‘WE ZIJN OUDE MANNEN IN EEN JONGENSLICHAAM’
Jonas Van Geel en Jef Hoogmartens warmen hun handen aan de eerste kop koffie van de ochtend. Samen met Steve Aernouts bedachten en schreven ze de tv-serie Amateurs, omdat we in het licht van de eeuwigheid allemaal ‘knoeiers en klungels van het leven zijn’.
‘In mijn hoofd noemde ik me al schrijver nog voor ik een zin op papier had gezet.’ Jef Hoogmartens knippert met zijn ogen in de ochtendzon, en dan valt het hem op. ‘Dju, man, ik hang helemaal vol.’ De kat van zijn moeder logeert een week bij hem en moet zijn trui de voorbije dagen als kussen gebruikt hebben. Als eeuwige dank aan zijn tijdelijke gastheer liet het beest er een spoor van zo’n miljoen witte haren op na. ‘We zijn aan een nieuwe serie begonnen. Ik heb de voorbije dagen fulltime zitten schrijven’, zegt hij verontschuldigend. ‘Dan let ik niet op wat ik aantrek.’
Nooit heeft Hoogmartens zich als een klassiek auteur van romans en essays gezien. Als hij over zichzelf als schrijver droomde, dan was het als schrijver van tv-series. ‘Ik was dertien, veertien jaar en verslaafd aan TheX-Files. Toen dacht ik nog niet: dat wil ik ook doen. Het begeesterde me wel, hoe je in een serie de tijd hebt om een verhaal te vertellen terwijl dat in een film of op scène altijd veel beknopter moet. Na de toneelschool in Maastricht heb ik twee jaar bij het Noord Nederlands Toneel gespeeld. Ik zat voltijds in Groningen, ik had geen lief, ik had er geen noemenswaardig uitgebreid sociaal leven en dus had ik alle tijd om obsessief reeksen tot mij te nemen. Kettingkijken. Daar is het idee ontstaan: op een dag schrijf ik een reeks. Misschien zal het niet voor mijn veertigste of vijftigste gebeuren, maar ik zal het doen.’
‘Man, waar heb jij gezeten?’ Jonas Van Geel maakt zijn fiets vast aan een lantaarnpaal, zet zijn zonnebril af en pulkt een paar witte haren van de schouders van Hoogmartens.
‘De kat van mijn moeder.’
‘Als het haar kat maar is.’
SERIES DUS, DAAR HADDEN WE HET OVER. DAT HOOGMARTENS er samen met Van Geel en Steve Aernouts in slaagde er een te schrijven tien jaar voor zijn veertigste verjaardag, is het eerder bizarre en onverwachte gevolg van een kortstondig samenwonen in een mannengenootschap genaamd De Vleeshaak, van niet langer willen wachten op iets dat misschien nooit zal komen en vooral van een zeer gepeperde rekening van Electrabel. De heren struikelen bijna over elkaars woorden om het nader te verklaren. Van Geel begint enigszins plechtig: ‘We schrijven zes jaar geleden. Jef woonde en werkte in Nederland, maar wilde al een tijdje terugkomen naar Antwerpen. Ik huurde samen met vier andere vrienden een voormalige slagerij. Omdat er nog van die oude vleeshaken aan de muur hingen, noemden we het De Vleeshaak. Er kwam een kamer vrij.’
JEF HOOGMARTENS: De Vleeshaak was het officieuze café van de studenten van de toneelschool. De Pallieter zonder vergunning.
JONAS VAN GEEL: En toen viel er een gigantische afrekening van Electrabel in de bus. We moesten zo’n 4000 euro bijbetalen. Jef speelde vast in Nederland, ik werkte als freelancer in het theater. Alleen Jelle Cleymans had geld. Hij zei, volledig terecht: ‘Sorry, mannen, we delen die factuur.’ We besloten een benefiet te organiseren, om De Vleeshaak te redden. Eigenlijk was het vooral de bedoeling alles wat er hing en waar herinneringen aan kleefden te verkopen. We wisten: dit is het einde van ons leven in De Vleeshaak.
HOOGMARTENS: Het was, om het zwaar uit te drukken, het einde van een tijdperk. Voor ons allemaal. We waren de toneelschool doorgekomen, dat was op zich al behoorlijk heftig geweest, nu was het blijkbaar tijd om het leven wat ernstiger te nemen.
VAN GEEL: Er moest gewoon geld verdiend worden. Onze ouders hadden al lang gezegd: trek jullie plan. Niet zo radicaal misschien, maar voor ons was het duidelijk: je kunt moeilijk proberen te vechten tegen de maatschappij of het op scène over de wereld hebben en tegelijkertijd je was door je ouders laten doen. Een mens moet een beetje consequent zijn.
