‘WE ZIJN DE ARCHITECTEN VAN ONS EIGEN LEVEN’

Achteraan van links naar rechts: Jinte Deprez, Maarten Devoldere, Simon Casier. Vooraan: Patricia Vanneste, Christophe Claeys © ATHOS BUREZ

Tweeënhalf jaar na hun meesterlijke debuut Applause brengt Balthazar een opvolger uit, Rats. Frontmannen Jinte Deprez en Maarten Devoldere over acteren met een gasfles, de afwezigheid van het Grote Plan en de experimenten tijdens de opnames. ‘Zelfs ik weet niet hoe dat paard op de plaat is geraakt.’

‘Gasmasker.’ Een twee meter grote louche Oost-Europeaan in zwart cowboypak houdt op dwingende wijze het masker, verbonden aan een gasfles, over de mond van Jinte Deprez. ‘Inhaleren.’ De man naast hem zet op commando zijn bladerenblazer op de hoogste stand en richt hem op het gezicht van Deprez, nat van het zweet. Zijn wangen trillen terwijl hij diep inademt; zijn ogen draaien weg terwijl hij met beide handen in zijn gezicht wrijft. ‘Wat is hier in godsnaam de bedoeling van?’, fluistert Maarten Devoldere terwijl hij Deprez van op een afstandje gadeslaat. De vrouw in het gorillapak naast hem begint hardop te lachen.

‘En cut. ‘

Het is, en we drukken ons voorzichtig uit, een bevreemdende clip die regisseur – correctie: ‘BAFTA- nominated director’ – Michael Pearce in gedachten had voor The Oldest of Sisters, de eerste single van de nieuwe plaat van Balthazar, als we mogen afgaan op de opnames. Het concept: Balthazar speelt een optreden in een groezelige bar, met zwarte duct tape op hun stoel gebonden, voor een publiek van freaks en psycho’s dat weggelopen lijkt van de set van David Lynch’ Blue Velvet. Geen toevallige vergelijking: een beetje cinefiel ziet in de gasfles die onder gasten rondgaat een knipoog naar Dennis Hoppers legendarische Baby wants to fuck-monoloog.

‘Mijn lievelingsfilm van Lynch’, zegt Devoldere, terwijl de schminkster nog wat meer glycerine smeert op het gezicht van Deprez – op video zal het er als zweet uitzien. ‘Net omdat die niet té arty is. Er zit nog veel cliché in de film. Dat vind ik er wijs aan. Het past ook wel bij onze muziek: een beetje donker, niet te eenduidig, een tikje absurd. ‘

We vragen wat hij een goede clip vindt. ‘Blonde Fire van The Hickey Underworld. Slow van dEUS. Die van Bat For Lashes met die konijnen op de fietsjes ( What’s A Girl To Do; nvdr.). Video’s die een goede sfeer uitstralen. Maar laten we eerlijk zijn: 95 procent van alle clips zijn slecht. Het punt van een band die in de woestijn een nummer staat te playbacken ontgaat me volkomen. ‘

Geen woestijn dus voor Balthazar, wel de Brockley Social Club, een donkere, afgeleefde bar in het zuidoosten van Londen die een sfeer van vervlogen klasse uitstraalt. Tegen de muur staan lederen zetels, de wanden zijn bedekt met rode fluwelen gordijnen en houten spiegels. ‘Wel vreemd dat je vier uur moet treinen van Kortrijk naar Londen om in een plek aan te komen die er exáct als de parochiezaal van Zwevegem uitziet’, zegt Deprez langs zijn neus weg.

‘Misschien nog eerder die van Stasegem’, zegt Devoldere.

