Enkele jaren geleden zat de groep nog in een identiteitscrisis, maar nu heeft Tindersticks weer plezier in de muziek. Opperman Stuart Staples : ‘We amuseren ons beter dan ooit.’

‘Waiting For The Moon’ Uit op 9/6 (Beggars Banquet/V2)

Je kan er Tindersticks bezwaarlijk van betichten dat ze bang zijn voor risico en avontuur. Nadat hun titelloze debuutplaat in 1993 alom lof kreeg toegezwaaid, kozen de Britten er niet voor om op volle snelheid de ingeslagen weg te vervolgen. Integendeel, geregeld gingen ze voluit op de rem staan en sloegen ze een zijpad in. Zo was tweede plaat Curtains een oefening in ‘Hoe gestileerd kan muziek zijn?’ Simple Pleasure, een opvallend zonnige soulplaat, was dan weer eenvoudig en sober ingekleed. En op het relaxte Can Our Love… waren nog wel echo’s van seventiessoul te horen, maar experimenteerde de groep tegelijk met epiek en ritmiek. ‘We zochten naar onze eigen taal, zoals elke groep dat hoort te doen’, zegt zanger Stuart Staples nu over de onrust die zijn groep de voorbije jaren heeft vooruitgestuwd. Met het nieuwe album Waiting For The Moon bevindt het zestal zich opnieuw vol zelfvertrouwen op de hoofdbaan van hun onovertroffen eersteling. Het is vintage Tindersticks. ‘Dit is waarschijnlijk de meest natuurlijke en spontane plaat die we sinds ons debuut gemaakt hebben’, aldus Staples.

Na de release van ‘Simple Pleasure’ in 1999 beleefden jullie moeilijke tijden. Jullie veranderden van label en van management. Was dat het absolute dieptepunt in jullie 11-jarige carrière?

Stuart Staples: Daar leek het wel op. Al had het weinig te maken met die problemen met het label en het management. We zaten als groep op de bodem: zo simpel lag het. We moesten opnieuw zien te achterhalen wat voor ons van belang was. Can Our Love… was een therapeutische, helende plaat. Zes kerels in één ruimte die in eigen boezem keken: dat gevoel. We genieten er weer van samen op te nemen.

Wou je op een bepaald moment de handdoek in de ring gooien?

Staples: Oh ja. Rond de tijd van Simple Pleasure leek niets nog zin te hebben. Toen we op tournee gingen, viel elk optreden ons enorm zwaar. Als je avond na avond met tegenzin moet spelen, is het alsof je wereld uit elkaar brokkelt.

In die zwarte periode begon je aan de soundtrack van ‘Trouble Every Day’ te werken. Was dat een middel om de stress wat van je af te schudden?

Staples: Toen we nog bij een major platenfirma zaten, raakten we verstrikt in het album-tournee-album-tournee-schema. Daar wilden we maar al te graag mee breken, en Trouble Every Day leende zich daar uitstekend toe. Het voelde als een bevrijding. We hadden de tijd om na te denken en te ontspannen. Toen hebben we ons speelplezier teruggevonden.

Volgens mij ben jij, met ‘4: 48 Psychosis’, de eerste die een ‘spoken word song’ maakt op basis van een toneelstuk. Hoe kwam je erbij?

Staples: De impact van Sarah Kane’s toneelstuk 4: 48 Psychosis is over heel Waiting For The Moon voelbaar. Kane liet dat stuk achter toen ze zelfmoord pleegde, maar toch is het helemaal niet deprimerend. Ik heb vijf maanden getwijfeld of ik die spoken word wel zou doen. Tot ik op een dag de technicus belde met de boodschap dat ik er klaar voor was. Tien minuten en het was klaar. Het typeert de werkmethode voor dit album. Dikwijls was het: bang, en het stond erop. Catch- ing the moment: daar was het ons om te doen. We hebben de songs achteraf bewust niet meer verfraaid of geperfectioneerd. Ze hebben ook hun lelijke kantjes. We moeten accepteren dat er ook lelijkheid is in het leven en dat die haar waarde heeft.

Je houdt van uitdagingen. Ik denk bijvoorbeeld aan de tournee met strijkers en blazers twee jaar geleden.

Staples: Als je jezelf als groep niet blijft uitdagen, raak je na een tijd afgestompt en wordt het saai. Je moet je wereld al eens op zijn kop zetten. We voelen heel veel honger om weer in clubs te gaan spelen. Vorige keer toerden we langs de theaters met een orkest, maar nu is het opnieuw tijd voor wat anders. Enkel iets doen waar je je zeker bij voelt, lijkt me weinig opwindend. Je moet toch een béétje het gevoel hebben dat je een strijd levert. Dat houdt een groep levend.

Drummer Al Macauley pakte zijn koffers halverwege de tournee met het orkest. Wat ging er mis?

Staples: Hij was de uitputting nabij. Al moest er een tijdje uit om weer een helder hoofd te krijgen. Het effect van zijn vertrek is ook op Waiting For The Moon te horen. We dachten dat we als groep heel sterk stonden, maar toen Al opstapte, was het alsof de grond onder onze voeten wegzakte. Gek genoeg hebben we door zijn vertrek en door alles weer in vraag te moeten stellen een nieuw elan gevonden. We hadden nog twaalf speeldata af te werken en groeiden avond na avond. We ontdekten een gevoel van ruimte in onze muziek. Dat hebben we op deze cd verder geëxploreerd.

Jullie zijn als broers, heb je eens gezegd. Toen in 1992 de eerste single ‘Patch- work’ verscheen, woonden vier van jullie zelfs samen in één huis in Kilburn. Na verloop van tijd ging ieder onvermijdelijk zijn eigen leven leiden. Was dat moeilijk te accepteren?

Staples: Toen we samenleefden, waren we héél close. Waarschijnlijk zijn we rond Curtains wat uit elkaar gegroeid. Hoewel we nu in verschillende delen van de wereld leven, weten we elkaar toch beter te appreciëren dan vroeger. We amuseren ons beter dan ooit samen.

Voor veel mensen blijft Tindersticks een zwartgallige groep. Dat ligt natuurlijk aan jouw stem.

Staples: Dat is een zegen én een vloek: dat realiseer ik me.

Jacques Brel en David Byrne kregen in het begin vaak te horen dat ze beter konden zwijgen, omdat ze de mensen irriteerden. Ooit dat soort reacties gehad?

Staples: Ja, hoor. Maar daar trok ik me weinig van aan. Ik voelde me van kindsbeen af aangetrokken tot zangers zonder pretentie, die recht naar de essentie gaan. Het gaat niet om stijl, maar om ergens in geloven. Dan wordt de techniek irrelevant.

Jullie hebben nooit het spel van de Britse hypevorming meegespeeld. De muziekjournalisten van je land kregen nooit echt greep op de groep.

Staples: We hebben toen we debuteerden beleefd geweigerd om voor de covers van de magazines te poseren. Dat werd ons niet in dank afgenomen. Gevolg: de volgende platen werden lauw ontvangen. Onze houding was ongewoon, want als Britse groep word je geacht een grote mond op te zetten. Die arrogantie hoort om één of andere bizarre reden bij onze cultuur. Maar wij doen daar niet aan mee.

Tindersticks heeft een aparte identiteit. De jongste jaren komen steeds meer groepen in jullie vaarwater. Ik denk aan Copenhagen, Cousteau en Lincoln. Ben je daar blij mee?

Staples: Ik zie de link niet. Muzikaal zie ik zeker geen gelijkgestemde zielen. Qua attitude zag ik wel wat verwantschap met Pavement, Belle & Sebastian en Stereolab, maar verder? Toen we in zee gingen met een orkest werden we plots vergeleken met Divine Comedy, terwijl we muzikaal mijlenver uit elkaar liggen. Ik vind zelfs dat we hoe langer hoe unieker worden, om eerlijk te zijn. We zijn gedoemd om alleen te staan.

Door Peter Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content