HOOGMARTENS: Ik bevond me bovendien in de schizofrene situatie dat ik in Nederland een mooi parcours had afgelegd. Ik had bij het Noord Nederlands Toneel en bij het Zuidelijk Toneel gezeten en ik had met drie vrienden Nachtgasten opgericht, een gezelschap dat nog steeds van het spannendste theater brengt dat in Nederland te zien is. Ik kwam in Antwerpen terug en geen kat kende me. Niemand zat te wachten op een wat dikkige Limburger. Logisch. Ik was hier tien jaar weggeweest. Als acteur heeft het sowieso weinig zin naast je telefoon te zitten wachten tot men je belt. Voor iedere rol zijn er twintig andere kandidaten. Ik wilde ook niet in hetzelfde straatje belanden dat ik in Nederland verlaten had. Ik was het een beetje beu om als acteur in de ideeën van iemand anders te staan, in een of ander vaag stuk van een regisseur met wie je het niet eens bent. De drang om zelf te maken werd steeds groter. Ik vroeg me heel concreet af: is dit wat ik wil, jarenlang als acteur in stukken staan, Soms goed, soms slecht?
VAN GEEL: Voor die benefiet van De Vleeshaak heeft Jef een tekst geschreven waarin hij de woeligheid van die hele periode samenvatte. Ik vond het griezelig herkenbaar. Ook ik was me een beetje noodgedwongen beginnen af te vragen of ik wel op mijn plaats was in het theater. Goede vrienden groeiden door. Ze begonnen bij het NTG te spelen of bij Toneelgroep Amsterdam. Die next big step liet bij mij op zich wachten. De vraag kwam niet. Maar er kwam wel vraag uit een andere hoek. Bij de televisie wilden ze me. Ik moest beslissen: laat ik mijn droom van de grote kunstenaar varen? Omarm ik het commerciëlere werk? Wat is eigenlijk het probleem, dacht ik, misschien moet ik gewoon toegeven dat die televisie me veel meer ligt? Dat was onze zoektocht en ons gevecht. Het gevecht van jonge mensen die in deze maatschappij staan en van wie verwacht wordt dat ze het weten. We weten het niet. We proberen. We knoeien en we prutsen en we hopen te vinden wat ons drijft.
HOOGMARTENS: Over dat alles had ik dus een tekst geschreven.
VAN GEEL: Met Steve had ik een paar stukken gespeeld. Hij las die tekst en zei: ‘Die gast kan schrijven.’
HOOGMARTENS: Bovendien hadden we alle drie wel wat tijd om avonden door te zakken op café. Daar is Amateurs ontstaan. Vanuit het gevoel dat niemand van ons wist hoe het moet. We modderden maar wat aan. Soms gaat dat modderen vlot, soms modder je tegen een muur aan.
VAN GEEL: We namen het wel ernstig. We hadden geen behoefte aan een hobby. We wilden een verhaal vertellen. Ons verhaal. Drie gasten die elk op hun manier zijn opgegroeid in en rond het theater. Ik zat als kind in het theater van mijn ouders, de vaders van Steve en Jef zijn allebei verknochte amateuracteurs. Ik heb mijn vader zien worstelen met erkenning, met altijd hetzelfde te moeten doen, met een gebrek aan aandacht. Ik heb hem zijn dromen weten opbergen zodat zijn zonen de hunne konden nastreven. Ik voel dat er in zijn carrière iets niet is ingelost. Op een bepaald moment is hij gestopt omdat het hem geen energie meer gaf. Hij werd constant geconfronteerd met de vraag: ‘Heb ik hier jaren aan gewerkt? Is dít wat er overblijft van wat ik al die tijd heb gedaan?’ Het gaf geen voldoening meer. Ik herken die worsteling heel erg. Ik ben er ook bang voor, maar op een of andere manier geeft die angst me permanent een stomp in de maag. Als het me iets geleerd heeft, dan is het dat je moet durven te luisteren naar jezelf en moet beseffen dat je gigantisch op je kloten kunt krijgen. Ik wil niet op het einde van mijn leven zitten en zuchten: ‘Had ik maar…’ Misschien zullen wij op het einde van ons leven zeggen: ‘Shit, man, we hebben zo veel kletsen gekregen van dat leven.’
HOOGMARTENS: Wij willen niet dromen, wij willen dóén. Bij mij uit zich dat in een soort Peter Pan-complex. Opgroeien, gedachten aan relaties, aan kinderen: het zijn dingen die me niet zinnen. Ik laat ze geen deel zijn van mijn leven, omdat je dan verplicht bent om te schipperen, om compromissen te sluiten en om je dromen voor je uit te schuiven. Denk ik nu. Dat kan nog veranderen.
