ondertitel – An Imaginary Portrait of Diane Arbus – verraadt dat het geen doorsnee biografie betreft. Het is een sprookjesverhaal over een vrouw die haar eigen talent ontdekt. Shainberg, die naam maakte met het eigenzinnige Secretary (met James Spader en Maggie Gyllenhaal als gekwelde zielen die een liefdevolle sm-relatie aangaan), neemt details uit het leven van Arbus en weeft er een poëtische, Buñuelachtige droomwereld rond. Wanneer de brave echtgenote en modefotografe Arbus, gespeeld door Nicole Kidman, hondenhaar meent te vinden in haar afvoer, raakt ze gefascineerd door haar zonderlinge bovenbuurman (een atypische Robert Downey Jr.). Deze blijkt een voormalige circusfreak te zijn die lijdt aan extreme overbeharing. Maar hij is ook een dwingende, krachtige persoonlijkheid – een wijze en een leermeester. Hij leidt Arbus binnen in de wereld van de mismaakten en de dolenden.

Met Fur poogt Shainberg – net als Arbus – een gevoelsbeeld op te roepen, geen feitelijkheden. Dat maakt het casten van Kidman, die fysiek noch qua stem op Arbus lijkt, een te verantwoorden keuze. Ze is wellicht de meest ‘fotografische’ filmster ter wereld, met een delicate bleke huid waar het licht bijzondere dingen mee doet. Zelf is Kidman een grote fan van fotografen als Lee Miller en Man Ray. ‘Arbus kende ik omdat ik al jaren zwart-witfoto’s verzamel,’ vertelt ze in een interview, ‘maar ik was niet vertrouwd met de duistere complexiteit van haar leven. Tot ik een tentoonstelling in het Metropolitan Museum zag, en haar op die manier kon absorberen.’ Met elke vorm van kunst, aldus de actrice, word je geboren. ‘Als je de mogelijkheid krijgt om die gave te ontdekken en te ontwikkelen, kun je alleen maar heel, heel dankbaar zijn.’ Over die ontdekkingstocht gaat Fur. Het planten van een zaadje waaruit iets groots zal groeien.

Het spontane portret

In de sixties krijgt Arbus een aantal werkbeurzen van de Guggenheim Foundation. Ze trekt naar een nudistenkamp om een schoonheidswedstrijd te fotograferen, en legt kinderen vast op de gevoelige plaat, waaronder griezelig ogende tweelingzusjes en een jongetje met een staketsel in plaats van benen. Het ongeduld van het ventje – ‘Maak die foto nou maar!’ – geeft hem een verbeten, grimmige blik. Arbus maakt ook een wereldberoemde foto van een Joodse reus, thuis bij zijn enigszins beduusde normale ouders.

Als dergelijk werk in 1967 wordt vertoond in het New Yorkse Museum of Modern Art, in de tentoonstelling New Documents, wordt duidelijk dat Arbus de grenzen van documentairefotografie verlegt. Ze is geen fly on the wall die probeert een authentiek moment te vangen. Middels zelfbewuste interactie met het model probeert ze iets diepers bloot te woelen. Tegelijk toont ze indirect haar eigen gezicht en haar eigen preoccupaties. Die communicatie met haar onderwerp beheerste ze als geen ander, aldus biografe Patricia Bosworth, die ook ooit voor haar poseerde. ‘Ik geloof dat ik me nog nooit zo welbespraakt en zo goed begrepen had gevoeld als in haar bijzijn.’ Wanneer je met haar sprak, wist Arbus’ vriend Stewart Stern, gaf ze je het gevoel dat je de belangrijkste persoon op aarde was.

Ook de keuze van haar materiaal speelde daarbij een rol. Door een Rolleiflexcamera te gebruiken kon Arbus contact leggen met haar onderwerpen op een manier die een normaal toestel niet toelaat. De Rolleiflex wordt op buikhoogte gehouden. De fotograaf kijkt van boven in de zoeker, maar kan ook oogcontact maken met het model, zonder dat het beeld verschuift. Gewoon een kwestie van even omhoog kijken. Arbus experimenteerde met flitslicht als aanvulling op daglicht. Zo kon ze haar onderwerpen losweken van de achtergrond. Maar vooral haar combinatie van statisch portret met de spontaniteit van het moment was uniek. ‘Ik heb nooit de foto gemaakt die me voor ogen stond,’ zei ze, ‘Het resultaat was altijd beter of slechter.’

Freak power

Arbus’ foto’s zijn confronterend om meer dan één reden. Net als beatgenerationschrijvers als Jack Kerouac en William Burroughs toont ze mensen die buiten de samenleving staan. Doordat ze die figuren recht in de camera laat kijken, zijn wij gedwongen ze in de ogen te zien, terwijl het juist gaat om mensen van wie je van nature wegkijkt. ‘De meeste mensen,’ zo verklaarde ze die voorkeur, ‘leven met de vrees een traumatische ervaring te moeten doormaken. Freaks zijn geboren met hun trauma. Ze hebben de test van het leven al volbracht. Het zijn aristocraten.’ Wie is hier dan abnormaal?

Eind jaren 60 begon Arbus aan een reeks foto’s van geestelijk gehandicapten op leeftijd. Haar werk had inmiddels reputatie vergaard, was tentoongesteld en was verschenen in tijdschriften als Harper’s Bazaar en The New York Times Magazine. Ze gaf les en ontwikkelde doorwrochte ideeën over fotografie. Maar ze was niet gelukkig. Haar werk had altijd al een ondertoon gehad van eenzaamheid en onvermogen tot contact. Waarschijnlijk was dat wat ze in freaks herkende – misschien hoopte ze van hen te leren hoe je met beperkingen kon omgaan. Ook had ze na het ontsporen van haar huwelijk een wilde seksuele ontdekkingstocht aangevat. Bosworth ziet het als haar wanhopige antwoord op het falen van de liefde: ‘Ze was altijd bang, maar dat betekende keer op keer je angst overwinnen… Want de enige manier om iets te begrijpen, zei Arbus, is de confrontatie aan te gaan. Als je seks hebt, vallen alle beperkingen weg. Seks is de snelste, meest primitieve manier om je met een ander mens te verbinden.’

Op 26 juli 1971 nam Arbus een overdosis barbituraten en sneed ze haar polsen door. Seks noch kunst waren een waardig subsituut gebleken voor liefde. Het gerucht wil dat ze haar zelfmoord ook heeft gefotografeerd, al heeft de politie geen foto’s gevonden.

Na haar dood groeide Arbus’ status zienderogen – zoals dat gaat met martelaars. Discussies over haar werk en haar motieven laaiden op. Waarom fotografeerde ze wat ze fotografeerde? Wat herkende ze in de buitenstaanders? Rebelleerde ze enkel tegen haar afkomst, of zocht ze naar manieren om contact te maken? Was haar werk therapeutisch? Of exploiteerde ze haar onderwerpen platweg?

Wie antwoorden verwacht van Fur, komt bedrogen uit. Shainberg toont ons niet de heilige die de freaks emancipeerde, noch de voyeur die faam verwierf op de ruggen van de zwakken. Hij toont ons een derde, ‘verzonnen’ Arbus, een huisvrouw die zich losmaakt van haar omgeving, en op ontdekkingsreis gaat naar zichzelf. Verscheidene critici hekelden het ontbreken van een verwijzing naar haar latere zelfmoord, al betoogt Shainberg dat die wel symbolisch in zijn film zit. The New Yorker verwijt Shainberg Arbus te perverteren tot gladgestreken, sentimentele nonsens. ‘Ze creëren het comfortabele beeld van een vrouw die gevoeliger is dan anderen voor de moeilijkheden van haar onfortuinlijke medemens: precies de softe geitenwollensokkenmentaliteit uit de fifties die Arbus aan stukken sloeg met haar doordringende blik.’

Maar in die tegenstellingen schuilt ook de essentie van Arbus: de fotografe uit Fur is losjes gebaseerd op de biografie van Patricia Bosworth, maar vooral een hoogst persoonlijke kijk van de filmmaker op het blootleggen van een innerlijke drift tot scheppen, tot begrijpen, tot contact maken met iets universeels. Uit haar foto’s construeert iedereen zijn eigen Diane Arbus: iemand die we willen prijzen of verafschuwen. En dat is wat grote kunst kan doen: de kijker dwingen om stelling in te nemen. Geschokt te zijn of verlicht te worden, afhankelijk van de ogen waarmee gekeken wordt. Want onze blik is niet puur zoals die van de camera, er zit een filter van (voor)oordelen voor. Diane Arbus probeerde de gezichten achter verwrongen maskers te tonen. Het masker van het model, de maker, de kijker. Eerder dan een circus, is haar werk een ontmaskeringsbal.

Het oog is het venster van de ziel, wil het gezegde. Terwijl wij naar Arbus’ modellen kijken, geven we iets prijs over onszelf. En wanneer zij terug kijken, vertelt hun blik ons iets over wie we zijn. Bevalt ons ware gezicht ons, dan zijn we vol lof. Schrikken we van wat we zien, dan vallen we haar werk en haar methode aan. Maar hoe we ook reageren, Arbus is in haar opzet geslaagd: ze heeft onze maskers losgewrikt.

‘FUR’

‘NEW YORK – NY’

Tentoonstelling met werk

van o.a. Diane Arbus in galerij Fifty One Fine Art Photography in Antwerpen www.gallery51.com.

Door Auke Hulst

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content