Er is meer in het leven dan jonge vrouwen alleen, en dus stoppen Stijn en Steven Kolacny het maagdenkoor Scala heel even in het vriesvak. Met hun nieuwe theatertournee storten ze zich op de verboden liefde tussen Dolly Parton en Erik Satie, en vraagstukken als: ‘Wie heeft de muziek uitgevonden?’
he Blues Brothers waren ‘on a mission from God’ om het volk tot het twaalfmatendom te bekeren, maar met de tournee Wie heeft de muziek uitgevonden? mikken de broers Kolacny – als u ze niet kent van hun concerten voor vierhandige piano, dan toch van hun versie van Life on Mars met Jasper Steverlinck – nog iets hoger. Vanaf volgende week trekken ze door het Vlaamse land met iets wat we voor het gemak een theatervoorstelling zullen noemen: een wonderbaarlijke vermenigvuldiging met vijf stukken klassiek en twee brokken rock, die met wat geluk iets vertelt over de loop van de muziekgeschiedenis. Maar zo dwingend blijkt dat nu ook weer niet.
En heren, wie heeft de muziek nu eigenlijk uitgevonden?
Stijn Kolacny: Lap, daar heb je ’t al. We zijn met die vraag de straat op getrokken in Leuven, en we hebben er de meest waanzinnige antwoorden op gekregen. De natuur? De oermens die het ritme ontdekte? De mensen van Woestijnvis hebben er knappe filmpjes van gemaakt, die we tijdens de voorstelling projecteren.
Steven Kolacny: Veel mensen dachten dat muziek ontstond door vogelzang te imiteren. Dat is niet eens zo slecht gevonden – ik zou er nooit zelf opgekomen zijn. Maar niemand vond het een domme vraag. Het meest afwijkende antwoord was: ‘Dat weten jullie toch?’
Stijn Kolacny: Eigenlijk hebben we die titel vooral gekozen om te kunnen zeggen: ‘Wij niet, zoveel is zeker.’ Wij niet, maar ook de Farizeeërs en de profeten niet die hier rondlopen en menen dat zij én de muziek én het warm water hebben uitgevonden.’
De opzet heeft een hoog professor Gobelijn-gehalte: ‘Professor in Alles’. Willen jullie echt de hele muziekgeschiedenis overspannen, van klassiek tot jazz tot techno?
Stijn: Er komt nog heel wat klassiek bij kijken, maar zeker niet alleen vierhandige piano. Er zit ook wat filmmuziek tussen: Amélie Poulain, The Piano, Forrest Gump… Lach maar, er stond knappe muziek op die soundtrack. Daarnaast doen we net zo goed een stuk van Wim Mertens, in de schermerzone van het klassiek. Het heet Quatre Mains, en toch ga ik dat helemaal alleen spelen. Ik was Steven even beu. (grijnst) Ik heb mijn partij opgenomen, die laat ik afspelen – je ziet de toetsen zelfs bewegen – en daar speel ik dan solo boven. Het is geen truc van de foor, het werkt echt.
Hebben jullie de rock dan al weer afgezworen?
Stijn: Nee, daar hebben we telkens een special guest voor, die met Steven een paar nummers zal brengen. Het moesten mensen zijn die het zagen zitten om alleen met een piano op te treden, en zo zijn we uitgekomen op Axl Peleman, Gert Bettens en Koen Buyse van Zornik. Een vrij naakte aangelegenheid, maar Steven heeft gelukkig al behoorlijk wat ervaring met die drie.
Steven: Ik had er graag ook nog Luc De Vos bij gehad, maar die heeft een sabbatjaar genomen. Koen zingt een nummer van Johnny Cash. Geen kans dat hij beter doet dan het origineel, maar omdat we uit totaal verschillende hoek komen, vonden we zo’n cover wel kunnen.
Jullie moeder deed er naar verluidt alles aan om jullie klassieke oren rein te houden.
Steven: Oh ja!
Stijn: Tot vorige week (lacht).
Hoe zijn jullie dan bij rock en aanverwanten aanbeland? Stiekem een platenwinkel binnengeslopen?