VAN GEEL: Het voordeel daarvan is dat Jef tijd heeft om te schrijven. Nu wordt hij daarvoor betaald door Caviar. Bij Amateurs waren het goesting en droge boterhammen die hem vooruit stuwden.
HOOGMARTENS: Mijn rol van Franky in Thuis was een geschenk uit de hemel. Ik moet toegeven: toen ik nog op de toneelschool zat, kon ik me niet voorstellen dat ik ooit in een soap zou meespelen. Ik heb me toen afgevraagd of meespelen in een soap mijn geloofwaardigheid wel ten goede zou komen. Ik had gelukkig snel door dat ik in Vlaanderen niets hoog te houden had. Niemand wist wie ik was. Door Thuis kocht ik enerzijds tijd om te schrijven, anderzijds heb ik er geleerd wat televisie is en hoe televisie werkt. Als je achttien scènes op een dag moet filmen, dan kun je niet te diep duiken om je personage te vinden. Ik vond het een verademing om uit dat gepsychologiseer te stappen, om niet te zeveren, maar gewoon te spelen.
VAN GEEL: Om een lang verhaal kort te maken: toen we dachten dat we er klaar voor waren, hebben we een mail naar Frank Van Passel gestuurd. We zijn alle drie grote fans van Terug naar Oosterdonk, dat schreven we hem ook. Enfin, we vergaten wel dat hij per dag minstens tien van die mails krijgt. Jonge gasten die een scenario hebben en willen dat hij dat verfilmt. We kregen een beleefd antwoord terug: interessant verhaal, maar onmogelijk om te maken.
De meeste mensen denken dan: goed, het was fijn, maar hier stopt het.
VAN GEEL: We gaven onszelf nog één kans: een aflevering uitschrijven om hem te overtuigen. Dat is gelukt. Anders waren we gestopt. Je kunt wel de hele tijd tegen jezelf zeggen dat je goed bezig bent, maar als niemand anders dat vindt, dan kun je beter gewoon een pint gaan drinken.
Of je wordt zelf schitterend materiaal om een reeks over te maken.
HOOGMARTENS: Drie losers die niet van opgeven willen weten.
VAN GEEL: De eerste keer dat we bij VIER zaten om ons verhaal te bespreken, bekroop me dat gevoel.
Jullie hebben eerst bij VIER aangeklopt?
VAN GEEL: Het lag voor de hand. We waren fan van al die mensen. Het was de grote oversteek. De ark van Noach die vertrok bij de VRT met al die mannen aan boord naar wie wij al zo lang opkeken en die het lef hadden te zeggen: wij beginnen onze eigen zender. Wij bouwen ons eigen feestje! Dat kon niet anders dan een geweldige speeltuin worden. Dat kon niet mislukken. We vonden dat onze reeks daar perfect zou passen.
HOOGMARTENS: Maar de gesprekken liepen niet zo vlot. Wij wilden onze reeks maken en we hadden er geen behoefte aan de schrijvers van hún reeks te worden. Wij zijn mensen. Wij hebben drive nodig. Als je per blad tekst drie bladen kritiek mee naar huis krijgt, dan is dat alleen maar vervelend. Na een gesprek bij meester Woestijnvis hadden we enkel het gevoel: we kunnen het niet, het is niet goed, het trekt op niets.
VAN GEEL: Ik kan me voorstellen dat ze vonden dat we niet ver genoeg stonden. Maar soms sta je gewoon te ver om teruggefloten te worden. Weet je, toen ik aan mijn derde jaar op de toneelschool begon, was er ineens ook een leraar die het nodig vond om aan mijn capaciteiten als acteur te beginnen twijfelen. ‘Stop ermee’, heb ik toen gezegd. ‘Ik wil dit niet meer. Ik heb het gehad.’ Ik was ver genoeg geraakt en ik had stront genoeg gehad.
HOOGMARTENS: Bij de VRT belandden we ook onderaan in de stapel met voorstellen. Het was een verademing om bij VTM enthousiasme en vertrouwen te vinden.
Amateurs baadt in sepia, en de reeks toont ons een dorp dat al lang niet meer bestaat. Is die nostalgie een gevolg van samenwerken met Van Passel of is dat jullie nostalgie?
HOOGMARTENS: Wie zegt dat dat dorp niet meer bestaat?
VAN GEEL: Toen we op zondag het café binnenstapten dat het café in de serie is geworden was het dat wat we zagen: de petanqueclub had iets te vieren en zat er gezamenlijk aan het bier, op de tv was het koers. Ik herken dat heel erg van Bierbeek, het dorp waar ik zelf ben opgegroeid. We zijn drie jongens uit een dorp, hé. We wonen misschien in de stad, maar dat dorp zit in ons.
HOOGMARTENS: Wij zijn ook hooglijk nostalgisch. We zijn oude mannen in een jongenslichaam. Of in mijn geval: een geruïneerd jongenslichaam.
VAN GEEL: Dat afscheid van een tijdperk waar ik het net over had, heeft ook voor een nostalgische toets gezorgd. Ik moest onlangs denken aan een voorstelling die Jef en ik met Jelle Cleymans gemaakt en gespeeld hebben toen we vijftien waren – het begin ook van onze samenwerking.
HOOGMARTENS:Slaan en zalven. Het was niet meer dan een aaneenschakeling van onze favoriete fragmenten van onze favoriete comedians. Wij Hans Teeuwen en Theo Maassen, Jelle Youp van ’t Hek en jij, Jonas, ook nog Rowan Atkinson.
VAN GEEL: Zo’n vijfentwintig keer hebben we dat gespeeld. Eerst voor allemaal liefhebbers van ons, later op een paar festivals. Mensen vonden dat goed omdat we vijftien waren, omdat we lief en sympathiek waren en omdat het wel iets had om jonge gasten vuile praat te horen verkopen. ‘Ik bef al jaren met een snorkel.’ Woehoe. Die gasten durven! Mochten we dat vandaag opnieuw doen, dan zou het publiek ons afmaken.
HOOGMARTENS: Onze ouders waren al lang blij dat we iets deden. Dat we niet aan de drugs zaten.
VAN GEEL: Ik toch niet. Maar een uitspraak van de moeder van Jelle, Karin Jacobs, is me altijd bijgebleven. Na de eerste avond zei ze: ‘Mannen, geniet ervan, theater zal nooit meer zo plezant zijn als nu.’
Had ze gelijk?
VAN GEEL: En of. Je verliest je naïviteit. Elke keer is er dat gevecht, of je nu in een musical meedoet of aan een tv-programma werkt. Er is telkens weer de vraag: waarom doe ik dit eigenlijk? Waarom sta ik nu weer op een podium of in een studio? Toen ik vijftien was, was die vraag er niet. Ik deed het omdat ik het graag deed. Om het met een metafoor te zeggen: het is zoals met paardrijden. Vroeger kroop ik op ieder denkbaar paard. Tot ik ouder werd en de angst voor de pijn het overnam. Ik ben nooit meer op een paard gekropen.
HOOGMARTENS: We gaan ook nooit zo naïef en zo lang aan een tv-reeks werken. Ik merk het al tijdens het schrijven. Ik weet ondertussen ook hoeveel bepaalde scènes kosten. Ik schrap op voorhand zaken omdat ik denk: ‘Jefke, realistisch blijven.’
In Amateurs zien we jullie personages samen drinken en joints roken in een caravan aan de rand van een bos. Is dat de samenvatting van jullie vriendschap?
VAN GEEL: Het smoren is vooral Jef.
HOOGMARTENS: Ik heb flink wat geblowd, maar nu al jaren niet meer. Het is wel mijn idee van jeugd. Blowen met de maten en slap lullen.
VAN GEEL: Dat beeld is wel wie we zijn en wat we samen hebben. Ik hoop dat we, als we zestig of zeventig zijn, ook in zo’n chalet zitten en dat we kunnen zeggen: ‘We hebben een hoop bagger gemaakt, maar we hebben ook leuke dingen gedaan in dit kleine leven.’
HOOGMARTENS: Zes heel slechte reeksen gemaakt.
VAN GEEL: Herinner je je Amateurs nog? En dat we dat zo goed vonden?
HOOGMARTENS: Oeh, laat het ons daar vooral niet over hebben.
VAN GEEL: Maar we hebben ons wel geamuseerd.
AMATEURS
Nog tot 27/10 elke maandag om 21.45 uur op VTM.
DOOR TINE HENS – FOTO’S FILIP VAN ROE
JEF HOOGMARTENS
‘WE HEBBEN VOOR AMATEURS OOK MET WOESTIJNVIS GEPRAAT, MAAR WE KREGEN DAAR HET GEVOEL: WE KUNNEN HET NIET, HET TREKT OP NIETS.’
JONAS VAN GEEL
‘HOEZO NOSTALGIE? TOEN WE HET CAFÉ BINNENSTAPTEN DAT JE NU IN AMATEURS ZIET, ZAT DE PETANQUECLUB AAN HET BIER EN WAS ER KOERS OP TV.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier