De kans is klein dat u zich niet hebt afgevraagd wie er achter die foto’s zit die u de voorbije zes weken in Generatie Nu hebt gezien. Als laatste in de reeks mag Athos Burez voor één keer de cameralens naar zichzelf draaien. ‘Die overladenheid die ik in mijn foto’s steek, dat zijn geen verzinsels.’

Help anders eerst een keer de auto uit te laden. Ik kom nog maar net terug van de Brico.’

Athos Burez duwt op de knop van de garagepoort en trekt de klep van zijn bestelwagen open. De laadruimte ligt vol spiegels. Verder: een decoupeerzaag, een houten paneel, twee schragen, een glassnijder, een rol zwarte gordijnstof, een paar rollen grijze duct tape en een fles product om ramen te kuisen.

‘Gaan we jouw badkamer installeren of zo?’

‘Je zult wel zien.’

Het idee was om de covershoot van Athos Burez mee te maken. Maar omdat Athos Burez Athos Burez is, is dat niet toekijken hoe hij een selfie maakt. Omdat Athos Burez Athos Burez is, is dat met zware staanspiegels sleuren. Ik loop achteraan terwijl we een exemplaar van twee meter lang richting zijn atelier zeulen. Een oude parkeergarage annex voormalig goudsmidatelier, op wandelafstand van het Centraal Station van Antwerpen, die hij na zijn verhuis uit Gent heeft ingekleed als fotostudio. Met één hand houdt hij de spiegel vast, met de andere schuift hij de doeken opzij die zijn atelier van de parkeergarage scheiden.

En we gaan zijn wereld binnen. Lichtblauwe, roze en zwarte doeken tegen de betonnen muren. Een zithoek met twee barokke chaises, goud gespoten, een koloniale rietstoel en een rode velours canapé met van die franjes onderaan. Opgezette fazanten. Opgezette eenden. Meer opgezette fazanten. Twee opblaaspoppen. Een Japanse parasol. Een gigantische rol goudkleurig crêpepapier. Een doodskop, beplakt met spiegelglas. Een bed overspannen met zilverfolie. Hij loopt naar zijn laptop en drukt op play. Goldfrapps Utopia klinkt door de boxen.

‘Ik wist niet dat je stiekem ook een bordeel runde.’

‘Ik heb het een beetje ingekleed, dat is alles.’

We zetten de spiegel voorzichtig neer tegen een klerenrek gevuld met glitterjurken, blonde pruiken en tweedehands kostuums.

‘Bon, wat is het plan eigenlijk voor de cover?’

‘Ik dacht iets te doen met een caleidoscoop. Een levensgrote van spiegels waar je in kunt. Ik moet alleen nog bedenken hoe we dat maken.’

‘Knutseluurtje?’

‘Knutseluurtje.’

Mocht u het thuis zelf ook eens willen proberen, een caleidoscoop kunt u maken door vijf spiegels met meters duct tape aan elkaar te plakken in een vijfhoek, de spiegelkant naar binnen gericht. Vervolgens zaagt u met een decoupeerzaag een gat ter grootte van uw romp uit een houten paneel, bekleedt het met zwarte gordijnstof, plaatst het op twee schragen en zet daar de spiegelvijfhoek over, waarin u met een cutter een gat gesneden hebt om de camera door te steken. Et voilà: uw eigen caleidoscoop voor fotografische doeleinden. Moeilijkheidsgraad: 3. Tijd: 2 uur. Calculeer wel in dat u minstens één spiegel zult breken en uw badkamerspiegel zult moeten versnijden als vervangstuk. We spreken uit ervaring. Totale kost: om en bij 120 euro.

‘Ga je die bonnetjes binnendoen?’

‘Tuurlijk.’

HET IS, BEHALVE DE FOTO’S DIE HIJ AFLEVERT, misschien wel het grappigste aan met Athos Burez werken: zijn onkostennota’s. Nooit staan er gewone dingen op. Altijd zijn het kamers in Waalse kastelen, via het internet bestelde opgezette vlinders, pioenen uit de Lidl, een opblaasbaar zwembad of louis-quatorzepruiken uit een carnavalswinkel.