‘Je hebt gelijk’, zegt Deprez. ”t Is die van Stasegem. ‘ En dan tegen ons: ‘Deelgemeente van Harelbeke, mocht je dat niet weten. ‘

De wat lacherige sfeer zal de hele opnames aanhouden. De vijf lopen de hele dag rond als toeristen op hun eigen set. Clips zijn niet het ding van Balthazar. ‘Een noodzakelijk kwaad’, noemde Deprez het. Devoldere is dezelfde mening toegedaan. ‘Het is onbekend terrein voor ons. Zet ons in een studio met een mengpaneel en een micro en we weten exact wat we willen. Maar zet ons voor een camera en die controle valt weg. We kunnen alleen maar hopen dat het eindresultaat er een beetje oké zal uitzien. ‘

‘Een beetje oké’: het klinkt vreemd uit de mond van de meest perfectionistische band van het jongste decennium. Vier jaar werkten ze aan hun debuut, Applause, dat precies tweeënhalf jaar geleden uitkwam. Een album doordrongen van hun eigen visie, die, op wat vage referenties aan Gorillaz en Gainsbourg na, als geen enkele andere plaat klonk. Geen kleine verdienste in een oververzadigd Vlaams muzikaal landschap waarin elke band – de namen mag u er zelf bij denken – de Vlaamse Editors, de Vlaamse Bloc Party of de Vlaamse Arcade Fire wil zijn. Maar Balthazar leek dan ook niet in een Vlaamse context te denken. De band koos zijn eigen weg: zonder overdreven veel steun van Studio Brussel bouwden ze een fantastische livereputatie – met een heerlijk on-Vlaamse nonchalante cool – op in meer dan tweehonderd shows en verkochten gestaag 10.000 exemplaren van hun debuut. Ondertussen probeerden ze voorzichtig in Europa vaste voet aan de grond te krijgen, met tours in het voorprogramma van The Joy Formidable en dEUS.

Rats, hun tweede plaat, moest dan ook de plaat worden die al dat werk bestendigde. Een nieuw hoofdstuk in hun carrière ook: ze vonden ondertussen onderdak bij het management van dEUS, kregen een Europese release via een internationale platendeal met PIAS Londen en strikten de boeker van onder meer Editors voor hun Europese shows. De druk was dus groot voor deze plaat van de bevestiging, maar daar lijken Devoldere en Deprez zich weinig van aangetrokken te hebben.

‘Rats’ is niet de doorbraakplaat die we verwacht hadden. Opnieuw een uitstekende plaat, daar niet van, maar: rustiger, akoestischer en zonder voor de hand liggende singles.

JINTE DEPREZ: Ik weet niet of er zo veel veranderd is. Voor mij ligt de plaat nog heel erg in het verlengde van de vorige. We hadden het gevoel dat we nog niet alles verteld hadden wat we wilden vertellen.

MAARTEN DEVOLDERE: Het is vooral een vrijere plaat geworden. Bij Applause hadden we een strikt afgelijnde visie van hoe de plaat moest klinken. Alles wat niet bij die strakke groove van bas en drum paste, mocht er niet op. Bij Rats kon dat wel: we durfden veel meer buiten de lijntjes kleuren. Dat zal ook wel met het ouder worden te maken hebben: het besef is gekomen dat rock-‘n-roll in heel andere dingen zit dan een scheve gitaarnoot aan een popsong toevoegen. We zijn volwassener geworden.

De druk om eindelijk eens een single te schrijven moet toch groot geweest zijn? Het was de enige kritiek op jullie vorige plaat: fantastisch album, maar het miste een breekijzer.

DEPREZ: Je kunt niet in de studio binnenstappen en denken: nu ga ik een single schrijven. In het beste geval krijg je dan een single die eventjes veel gedraaid wordt op Studio Brussel en daarna weer van de radar verdwijnt. Met Balthazar proberen we net tijdlozer te denken.

DEVOLDERE:Mia van Gorki of Twee Meisjes van Raymond van het Groenewoud zijn ook geen popsingles in de klassieke zin. Je kunt dat niet voorspellen.

DEPREZ: Een single wordt niet gemaakt in de studio: een single wordt gemaakt op de radio. In Frankrijk is Radio Nova op een bepaald moment Morning van onze vorige plaat – nochtans ook niet meteen een single – beginnen te draaien. We hebben geen idee hoe ze erbij komen, maar het heeft wel gewerkt. We hebben er pas in een uitverkochte Maroquinerie gespeeld; nu hebben we een plek versierd in La Cigale in Parijs, een zaal van 1500 plaatsen. Om maar te zeggen: je kunt op voorhand niet bepalen welk lied precies waar gaat werken. Het heeft veel met chance te maken.

Mogen we ‘Rats’ ook minder een productieplaat noemen dan ‘Applause’?

DEPREZ: We hadden vooral een tijdloze productie in gedachten, eerder dan een coole, meer jaren 60: rommeliger en minder gepolijst, maar wel met meer lucht. Luister naar Foo Fighters en de drum alleen al blaast je omver. Luister naar Gainsbourg en zelfs zijn meest georkestreerde platen klinken nog heel open.

DEVOLDERE: Het is ook allemaal wat meer ongedwongen gegaan. We hebben op veel verschillende plaatsen opgenomen. Tijdens de opnames liepen we met een DAT-recorder en een microfoon rond om overal waar we kwamen wat te proberen. We hebben in kelders en slaapkamers opgenomen; stukken zang komen zelfs uit de metro van Brussel – alles voor de juiste galm. Als je heel goed luistert, hoor je dat op de plaat: je kunt mensen op de achtergrond horen, vogeltjes horen fluiten. In één nummer kan je zelfs een paard horen hinniken.

Waar?

DEVOLDERE: Dat moet je zelf maar vinden. (lacht)

DEPREZ: Na een tijdje is dat een spelletje geworden tussen ons twee. Raden welk geluid waar vandaan komt. Zelfs ik weet niet hoe dat paard erop geraakt is. (lacht)

Voor ‘Applause’ hebben jullie een basgitaar begraven om een diepere sound te bekomen. Hoe ver zijn jullie deze keer in het experimenteren gegaan?

DEPREZ:(tegen Devoldere) Zou ik het hem vertellen of is dat te gênant?

DEVOLDERE: Bof, doe maar.

DEPREZ: Wel, we hebben deze keer een Neumann-micro begraven. Zowat de duurste studiomicro’s die er zijn – ik geloof dat deze rond de 2000 euro kostte. Alleen: bij de vorige plaat woonden we nog thuis en hadden we tuin genoeg om die gitaar te begraven. Nu wonen we alle twee in een stad en zijn we naar een park moeten gaan. Daar moet het spijtig genoeg fout gelopen zijn. Toen we ’s anderendaags terugkeerden om de micro op te graven, was hij verdwenen.

DEVOLDERE: Er zijn twee opties: ofwel heeft iemand ons gezien en is die snel snel de micro na ons gaan opgraven, ofwel hebben we nog niet goed genoeg gezocht. Als we ooit belastingcontrole krijgen, is dat wel het meest waardeloze excuus. Niemand die gelooft dat je een micro van 2000 euro ’s nachts gaat begraven. (lacht)

TERWIJL DEPREZ NOG EVEN WEGGELEID wordt voor een nieuwe take, neemt Devoldere ons mee naar de kleedkamer. Een zeventigjarige travestiet, een slangenmens en een Britse lad met krulsnor en indianenpruik – de extra’s van dienst – zitten keurig naast elkaar te wachten op een stoel; in een andere hoek speelt bassist Simon Casier Ti Amo op zijn gitaar, terwijl de vrouw in gorillapak naast hem – een Italiaanse, zo blijkt – meezingt en -klapt. Even later volgt Obladi Oblada van The Beatles – verzoek van de Liverpoolse schminkster – en Bonnie Tylers Total Eclipse of the Heart – een eigen suggestie.

‘Simon is onze menselijke jukebox’, zegt Devoldere. ‘Zeg een lied en hij zoekt de akkoorden ter plaatse uit. Ongelooflijk hoe goed hij liedjes kan naspelen. Een beetje Miguel Wiels in De Notenclub. ‘

‘Maar dan zonder Anja Daems’, voegt hij er een seconde later aan toe.

De Oost-Europeaan met de gasfles – eigenlijk een Italiaan met Bosnische roots, zo blijkt – komt de kleedkamer binnen en vraagt of hij op de vloer mag liggen. ‘Rugpijn. ‘ Hij is niet het soort man waar je makkelijk ‘nee’ tegen zegt. Een blik op zijn cv leert dat hij vooral maffiabazen, huurmoordenaars en zombiekillers speelt – het sprekend getitelde Zombie Massacre is zijn recentste wapenfeit. ‘Ik word vooral gecast als iemand die mensen laat sterven’, zegt hij. ‘Ik heb geen idee waarom.’

De rest van het interview verloopt op ingehouden toon.

‘Rats’ krijgt een Europese release. Is dat jullie referentiekader voortaan, eerder dan België?

DEPREZ: Het is niet iets waar we heel hard over nadenken. Deze plaat wordt vanuit Londen in gang gezet – daarom ook dat we hier de clip komen opnemen – maar België blijft heel belangrijk. In het buitenland is het vooralsnog proberen te groeien zonder veel schulden te maken. Maar er gebeuren wel interessante dingen. Er komt in Groot-Brittannië binnenkort een ep uit van Applause; volgende week gaan we naar Los Angeles op uitnodiging van enkele promotoren. We willen eens kijken wat mogelijk is. Voorzichtig aftasten.

Balthazar lijkt een heel doelgerichte band.

DEVOLDERE: Dat komt vanuit een basis van hoe je je eigen leven wil aanpakken. We willen de architecten van ons eigen leven zijn.

DEPREZ:(tegen Devoldere) Gast, we kunnen ook eens chill antwoorden.

DEVOLDERE: Maar ik meen het wel. We zijn heel doelgericht in hoe we ons leven aanpakken, maar we zijn niet zo doelgericht met succes bezig.

DEPREZ: Dat klopt wel. Als we echt met een Groot Ambitieus Plan bezig zouden zijn, hadden we 800 shows gespeeld in plaats van 200. Dat zit blijkbaar niet in ons. Toen we met The Joy Formidable op toer gingen, waren ze al twee jaar onafgebroken aan het spelen. Dat is niets voor ons.

DEVOLDERE: Dat is ook een val waar je niet in mag trappen. Ons hoofddoel op dit moment is creatief zijn. Twee jaar gaan toeren is voor mij ook creatieve stilstand: zo lang hou ik dat niet vol.

DEPREZ: En ik wil ook nog een leven hebben buiten de muziek. Ik heb die zuurstof nodig om verder te kunnen doen.

Waar haal je die zuurstof dan?

DEVOLDERE: Ik lees veel. Voornamelijk buitenlandse auteurs. Fitzgerald, Burroughs, Philip Roth, dat soort klassiekers. Het helpt me ook bij de teksten. De lyrics van The Man Who Owns The Place bevat bijvoorbeeld een flard tekst uit Tender is the Night van F. Scott Fitzgerald.

DEPREZ: Ik ben de laatste tijd aan het schilderen. Overmorgen had ik normaal een les naaktportret – spijtig genoeg moeten we in Parijs zijn voor een promodag. Niet dat ik daar zo serieus mee bezig ben, het is meer om toch maar een andere hobby te hebben. Schilderen heeft ook iets van muziek maken: weg van de wereld je in je kamer ergens in verdiepen. Ik denk dat het belangrijk is voor ons om dat normale leven nog te hebben. Het doet deugd om buiten Balthazar nog iets omhanden te hebben.

RATS

Vanaf 15/10 uit bij Pias.

Met dank aan Shanks. Brabant.

Rue des Sablières 45 – 1435 Mont-Saint-Guibert. www.shanks.be

DOOR GEERT ZAGERS – FOTO’S ATHOS BUREZ

Jinte Deprez : ‘TIJDENS DE OPNAMES HEBBEN WE EEN MICROFOON VAN 2000 EURO BEGRAVEN. EN WE HEBBEN DIE NOOIT MEER TERUGGEVONDEN.’

Maarten Devoldere: ‘HET BESEF IS GEKOMEN DAT ROCK-‘N-ROLL IN HEEL ANDERE DINGEN ZIT DAN EEN SCHEVE GITAARNOOT AAN EEN POPSONG TOEVOEGEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content