Stijn: Steven niet: die had een clandestien archiefje. Maar bij mij zit je niet zo gek ver van de waarheid. Ik heb tot mijn 25e alleen naar klassiek geluisterd, maar ik kreeg hoe langer hoe meer het gevoel dat er iets niet klopte. Erger, ik begon zelfs naar jazz te luisteren. (lachje) Daarna volgden filmmuziek en folk, tot Steven zei: ‘Het is genoeg geweest, nu gaan we rock spelen.’ Sindsdien heeft hij mij onder tonnen Radiohead bedolven. De echte aardschok kwam er met Sigur Rós. Ik heb een jaar lang een degout gehad van klassiek; het was een ziekte. Ik verdroeg alleen nog Bach en Chopin. Al de rest: too many notes.
Steven: Dat stiekeme maakte het ook zo aantrekkelijk; de band met de muziek is dan extra intens. Mijn grote liefde is Peter Gabriel Plays Live, mijn eerste elpee – enfin, cassette: het duurde te lang om een elpee in paniek uit te zetten. Ons ma heeft het bandje twee keer ontdekt en kapotgetrokken, midden in Rhythm of the Heat. Verschrikkelijk erg. En ik maar restaureren met plastic tape.
Stijn: Allez jong!
Steven: (Onverstoorbaar) Ik was ook compleet weg van het concert van Queen in Wembley. Stel je voor dat ze daar op het conservatorium lucht van hadden gekregen. Die rare tanden! Die hermelijnen cape! Die nepborsten! Die stofzuigers! Het is natuurlijk allemaal heel erg fout, maar je kunt niet zeggen dat Freddie Mercury niet kan zingen en dat Queen geen invloed heeft gehad, hé. De manier waarop artiesten nu met hun publiek omgaan alleen al!
Deze voorstelling is voor jullie echt een speeltuin, niet?
Steven: Ach, ik vind het gewoon leuk om alleen de intro van Bachs Goldberg Variaties te kunnen spelen. In de klassieke wereld mag dat niet: je hoort dat thema wel eens in films en daarom word je verplicht om ook de 24 variaties af te werken. Ik begrijp dat soort snobisme niet. Wie heeft de muziek uitgevonden? is een perfect excuus om de deuntjes die wij mooi vinden bij elkaar te brengen en op onze manier te spelen. Dus niet naar de normen van de rock of die van de klassieke wereld. Ik verwacht bijvoorbeeld heel veel van The Pyramid Song van Radiohead, die we hebben bewerkt voor piano en viool. Er zat al een etherische viool in het origineel, maar Thom Yorke vervangen door Stijn Kolacny is natuurlijk een flinke stap achteruit.
Stijn: Stap achteruit? Thom Yorke speelt die viool zélf niet, hoor. (Opgewonden) Ik speel zelfs een new age-stuk van Arvo Pert. Acht minuten, extreem traag: er gebeurt niéts. Echt de max!
Ik kan nauwelijks wachten.
Stijn: Eerlijk: we zijn niet echt gerust op de publieksreactie. Om ons in te dekken hebben we al een filmpje gemaakt in de stijl van die twee ouwe venten van de Muppet Show, waarbij we onszelf onderuithalen. Je kunt je critici maar beter voor zijn.
Hoe vermijden jullie dat het een muziekles à la Nonkel Bob wordt?
Stijn: Op alle mogelijke manieren. (lacht) Als je zo’n voorstelling belerend aanpakt, wordt het ronduit hatelijk. Vandaar ook ons uitgangspunt: wij zijn het orakel van Delphi niet. We spelen dan maar een stukje Bach, een stukje Mertens, gevolgd door de special guest. Maar we maken er geen goulash van.
Allemaal goed en wel, maar vallen klassiek en rock wel te vermengen? Deep Purple met de London Philharmonic, Metallica S&M: écht ver-heffende resultaten leverde het tot nog toe niet op.
Stijn: Toen we met Scala concerten begonnen te spelen die meer door rock beïnvloed waren – zowel qua songs als qua zalen en belichting – heeft dat me compleet van de kaart gebracht. Vroeger kon ik klassieke concerten spelen en daar geen graten in zien, maar dat ben ik kwijt. Stijlen vermengen kan fijn zijn, maar het is vooral een hachelijke onderneming.
