Last van een ‘Zwart gat’? Charles Burns heeft na zijn donkere en intussen wereldbefaamde klassieker vijf jaar gewacht met een opvolger. In X haalt de man zowaar zijn kleurenpalet boven en citeert hij ijverig uit Kuifje, maar een kinderstrip it ain’t. ‘Mijn onderbewuste is mijn belangrijkste inspiratie.’

Als je ervan uitgaat dat auteurs hun persoonlijkheid in hun kunst leggen, zou een afspraak met Amerikaan Charles Burns (55) uit lijfsbehoud erg laag op je prioriteitenlijst staan. Al sinds zijn verschijning in Art Spiegelmans prestigieuze tijdschrift Raw in 1981 staat hij garant voor verontrustende beelden in zwart-wit – lees: veel zwart en weinig wit – vol verminkingen en agressieve levensvormen. Burns’ geliefkoosde thema’s kwamen samen in bestseller Zwart gat, waarin hij zijn jeugd in de vroege jaren 70 verbindt met het verhaal van een seksueel overdraagbare ziekte met vreemde lichamelijke verminkingen tot gevolg. Vijf jaar na de eerste boekuitgave in het Engels doet Zwart gat het nog steeds erg goed. Regelmatig verschijnen er nieuwe vertalingen, met dank aan de wereldwijde interesse voor de graphic novel, die het boek zelf mee heeft opgewekt.

Toch is er weinig in de persoon Charles Burns dat het beklemmende van zijn werk in herinnering brengt – tenzij misschien zijn zwarte kledij en doordringende blik. De man toont zich een verrassend minzame en spraakzame auteur, die met de nodige humor over zijn werk vertelt. Zijn strips gaan dan ook veel dieper dan de fascinerende horror waarmee ze geassocieerd worden. Zijn plaatjes kunnen zonder problemen tot fascinerende posters worden uitvergroot – zo goed zijn ze. In de jaren 90 was er in Nederland zelfs een kunstschilder die plaatjes uit Zwart gat op doek zette, Roy Liechtenstein achterna.

In zijn nieuwe boek X is het wéér van dattum: niet alleen liggen er enkele adolescenten in de knoop met zichzelf, er vallen opnieuw een pak fascinerende wezens en duistere scènes te bespeuren. En toch oogt de strip heel anders: Burns heeft zijn kleurpotlodendoos én onze nationale trots Kuifje ontdekt.

Wilde je weg van ‘Zwart gat’?

Charles Burns: Ik wilde niet per se iets helemaal anders maken, maar ik was wel op mijn hoede. Het risico bestaat dat je jezelf herhaalt in het verhaal of in de manier waarop je het vertelt. X is nogal sterk gebaseerd op een periode uit mijn leven, de punkperiode van de late jaren 70 en vroege jaren 80, en ik wilde die tijd op mijn manier weer tot leven brengen. Zwart gat speelde zich af in de vroege jaren zeventig, enkele jaren eerder. Mijn stereotiepe grapje is dus dat ik heel langzaam naar het heden opschuif. (Lacht)

Was het moeilijk om na dat succes aan iets nieuws te beginnen?

Burns: Mijn eerste pogingen voor een nieuwe strip zijn jammerlijk mislukt. Of ze leken te veel op Zwart gat, of ze waren een doodlopend straatje. Pas toen ik kleur begon te gebruiken, kreeg het project vorm. Kleur riep voor mij ook het formaat van een Frans-Belgisch stripalbum op, wat hier in de VS als commerciële zelfmoord gezien wordt. Niemand zit op zulke boeken te wachten: in Amerika wil iedereen nu strips met de dikte van een telefoonboek. Zwart gat is destijds overigens niet ontstaan door op die niche te mikken, ik wilde gewoon graag een lang verhaal vertellen. Toen ik eraan begon, was er nog geen kat in dikke strips geïnteresseerd, maar gelukkig voor mij kwam de bundeling er net toen de graphic novel stevig opkwam. Plus: het Europese formaat van X had voor mij het voordeel dat het logisch leek om mijn verhaal in enkele albums te publiceren. Alles in één keer werkt demotiverend, omdat het zo lang duurt. Zwart gat is destijds ook eerst in episodes gepubliceerd voor het in één dikke bundel is verschenen.

De band met ‘Kuifje’ is voor een Amerikaan niet vanzelfsprekend.

Burns: Ik ben een van de weinige Amerikanen die met Kuifje zijn opgegroeid. Voor jullie Belgen klinkt dat misschien ongelooflijk, maar geen enkele van mijn collega’s heeft als kind Kuifje gelezen. Nog voor ik kon lezen, nam ik al die fantastische beelden van Hergé in me op. Sindsdien zitten ze in mijn onderbewustzijn. Dat heb ik trouwens te danken aan mijn vader, een groot stripliefhebber. Als student schreef hij zelf strips en later las hij veel, vooral dingen van Milton Caniff en zo, de klassieke Amerikaanse krantenstrips. Er slingerden wel strips rond thuis, want hij wilde op de hoogte blijven van wat er verscheen. Daarom had hij enkele Kuifjes in huis gehaald. Volgens mij was Het geheim van de Eenhoorn de eerste Hergé die ik onder ogen kreeg – een unieke ervaring. Een wereld ging voor me open. Alleen waren er toen nog maar zes boeken in het Engels beschikbaar, erg frustrerend. Ik zag al die mysterieuze covers op de achterkant, maar kon enkel fantaseren wat daarin gebeurde. (Lacht)

‘De geheimzinnige ster’, met zijn mysterieuze paddenstoelen, speelt een grote rol in ‘X’. Heb je die ook als kind gelezen?

Burns: Neen, volgens mij kende ik die paddenstoel alleen van de kaft. Ik wist zelfs niet wat dat rood-witte geval was. Ik was toen nog zo klein dat ik niet gehinderd werd door veel kennis van de wereld. Voor mij waren het niet meer dan intrigerende afbeeldingen.

Het boek zit vol ‘Kuifje’-elementen- van het kapsel van de hoofdpersoon tot het gat in de keldermuur van Molensloot. Vanwaar net die verwijzingen?

Burns: Sommige beelden hebben een plaats in mijn onderbewuste verworven toen ik Kuifje voor het eerst te zien kreeg. Ik heb geprobeerd om op te roepen hoe het was om die vreemde beelden toen te bekijken zonder ze te begrijpen. Hoofdpersoon Doug is een deel van mijn eigen persoonlijkheid, vooral dat kinderlijke onderbewuste. Al komt er natuurlijk ook een deel hommage bij kijken. In mijn eerdere strip Big Baby had ik al eens verwezen naar de getekende fotogalerijen die je aan de binnenkant van de Kuifje-covers aantreft.

In het tweede boek, dat ik nu aan het tekenen ben, zet ik een stap verder in mijn persoonlijke ontwikkeling. Daar verwijs ik naar de klassieke romance comics, met hun gedateerde kijk op romantiek. Die strips heb ik iets later in mijn leven verslonden en ze bieden een boeiende kijk op de toenmalige Amerikaanse perceptie van liefde.

Wordt ‘X’ dan een persoonlijke stripleesgeschiedenis?

Burns: Zo zou ik het niet noemen. De verwijzingen zijn nooit een doel op zich, ze weerspiegelen enkel waarin ik op dat moment geïnteresseerd was. Mijn vriendin en ik hebben ons destijds op die romance comics uit de jaren 60 gestort, omdat we ze zo belachelijk vonden. Daarna hebben ze hun weg gevonden naar punkposters, die perfect bij het tijdplaatje van X passen.

Je lijkt je heel veel van je kindertijd en je adolescentie te kunnen herinneren.

Burns: Dat is niet noodzakelijk positief. Misschien is het een gebrek aan maturiteit. (Lacht) Die periode had iets intens, wat ze voor mij boeiend maakt.

Heb je ook al vroeg kennisgemaakt met de EC-horrorstrips uit de jaren 50, een andere invloed op je werk?

Burns: Mijn vader had vroege zwart-witte paperbacks van die strips in zijn bureau staan – het was duidelijk niet de bedoeling dat ik die zou ontdekken. Ik doorzocht de boekenplanken echter nogal grondig. (Lacht) Achteraf gezien is het wel grappig dat ik die horrorstrips in zwart-wit heb gelezen, want oorspronkelijk verschenen ze in kleur. Sommige strips kregen in zwart-wit onbedoeld een griezeliger sfeer. Dat zal er wel toe geleid hebben dat ik jarenlang alleen in zwart-wit heb gepubliceerd.

Wordt ‘X’ weer een project van lange adem?

Burns: Oorspronkelijk ging het om een tweeluik, maar het ziet er meer en meer naar uit dat het drie delen zullen worden. Het aantal bladzijden heb ik nog niet geteld, ik probeer pagina per pagina vooruit te gaan. Na die drie boeken is het verhaal echt afgelopen. Ik had qua lengte een Hergétweeluik voor ogen, zoals Het geheim van de Eenhoorn – De schat van Scharlaken Rackham. Ik wil wel dat de boeken op zichzelf kunnen staan. Zwart gat had ik als een dik geheel gepland, maar bij X ligt het anders. Nu publiceer ik de delen niet met het vooruitzicht van een bundel. Ik zie elk deel graag als een apart boek.

Maar dan wel een dat veel vragen openlaat…

Burns: Dat is deels mijn bedoeling. Maar wees gerust: ik zal ook alle vragen beantwoorden. Mijn redacteur leek daar ook wat ongerust over. Dan vroeg hij of we ooit te weten komen waarom de hoofdfiguur een verband om zijn hoofd heeft. En het antwoord is ja. Niets in het boek is er zomaar. Ik vertel misschien elliptisch, maar niet enigmatisch.

Je hoofdpersoon houdt ‘spoken word performances’ zoals de beruchte William Burroughs. Heeft diens ‘The Naked Lunch’ je ook geïnspireerd?

Burns: Burroughs hoorde wat mij betreft helemaal bij het geportretteerde milieu. Hij vertegenwoordigde misschien een erg donkere kant van de Amerikaanse ziel, maar was voor jongeren wel een welkom antigif tegen de valse vrolijkheid van de hippies die jarenlang de bovenhand had gehad – Crosby, Stills & Nash, als je weet wat ik bedoel. Burroughs had een prachtig gevoel voor zwarte humor, wat nog altijd mijn basishouding tegenover de wereld is. En hij durfde zijn omgeving heel doordringend te bekijken, als het ware zonder met zijn ogen te knipperen.

‘X’ is eigenlijk vreemder door de inhoud dan door de vertelstijl.

Burns: Dat klopt. Meer dan iets experimenteels wilde ik iets complex maken. Omdat er nogal wat tijdsprongen en andere shifts in het verhaal zitten, wilde ik de lay-out heel eenvoudig houden. Je ziet dat meteen: de pagina’s hebben een traditioneel rooster met veel prenten van dezelfde grootte. Binnen dat simpel schema ga ik dan wel wild tekeer. (Lacht)

Het boek volgt een eigen droomachtige logica, die bij de personages soms veroorzaakt lijkt door een drug. Hecht je veel belang aan het onderbewuste?

Burns: Voor mij is dat misschien wel mijn belangrijkste inspiratie. Ik probeer mijn onderbewuste heel aandachtig in het oog te houden. Niet alleen Dougs karakter, maar ook de manier waarop het verhaal wordt verteld, komt overeen met de manier waarop het onderbewuste werkt. Het mijne toch.

Moeten we de vele visuele variaties ook in dat licht zien?

Burns: Ik houd ervan om iets onschuldigs af te beelden dat in een andere context telkens weer een nieuwe betekenis krijgt. Je kunt dan variëren met kleuren en de associaties die ze oproepen.

Die kleuren ogen verbazend helder.

Burns: Het gaat allemaal om de sfeer die je wil scheppen. Omdat ik dat nog volop aan het uitzoeken ben, probeer ik de kleuren uit. Voor mij dienen ze echt het verhaal, anders krijg je toch niet meer dan een ingekleurde versie van een zwart-witstrip.

Denk je niet dat het open einde van het eerste deel veel lezers zal frustreren?

Burns: Ik ben me daarvan bewust. Zeker nu blijven er nog ontzettend veel vragen onbeantwoord. Maar ik zit wel mooi in de traditie van de cliffhangers, die je in veel klassieke strips terugvindt. (Lacht) Alleen laat ik de lezers misschien wel lang aan die rotspunt hangen.

Enig idee hoe lang we dat moeten volhouden?

Burns: Zeker geen vijf. Zei hij grappend. (Lacht) Neen, ik zou echt niet willen dat er een generatie overheen gaat en ik de volgende keer weer helemaal moet uitleggen wat X ook weer was. Trouwens, ik zit momenteel toch al in de helft van deel twee.

X

Uit bij Oog&Blik & De Bezige Bij.

Charles Burns komt naar België

Op 8/11 om 18.15 uur wordt hij door uw dienaar geïnterviewd in het auditorium van Sint-Lukas Brussel. Op 11/11 is Burns te gast op de Boekenbeurs, waar hij om 13 uur opnieuw geïnterviewd wordt voor publiek.

Door Gert Meesters

‘Ik herinner me nog heel veel van mijn kindertijd. Misschien door een gebrek aan maturiteit?’

‘Mijn pagina’s ogen eenvoudig, maar daarbinnen ga ik wild tekeer.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content