Eén keer zat er een bonnetje van de slager bij, voor 300 gram stierenkloten. 3,57 euro.

‘Dat was voor een shoot met Iwein Segers, die toen Komen eten ging presenteren. Het leek me wel een goed idee om iets te doen met slachtafval, als een soort absurde versie van dat programma. Vrij grappig: hij heeft moeten kokhalzen terwijl ik de foto’s nam.’

‘Goedkoop wel.’

‘Ik ben nooit duur.’

‘Het verbaast me altijd met hoe weinig geld jij zulke barokke beelden kunt maken.’

‘Dat moet ook wel in België. De budgetten zijn hier niet enorm. Ik ben een expert geworden in kringloopwinkels afspeuren, op het internet goedkope locaties vinden die er duur uitzien en vrienden optrommelen als stylisten, modellen of assistenten. En soms schiet ik er ook zelf geld bij in. Ik herinner mij dat ik eind vorig jaar Stromae mocht fotograferen. Het beeld dat ik in mijn hoofd had, was een soort zeventiende-eeuwse shoot in het Paleis op de Meir met twee Marie-Antoinette-modellen en heel veel kaarsen. Die reeks heeft mij geld gekost: ik durfde niet alle bonnetjes door te sturen. Maar goed, als ik iets in mijn hoofd heb, wil ik het ook zo doen.’

Het is wat hem zo veelgevraagd maakt. 26 is Athos Burez, en behalve Knack Focus doen ook DS Magazine, Vice en Elle een beroep op zijn diensten, evenals merken als Café Costume, La Fille d’O en Levi’s. En dan zijn er nog de bands. An Pierlé, Balthazar, The Van Jets, The Magician, Oscar & The Wolf: de halve Belgische muziekwereld vraagt hem dezer dagen om hun hoes- of persfoto’s te verzorgen. Een blik op zijn beelden en u weet waarom. In een beeldcultuur waarin elke dag honderden foto’s op een mens afkomen, slaagt hij erin beelden te maken waar u langer dan drie seconden bij blijft hangen. Zijn licht, zijn kleuren, zijn locaties, zijn attributen: het is een eigen wereld die hij creëert. Een wereld waarover nagedacht is.

Wat is het idee voor de cover?

ATHOS BUREZ: Ik heb me laten inspireren door Magritte. Ik ben onlangs naar zijn museum in Brussel geweest. En hoewel er niet zo veel van hem hangt, waren er wel een paar werken die ik nog nooit gezien had en die verrasten. Er zit een fijne humor in zijn werk. Humor zonder dat je moet lachen. Ik wilde wel eens iets doen met dat surrealisme, de humor in mijn werk benadrukken.

Ik zie wel nergens een bolhoed en een appel liggen.

BUREZ: Dat is ook niet wat ik ga doen. Mijn vertrekpunt en het eindresultaat liggen meestal nogal ver uit elkaar. Door dat surrealisme zat ik te denken aan die oude fotografietechnieken, vóór mensen Photoshop gebruikten. Van die optische illusies. Vandaar het idee om een caleidoscoop te bouwen. En dat linkt dan weer aan een scène uit Conan the Destroyer, waarin Arnold Schwarzenegger vecht tegen een muur van spiegels. En toen dacht ik aan Pink Narcissus, zo’n arthousegaycultfilm uit de jaren zeventig. Uiteindelijk komt inspiratie bij mij vooral neer op associatie.

Als ik door de Tumblr met je foto’s ga, valt het wel op hoe groot je referentiekader is. In elk beeld zit wel een knipoog naar Rembrandt, David Lynch, Visconti, Hockney, oude Disney, Paul Newman of Romy Schneider. Je kent je klassiekers.

BUREZ: Het zijn wel vooral dingen van vroeger. Ik ben nooit op de hoogte van de nieuwe dingen, maar ik weet wel wat over oude films en kunstenaars. Ik kocht graag boeken als tiener. Eerst van die kunstboeken van Artis-Historia waar je zelf de prenten in moest plakken; later de boeken die ik bij De Slegte vond. De goedkoopste – meestal waren dat er van Rembrandt. Waar ik vandaan kom, was er ook niet zo veel te doen ’s avonds. Ik zat altijd dingen op het internet op te zoeken. Oude regisseurs en acteurs. Kijken welke films ze gemaakt hadden. Zoeken naar stills. En dat ben ik blijven doen. Het is goed om die basis te hebben. Alles komt voort uit vroeger, maar je moet wel weten waar je aan refereert. Je moet weten waar iets vandaan komt voor je er iets nieuws mee kunt doen.

Het lijkt wel alsof je fotografie als schilderkunst benadert.

BUREZ: Van opleiding ben ik schilder. Ik heb grafiek gestudeerd aan Sint-Lucas in Gent. Dat was de reden waarom ik foto’s ben beginnen te maken: het was een soort voorstudie van de beelden die ik wilde schilderen. Alleen is het daadwerkelijk schilderen snel verdwenen en is het bij de foto’s gebleven. Uiteindelijk heb ik nog twee jaar fotografie gestudeerd aan het Kask, maar ik heb nooit een diploma gehaald. Ik kreeg al snel betaalde opdrachten. Toen ik in het tweede jaar zat, vroeg Levi’s mij om een campagne voor hen te fotograferen. Ze hielden van het licht in mijn foto’s – dat Instagram-gevoel waar nu iedereen van houdt. Ik mocht naar Spanje, New York en Los Angeles. Eersteklas vliegen. Chique hotels. Absurde situaties. Ik ben zelfs gaan eten in Chateau Marmont. Daarna is het nooit meer gestopt.

‘IEMAND GAAT WEL IN DIE CALEIDOSCOOP MOETEN staan zodat ik de camera kan afstellen’, zegt hij, terwijl hij een rode spot boven de constructie hangt. ‘Een stand-in.’

Ik kijk over mijn schouder achter me. Staat niemand.

‘Wat? Ik?’

‘Ja, jij’, zegt hij. ‘Er is niemand anders. En je wilde toch een shoot meemaken.’

Terwijl ik onder de schragen kruip om op mijn knieën in de caleidoscoop te staan, zet hij een nieuw lied op. ‘Ik zet altijd muziek op om wat sfeer te creëren’, zegt hij. ‘Dat helpt mensen om in de mood te komen.’

Het nummer is Baby Did a Bad Bad Thing van Chris Isaak. Ik begin me af te vragen in welke mood ik precies moet komen.

‘Wow, ik zie het oneindige’, zeg ik, als ik op mijn knieën tussen de spiegels zit.

‘Kin omhoog.’

‘Oké.’

‘Hoger.’

‘Zo?’

‘Doe eens alsof je je gezicht aanraakt.’

‘Euh. Oké.’

‘Kus jezelf eens in de spiegel.’

‘Wat?’

‘In bloot bovenlijf.’

En dát is het moment waarop het me daagt dat dit misschien niet geweldig noodzakelijk meer is voor zijn shoot.

Als ik weer onder de spiegels uit kruip, snap ik wel hoe hij het doet. Hoe hij mensen zo ver krijgt om met een fruitkorf op hun hoofd in een reuzegrote schelp in een zwembad te gaan liggen. Naakt op een betonnen voet te poseren als een Grieks standbeeld. Zich volledig wit te laten spuiten en als een androïde tussen kartonnen zuilen te gaan staan. Zijn belichting, zijn setting en zijn muziek: het is een wereld waar hij je in trekt. Je bent een pop in zijn poppenhuis. En Athos Burez is de man die aan de touwtjes trekt. Je hebt geen keuze.

BUREZ: Natuurlijk regisseer ik. Ik zet mensen op die plekken die wil. Ik laat ze poses aannemen die ik wil. Ik vind het leuk mensen te kneden. En dat moet ook. Alle details moeten kloppen in mijn foto’s. Dat universum is er zo over, dat het meteen zijn geloofwaardigheid verliest als er één ding niet klopt. Dan trekt het meteen op niets. Mensen vinden dat ook nooit erg. Iedereen speelt graag.

Nu, ik kijk naar welke setting bij wie past. Als ik muzikanten fotografeer, luister ik naar hun muziek. Als ik filmmakers fotografeer, bekijk ik hun films. Bij een schrijver lees ik zijn boeken. De wereld die ik me erbij verbeeld, probeer ik dan, in samenspraak met de artiest, te creëren met de kostuums en de poses. Hoe ze in mijn ogen zouden kunnen zijn.

Fotografie dient niet om de realiteit te tonen?

BUREZ: Toen ik begon met fotografie, kende ik maar twee namen: David Bailey en Cecil Beaton – opnieuw: de goedkoopste boeken in De Slegte. De eerste maakte van die heel glamoureuze, geënsceneerde portretten, de tweede trok van die Visconti-achtige foto’s waarin alles speels en chic was. Dat was voor mij fotografie: een verkleedfeest. Later zijn daar andere namen bij gekomen – Jürgen Teller, Tim Walker, om er twee te noemen – maar mijn smaak is nooit meer veranderd.

Hoe zou jij je beelden omschrijven?

BUREZ: Verhalend. Speels. Nostalgisch. Ik hou wel van vergane glorie. Dat heb ik graag.

Wat heb je eigenlijk met bloemen?

BUREZ: Gewoon. Ik vind ze mooi. Pioenen vooral. Lelies. Van die kasteelboeketten. Ik zou nog wel graag bloemist geworden zijn. Ik kijk er graag naar. Ook omdat het tijdelijke schoonheid is. Het is mooi, maar ook een beetje triest.

Ik heb dat altijd gehad. Bloemen zijn het eerste wat ik ooit gefotografeerd heb. Ik was acht en had zo’n kindercamera gekregen. De meeste kinderen fotograferen dan hun ouders, ik ging de tuin in en fotografeerde de lentebloemen. Na dat eerste rolletje mocht ik niet meer van mijn vader. Hij vond het verspilling. Terecht. (lacht) Het heeft tien jaar geduurd voor ik opnieuw foto’s ben beginnen te maken.

Ik zag op je website dat je ook veel stillevens fotografeert.

BUREZ: Dat is vooral mijn eigen werk. Dingen die ik buiten mijn opdrachten doe. Ik wilde eens kijken wat de mogelijkheden ermee waren. Opnieuw: het zijn dingen die ik mooi vind. Schedels met spiegelstukken beplakt, goud gespoten ananassen, vlinders.

Het is wel een traditie met enige betekenis in de schilderkunst.

BUREZ: De vanitas, ja. De vergankelijkheid van vlinders die twee dagen leven, fruit dat rot en bloemen die verwelken. Ik ben daar in zekere zin veel mee bezig, maar ik kan niet uitleggen waarom. Ik vind het gewoon een leuke tragiek. Zo’n Marlene Dietrich, die in de laatste jaren van haar leven niet meer buiten kwam omdat ze te oud geworden was, ik vind dat wel iets hebben.

Ik heb niets met de dood of zo, als je dat bedoelt. Ik vermijd dat zelfs. Ik hou vooral van de symboliek. Pas op, het is niet dat je dat mee moet hebben als je mijn beelden ziet. Als er iets is wat ik haat, is het dat je dingen moet snappen voor je ze goed kunt vinden. Als er van die bordjes hangen in een museum waarop staat wat je in het werk moet zien. Die mosselpot van Broodthaers vind ik grappig, maar het hele verhaal erachter is een klucht. Ik ben in de eerste plaats een estheet.

HIJ STAAT NA TE DENKEN MET ZIJN WIJSVINGER voor zijn lip en mompelt luidop iets onverstaanbaars. Doet-ie vaker.

‘We moeten wachten tot het donker is. Dat daglicht is te diffuus. Dat werkt niet met die spiegels’, versta ik uiteindelijk. Ik volg hem de trap op naar de eerste verdieping, waar hij woont. De muur van de traphal hangt vol met foto’s van en door zijn vrienden. Ik herken de jongens van Balthazar en Max Colombie van Oscar & The Wolf, getrokken in onmiskenbare Burez-stijl. Boven aan de trap: één schilderij van een naakte oude man, in de stijl van Lucian Freud.

‘Is dat van jou?’

‘Ja.’

‘Niet slecht.’

‘Ik had wel talent als schilder. Ik kon goed weergeven. Maar het bleef altijd bij studies. Mocht ik er een idee achter hebben kunnen steken, dan had het wel iets kunnen worden.’

‘Wie is de man?’

‘Heb ik van een pornosite vol vieze naakte oude mannen geplukt. ‘Enjoy Dirty Old Men’ of zoiets. De perfecte studiemodellen: een oude huid getrokken met een vale flits. Interessanter dan een vrouwelijk naaktmodel.’

We stappen de living binnen. Meer retromeubels, tussen shabby en chic. Meer opgezette dieren. Meer bloemen – lelies en pioenen. Het begint me te dagen dat het universum dat Athos Burez creëert niet stopt bij zijn foto’s.

‘Wat is dat daar?’ Ik wijs naar een degen, in de hoek tegen de marmeren schouw.

‘Die is van mij. Ik heb in mijn jeugd geschermd.’

‘Serieus?’

‘Wat?’

‘Je heet Athos en je hebt geschermd.’

‘En paard gereden. Ik hou wel van dat ridderlijke. Mijn voornaam is een prachtig toeval. Lotsbestemming, vermoed ik.’

Als je een plaats en jaar van geboorte kon kiezen, wat zou dat zijn?

BUREZ: Vroeger zou ik Parijs gezegd hebben, aan het begin van de negentiende eeuw. De periode dat Toulouse-Lautrec er de bohemien uithing in Montmartre en de ontucht in het verborgene weelderig tierde. Of bij de feesten in Hôtel Lambert, op het Île Saint-Louis, waar mensen rondliepen met drie vogelkooien op hun hoofd – feesten waar alles klopt. De Rothschilds hebben dat gebouw nog in handen gehad. Je kunt op het internet foto’s vinden waar er olifanten in de tuin staan. Dalí durfde daar al eens binnenwandelen met zijn apen. Die overladenheid die ik in mijn foto’s steek, dat zijn geen verzinsels. Mensen hebben vroeger zo geleefd.

Nu, dat was het leven dat ik vroeger voor mezelf wilde. Nu ben ik blij zoals het is. De foto’s die ik nu maak, had ik in die tijden niet kunnen maken. Het is bijvoorbeeld van mijn eerste jaar fotografie geleden dat ik nog een negatief heb geprint. Vroeger had ik veel meer opleiding moeten volgen. (lacht) Nee, ik ben tevreden zoals het is.

Avelgem, 1987.

BUREZ: Een heel andere wereld. (lacht) Een dorp in West-Vlaanderen, dicht bij de taalgrens. Eén grote straat, iedereen woont er in hetzelfde soort huis – niet eens cool op een Edward Scissorhands-achtige manier. Aan de andere kant van de brug lag het schraalste stuk Wallonië, vol failliete winkels en vervallen gebouwen. Veel was daar niet te doen. Het internet moest nog via zo’n inbelmodel binnenkomen – ik mocht er misschien tien minuten per weekend op. En voor de rest zat ik in mijn eigen wereld. Ik hing af van boeken, tv en film om te weten wat er buiten Avelgem gebeurde. Ik tekende veel, vooral portretten van Romy Schneider, Catherine Deneuve, Jim Morrison en James Dean. Hele schetsboeken vol. Ik las veeleer oude klassiekers zoals Baudelaire, Alexandre Dumas, De Sade en Emile Zola – de enige schrijvers die ik kende. En als ik op het internet mocht, zat ik naar foto’s van legendarische feesten op blogs te kijken en trivia te lezen over oude filmsterren. Toen ik zeventien was, kwamen Any Way the Wind Blows en Steve + Sky uit: ik weet nog dat dat een openbaring was. Dat leven, die snelheid en die spanning van steden als Gent en Antwerpen, dat werd echt een obsessie voor mij – ook al omdat de soundtrack zo goed was. Ik wist niet dat dat leven in Vlaanderen bestond.

Je hebt wel een hang naar mythologisering.

BUREZ: Ik hou van het aura dat rond mensen hangt. Ik ben snel geïntrigeerd door mensen die met een passie bezig zijn. Met Catherine Deneuve heb ik lang een obsessie gehad. Die hele cirque rond haar, met David Bailey, haar man. Alles wat ik over haar las, leek zo cool. Ze was ook zo mooi. Toen ze gast was op het filmfestival van Gent heb ik staan wachten om een glimp van haar op te vangen.

Iets gezegd?

BUREZ: Tuurlijk niet. Het gaat om het aura rond iets of iemand, zoals ik al zei. Wat ik me erbij kan verbeelden. Dat moet je intact laten. Ik weet wel tot hoe ver mijn obsessies mogen gaan.

Ik vraag me stilaan af of je, behalve je foto’s, niet je hele leven creëert.

BUREZ: Het is niet dat ik het creëer. Ik hou er gewoon van om dingen in te kleden. En ik ga graag op zoek naar de spannende dingen. Mijn eerste kot in Gent was een goedkope kamer in de rand van de stad. Een van mijn buren was een prostituee, onder mij woonde iemand die drugs dealde. En ik, ik vond dat oké zo. Ik zag er het filmische van in. Het was tenminste niet dat suffe studentenleven dat ik van De kotmadam kende.

Toen ik fotografie begon te studeren, begon dat wel wat meer te overlappen, de fantasiewereld en de echte wereld. Ik organiseerde samen met mijn vrienden graag verkleedfeesten met een sixtiesthema of in Marrakeshstijl. Met mijn vrienden ging ik ook veel op avontuur. Naar een chalet in het woud of ’s nachts bij een meer – en dan foto’s nemen. Of op gebouwen gaan klimmen. Niets zwaar illegaals of zo. Allez, als ze absoluut niet willen dat je op het Gravensteen klimt, moeten ze er ook geen stelling naast zetten.

Heb jij ooit een shoot gedaan op het Gravensteen?

BUREZ: Misschien. (lacht) Naar het schijnt zijn er drie verschillende soorten boetes om dat te bestraffen. Ik ga dus niets bevestigen. Maar het overlapt wel wat, ja, mijn leven en mijn foto’s. Als je het leven saai vindt, moet je maar zorgen dat je het interessanter maakt.

‘READY FOR YOUR CLOSE-UP?’

‘Ready for my close-up.’

De boxen spelen Tristan van Patrick Wolf, zijn lijflied. Burez kruipt onder de schragen, wringt zijn hoofd door het houten paneel en gaat in de caleidoscoop staan. Een personage in zijn eigen universum. Door het schermpje van zijn camera zie ik hem duizend keer.

‘Euh, Athos?’

‘Ja?’

‘Wie gaat er eigenlijk op het knopje duwen?’

‘Jij. Wie anders?’

Technisch gesproken is dat dus mijn foto die u op de cover ziet. Het is maar dat u het weet.

DOOR GEERT ZAGERS – FOTO’S ATHOS BUREZ

Athos Burez ‘IK VIND HET LEUK OM MENSEN TE KNEDEN. EN DAT MOET OOK. MIJN UNIVERSUM IS ER ZO OVER DAT HET METEEN ZIJN GELOOFWAARDIGHEID VERLIEST ALS ER ÉÉN DING NIET KLOPT. MENSEN VINDEN DAT OOK NOOIT ERG. IEDEREEN SPEELT GRAAG.’

Athos Burez ‘ALS ER IETS IS WAT IK HAAT, IS HET DAT JE DINGEN MOET SNAPPEN VOOR JE ZE GOED KUNT VINDEN. DIE MOSSELPOT VAN BROODTHAERS VIND IK GRAPPIG, MAAR HET HELE VERHAAL ERACHTER IS EEN KLUCHT.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content