Van computernerd tot filmmogol, van bescheiden tekenfilmatelier tot entertainmentgigant: het verhaal van John Lasseter en zijn animatiestudio Pixar is een American dream come true. Naar aanleiding van zijn jongste uit bewegende pixels opgetrokken parel ‘Cars’ – een film die het begrip ‘roadmovie’ een nieuwe betekenis geeft – zochten we Lasseter op in het Pixar- hoofdkwartier in San Francisco. Waar we het met hem hadden over onthaastende racewagens, familiewaarden langs Route 66 en de titanendeal met Disney.

‘Dit is onze grootste gok ooit’, vertrouwt een nerveuze John Lasseter ons toe vlak voor de exclusieve wereldpremière van Cars in de Pixar-huisbioscoop in San Francisco. De artistieke baas van ’s werelds meest innoverende animatiestudio zou best wel eens gelijk kunnen hebben. De auto’s uit Pixars zevende langspeler zijn immers net iets minder aaibaar dan de speelgoedjes uit Toy Story 1 (1995) en 2 (1999), de sympathieke lelijkerds uit Monsters, Inc. (2001), de clownvisjes uit Finding Nemo (2003) of de laconieke superhelden uit The Incredibles (2004). ‘En bovendien’, voegt Lasseter er met de nodige zelfspot aan toe, ‘speelt de film zich af langs Route 66 en is de held een sportwagen uit het Nascar-circuit. Benieuwd wat dat buiten Amerika zal geven.’

Toch vermoeden we dat Lasseter op zijn beide oren mag slapen. Tot nu toe reeg Pixar de vette kaskrakers aaneen, en onder de oer-Amerikaanse motorkap van Cars schuilt nog altijd een universele en charmante avonturenkomedie waarin Pixar nog maar eens de grenzen van de digitale animatie verlegt. Zo blijft het met open mond gapen naar de sublieme manier waarop de bronstige bolide Lightning McQueen (met de stem van Owen Wilson), de knorrige oldtimer Doc Hudson (ingesproken door Hollywood- én raceveteraan Paul Newman) en het mechanische universum van de andere vroemtuigen tot leven worden gewekt, terwijl de volledig uit bits en bytes opgetrokken Southwest-decors, racecircuits en garages nog amper van echt te onderscheiden vallen.

Aan Cars – Lasseters persoonlijke hommage aan ‘het Amerika van weleer, zijn auto’s en zijn levensstijl’ werd dan ook vijf jaar lang gesleuteld door zeshonderd Pixar-werknemers. ‘Soms deden we zelfs vijf maanden over één enkel shot’, stelt Lasseter trots, ‘omdat de technologie zich aan een verschroeiend tempo blijft ontwikkelen waardoor we vaak met snellere en efficiëntere programma’s van vooraf aan moesten herbeginnen. Maar ik klaag niet. Als je het eindresultaat ziet, besef je dat al dat harde labeur rendeert op het scherm en kun je tevreden achteroverleunen.’

Of Lasseter – 49 inmiddels – veel tijd zal worden gegund om op zijn lauweren te rusten, valt echter te betwijfelen. Sinds Pixar eind januari werd overgenomen door Disney – een deal van maar liefst 7,4 miljard dollar – rust er immers meer druk op zijn schouders dan ooit tevoren, terwijl ondertussen ook de eigen aandeelhouders zich niet onbetuigd laten. Zo kreeg Pixar vorig jaar nog een proces aangesmeerd door malcontente beleggers toen bleek dat de dvd van The Incredibles niet de record- opbrengst haalde die Lasseter en Pixar-CEO Steve Jobs hadden voorspeld.

‘Ik besef dat we meer verantwoordelijkheden dragen dan twintig jaar geleden toen we met een handvol tekenaars en computerexperten met Pixar begonnen’, zucht de sympathieke, goed in het vlees en een flets Hawaï-hemd zittende Californiër. ‘Maar de toekomst kan ik nog altijd niet voorspellen. Wat we wél kunnen, is goeie films maken en de toekomst van de digitale animatie mee helpen bepalen. Een gebied waarop we met Cars opnieuw een flinke stap voorwaarts zetten. Sterker nog: het is de meest complexe en ambitieuze film die we ooit hebben gemaakt.’

Je zou denken dat het gemakkelijker is om auto- tjes tot leven te wekken dan menselijke figuurtjes zoals The Incredibles.

John Lasseter: Het was net omgekeerd. Auto’s hebben geen menselijke trekken; alleen koplampen, bumpers en banden. Om er toch levensechte personages van te maken, hebben we meer aandacht aan de details moeten besteden dan ooit tevoren. Toen ik research ging doen langs Route 66 viel me meteen op dat één beeld van zo’n stoffige roestbak die door dat desolate woestijndecor tuft, meer zegt over de geschiedenis, tragiek en teloorgang van het land dan tientallen pagina’s dialoog. De verhalen staan als het ware in het koetswerk gegraveerd, maar hoe vertaal je die in godsnaam naar het scherm met een computer? Aangezien een computer altijd met ideale modellen en oppervlakken werkt, is dat absoluut niet simpel. Zodra het een beetje grillig, scheef of bestoft moet zijn, slaan die krengen tilt. (lacht) De grote uitdaging van Cars was dan ook dat we onze computers moesten leren om voor één keer buiten de lijntjes te kleuren en eens niet de geometrische perfectie na te streven. En dat kun je alleen maar door nog complexere programma’s te ontwerpen.

Een film die volledig met de computer gemaakt wordt, moet je daarvoor nog de hort op?

Lasseter: Dat soort research is onontbeerlijk. We hebben tientallen racefilms en autospotjes bekeken, we hebben leren pinstripen, we hebben verschillende autosalons afgelopen en alle shots werden gekozen op echte locaties langs Route 66 of op racecircuits. We hebben te midden van de woestijn zelfs de grootste set gebouwd die ooit voor een animatiefilm werd gebruikt. Natuurlijk kun je gewoon foto’s inscannen en nooit de studio verlaten, maar ik blijf ervan overtuigd dat je het stof moet proeven en de diesel opsnuiven, wil je zo’n film ook een authentiek gevoel en een hart meegeven. Het gaat om meer dan mooie plaatjes creëren. Je moet vooral een goed verhaal vertellen, en liefst één met echte emoties, conflicten en personages. Dat is precies de kracht van Pixar: die mix van ouderwetse storytelling en hightechanimatie.

Waarom hebben jullie de auto’s eigenlijk ogen in de voorruiten gegeven? Was het niet logischer die in de koplampen te integreren?

Lasseter: Daar hebben we lang over gediscussieerd. Het probleem met de koplampen is dat het camerastandpunt dan zo laag ligt dat er veel van het decor verloren gaat. Vandaar dat we voor de voorruit hebben geopteerd en de koplampen iets kleiner hebben gemaakt. Kwestie van de aandacht niet nodeloos af te leiden.

‘Cars’ is de eerste film sinds ‘Toy Story 2′ waaraan je zelf meeschreef en die je ook zelf hebt geregisseerd. Was het zo’n persoonlijk verhaal voor je?

Lasseter: Een autobiografie zou ik het niet noemen, maar het komt wel in de buurt. Mijn vader was autohandelaar en had een Chevrolet-garage in een buitenwijk van Los Angeles. Hij nam me vaak mee naar races en autosalons, waardoor ik als kind bezeten was van alles wat vier wielen had. En dat ben ik nog altijd. Maar ik had nog een andere persoonlijke drijfveer. Het idee voor Cars kreeg ik toen ik enkele jaren geleden, na de première van A Bug’s Life, twee maanden lang in de camper met mijn vrouw en kinderen door Amerika trok, langs Route 66 van de west- naar de oostkust en terug. Het was mijn eerste vakantie in meer dan acht jaar en on the road besefte ik dat ik dat familieleventje enorm had gemist. Ik was jarenlang zo druk bezig geweest met Pixar dat ik amper de tijd had genomen voor mijn gezin. Mijn vrouw had me al gewaarschuwd dat ik op een dag zou wakker worden met het besef dat ik mijn kinderen niet had zien opgroeien. Pas tijdens die trip drong het tot me door dat ze overschot van gelijk had, en ik wist meteen wat mijn volgende film moest worden: een roadmovie over een personage dat onophoudelijk naar succes streeft, maar plots uit zijn doldraaiende tredmolen wordt gerukt en daardoor gaat beseffen dat de rit belangrijker is dan de eindmeet en dat vrienden en familie meer betekenen dan een gevulde trofee- enkast. In zekere zin vertelt Lightning McQueen – de ambitieuze racewagen die in Cars in een stoffig boerengat terechtkomt – mijn eigen verhaal. Met dat verschil dat die auto er aanzienlijk hipper uitziet dan de camper van de Lasseters. (lacht)

‘Cars’ is dus een kritiek op de zapcultuur en de prestatiegerichte maatschappij?

Lasseter: Absoluut. Bestaat daar een mooiere metafoor voor dan een blitse bolide die enkel denkt aan races winnen en de snelste tijd afklokken? En die confronteren wij met zichzelf door hem te laten stranden in een slaapdorpje langs Route 66, waar de tijd al jaren stilstaat en waar je het gras nog ziet groeien.

Jouw jacht naar succes heeft in elk geval geloond: Disney telde zopas 7,4 miljard dollar neer voor Pixar. Betekent dat dat je straks de productie gevoelig zal moeten opdrijven, of kun je zelf de touwtjes in handen houden?

Lasseter: De fusie is nog maar net rond, het is veel te vroeg om daar al uitspraken over te doen. Ik kan je wel uitleggen waarom we het hebben gedaan. Het is heel belangrijk dat Pixar zijn unieke identiteit behoudt, en dat kun je nog altijd het best met zoveel mogelijk medestanders om je heen. Aan de andere kant is Disney ook een stuk van mijn eigen erfenis. Ik ben er mijn carrière begonnen, net zoals vele andere Pixar-medewerkers trouwens, en dus zie ik de komst van Disney veeleer als het rond maken van een cirkel dan als een ‘inbraak’ die alles waar ons bedrijf voor staat op de helling zet. We hebben de jongste tien jaar trouwens al voor veel projecten samengewerkt. Akkoord, het is geen geheim dat Disney creatieve problemen kent en een politieke entertainmentfabriek is geworden, maar dat neemt niet weg dat ze gigantisch veel talent en knowhow in huis hebben. Als we de krachten kunnen bundelen in een constructie waarin de identiteit van Pixar wordt beschermd, dan kunnen beide partijen daar alleen maar baat bij hebben. Kwaliteit is nog altijd het beste businessplan dat je aan je bestuursraad kunt voorleggen. Het streven van Pixar is klaar en duidelijk: wij willen ’s werelds beste animatiefilms maken en omdat we weten dat Disney ons daarbij kan helpen, zetten we de deuren wijd open.

Ook als de aandeelhouders straks waar voor hun geld willen en een eisenpakketje op tafel leggen?

Lasseter:(onverstoorbaar) We werken naarstig verder en binnen de muren van dit gebouw is nog altijd niks van de fusie te merken. Waarom dan vooruitlopen op de feiten of uitgaan van doemscenario’s?

Nu je over dit gebouw begint; jullie nieuwe hoofdkwartier dat Steve Jobs jullie in 2001 cadeau deed met de opbrengst van ‘Monsters Inc.’: met zijn glazen panelen, speelhal, bioscoop, zwembad en gymzaal lijkt het wel een pretpark voor, euh…

L asseter:(vult aan) Computernerds? Overjaarse pubers? Er is iets van. We wilden dat het onze bedrijfsfilosofie reflecteerde. Vandaar dat het spelelement centraal staat en dat de meeste ruimtes op elkaar uitkijken, zodat je als het ware uitgenodigd wordt om bij je buur binnen te wippen en ideeën uit te wisselen. Niemand heeft hier geheimen voor elkaar. De computerexperten weten perfect waar de storyboarders mee bezig zijn. De scenario’s worden desnoods bediscussieerd in de gymzaal. En heeft de artdirector een lumineus idee, dan kan hij gewoon mijn bureau binnenstormen. Bij Pixar staat iedereen op dezelfde sport van de bedrijfsladder en we werken zelfs niet eens met contracten. Alleen wanneer ik met Steve Jobs de financiële strategie uitstippel, doen we de deur heel even op slot. (lacht)

Klinkt mooi, maar sommige medewerkers moeten toch maandenlang sleutelen aan één enkele scène in die kleine, benepen bureautjes waar ik zopas langs liep?

Lasseter: Klopt. Maar niemand staat er op je vingers te kijken en je kunt op elk moment een luchtje scheppen, zolang het werk maar af geraakt. Niemand zit hier tegen zijn zin en we betalen onze medewerkers beter dan de concurrentie. We hebben in onze twintigjarige geschiedenis amper ontslagbrieven gekregen. Ik ontken niet dat hier gezwoegd moet worden, maar de sfeer is opperbest en dat is iets waar we elke dag aan werken.

Daarnet liet je verstaan te vrezen dat ‘Cars’ misschien te Amerikaans getint is. Er komen toch ook Europese wagens in voor?

Lasseter: Natuurlijk. Daar hebben we speciaal op gelet. Als Amerikaan ben ik vooral vertrouwd met onze eigen merken en de Nascar-competitie, maar we hebben ook de catalogen van Europese constructeurs uitgevlooid en het Formule-1-circuit bestudeerd. Ik wilde er absoluut Italiaanse wagens in. En Ferrari-fans natuurlijk, want dat zijn de fanatiekste autogekken die je je kunt inbeelden. Ik heb een vriend die ontwerper is bij Ferrari en die vertelde me dat het in Italië nog altijd de gewoonte is om met vrienden en familie samen te troepen in rode outfit voor een groot tv-scherm telkens als er een F1-wedstrijd wordt uitgezonden. Dat heerlijk ouderwetse, de-hele-straat-komt-samen-sfeertje wilde ik ook in deze film stoppen.

En Ferrari werkte graag mee in ruil voor een streepje product placement bij de berooide massa’s?

Lasseter:(lacht) Men had me gewaarschuwd dat twee merken daarin een lastige reputatie hadden: Ferrari en Porsche, maar ze waren wild van ons project en hebben ons alle steun verleend. Ferrari heeft ons zelfs in contact gebracht met Michael Schumacher, die de stem inspreekt van de Ferrari die een klein rolletje kreeg op het einde.

De Europese autofreaks zijn dus al binnen, nu de vrouwen, kids en wielertoeristen nog.

L asseter: Ik mag dan een autofreak zijn, mijn vrouw is dat allerminst. Zij waarschuwde me dat deze film ook interessant moest zijn voor die 99 procent van de wereldbevolking die geen zier om auto’s geeft. Die raad hebben we vijf jaar lang in het achterhoofd gehouden. Aan de film werkten trouwens verschillende mensen mee die evenmin in auto’s geïnteresseerd zijn. Daardoor gingen we ons vanzelf op de personages en de emotionele kern concentreren, zonder de specieke details of de autofetisjisten uit het oog te verliezen. Mijn tienjarige nichtje vond Cars geestig en ontroerend, dus maak ik me sterk dat het een film is die de hele familie aanspreekt.

Visueel is het alleszins een pareltje. Zijn er eigenlijk nog limieten inzake digitale animatie of kan alles ondertussen op een fotorealistische manier met de computer worden uitgebeeld?

Lasseter: Pixar is al twintig jaar lang leider op het gebied van digitale animatie en ik mag stellen dat de meeste technologische innovaties uit ons bedrijf komen, iets waar ik bijzonder trots op ben. Maar dat betekent nog niet dat we alles aankunnen. Het belangrijkste is de beperkingen van de technologie onder ogen te zien. We kiezen onze onderwerpen altijd in functie van de beschikbare middelen. Dingen die we voorlopig niet aankunnen, zoals compleet realistische, menselijke figuren bijvoorbeeld; daar houden we onze handen van af. Wat we bij Pixar proberen is onderwerpen te zoeken die we wel aankunnen – zoals auto’s – en die vervolgens op zo’n gedetailleerde manier tot leven te wekken – denk maar aan die blutsen of die roestlagen – dat we wel verplicht zijn nieuwe technologieën te ontwikkelen. En al zeg ik het zelf: daar slagen we voorlopig wonderwel in.

Wat is jouw favoriete auto?

Ik heb een Jaguar XK uit 1952 in mijn garage staan waar ik nog altijd smoorverliefd op ben en uit het Amerikaanse aanbod kies ik voor de Corvette uit ’57. En ik mag natuurlijk ook onze camper niet vergeten, al was het maar om mijn vrouw een plezier te doen (lacht).

‘CARS’: VANAF 28/6 IN DE BIOSCOOP

Door Dave Mestdach

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content