Steven: Toch zie je dat rock tegenwoordig meer en meer inspiratie haalt uit klassieke elementen: strijkkwartetten, blazers, noem maar op. Luister maar eens naar de brassband in National Anthem van Radiohead, Björk met een IJslands vrouwenkoor, of Nick Cave met gospelzangeressen: dat heeft geen fluit meer met de oude rock te maken. De manier waarop Alex Callier van Hooverphonic een klassiek arrangement maakt van een popsong, is ook heel knap. Muzikaal vind ik dat klassiek moet blijven zoals het is. Het blijft een andere wereld dan rock. Er zijn voorwaarden voor klassiek, en daarmee breken we niet: een zittend publiek, een Steinway-piano… Je moet die muziek eerbied aandoen. Ik kan me niet voorstellen dat je een sonate van Schubert zou gaan spelen voor een staand publiek op een festivalwei. Je kunt je wel afvragen waarom orkesten er nog altijd zo ongelooflijk debiel uitzien. Waarom doen die mensen zulke belachelijke kleren aan?
Stijn: En dan die schreeuwlelijke belichting. De mooiste muziek spelen onder witte tl-buizen! Op dat vlak heeft de klassieke wereld veel van de rock te leren.
Jullie waren stille jongens achter dure piano’s. Nu worden jullie entertainers in een theaterprogramma. Een spoedcursus Herman Teirlinck gevolgd?
Stijn: We werken nog altijd hard aan onze bindteksten. Ik vind het verschrikkelijk. Steven is er beter in.
Steven: Alles hangt af van het publiek. Als ze mee zijn, begin ik gewoon met ze te praten. Als je dat achteraf terughoort, krimp je ineen, maar meestal vinden mensen het best leuk als je zegt dat ze net Smells Like Teen Spirit van Nirvana hebben gehoord. Soms voel je dat je jezelf vastrijdt op het podium. Pijnlijk, hoor. Je probeert nog met een pointe te eindigen, maar niemand reageert. Dan gaat het meteen: ‘Snel, spelen!’ Of ik lach mijn broer uit, dat mag altijd.
Stijn: Ah ja?
Steven: Tuttut, dat is zuurstof voor het publiek. Heb je laatst dat concert van Norah Jones op Canvas gezien? Ik was vooral geïnteresseerd in de manier waarop ze met haar publiek omging. Flauw, hoor. Plots kwam Dolly Parton het podium opgewandeld, en wat was dat, zeg? Die pakte het publiek meteen vast. ‘Mensen, hebben jullie ooit al zo’n jong, knap, getalenteerd meisje gezien?’ En dat volk maar knikken. Tja, dat heet dan metier, zeker?
Intussen gaat het ook hard voor jullie in Duitsland. Naar verluidt wil Rammstein de Scala-versie van ‘Engel’ zelfs als B-kantje gebruiken.
Stijn: Van de tweede Scala-cd zijn er in Duitsland al bijna 50.000 verkocht, en in Keulen en Berlijn hebben we radioconcerten gespeeld die werden uitgezonden door de plaatselijke versies van Studio Brussel. Dat was toch even slikken.
Steven: De Duitse poot van de platenfirma vraagt nu een Scala-cd met nummers van Duitse bands, en dat verplicht ons om naar die hedendaagse muziek te luisteren. Een enorme verrijking voor de meisjes én voor ons. Die Fantastischen Vier, Die Ärtze of Die Toten Hosen hoor je hier nooit, maar in Duitsland zijn die huge.
Maken jullie zich nooit zorgen over jullie sérieux in de klassieke hoek?
Stijn: Vlaanderen is niet groot genoeg om jarenlang als klassiek pianoduo te touren. We hebben het twee jaar gedaan, en dat was het. Scala geeft ons kansen die we moeten grijpen. Nadien kunnen we nog altijd weer klassiek gaan spelen.
Steven: Tijdens onze straatinterviews hadden we een klein elektronisch pianootje bij ons. We speelden daarop de intro van Life on Mars, en vroegen de mensen of ze het liedje kenden. ‘Ik weet het, Clouseau!’ kreeg je dan te horen. ‘Stond dat niet op een Donna-compilatie?’ Een jaar geleden stonden we daarmee op één. Dat zegt genoeg, zeker?
Door Bart Cornand
‘Ons ma wilde niet dat we
naar rockmuziek
luisterden. Ze heeft mijn
cassette van Peter Gabriel
twee keer kapotgetrokken.
Verschrikkelijk.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier