‘WE WAREN BANG PATHETISCH TE WORDEN’

Iemand roept: ‘Komaan mannen, ge hebt niets meer te bewijzen.’ Waarop zij: ‘Niets meer te verliezen, ook. Het publiek kan toch niet meer terugkomen.’ In de kleedkamer bij De Nieuwe Snaar, net voor hun Grote Zwanenzang.

Zekerheden hebben in dit vervloekte Vlaanderen al betere tijden gekend. Maar toch: dat de Nieuwe Snaar altijd zou blijven bestaan, daar hadden we tot voor kort gif op ingenomen. De Boomsesteenweg mag dan, zoals ze zelf zingen, geen Highway 61 zijn. Zij en het Belgisch muziekcircuit, dat was zoiets als Devos en Lemmens van de mayonaise: ze hadden een verbond met de eeuwigheid gesloten. Quod non. Nog één grote tournee en ook die zekerheid ligt in puin.

WOENSDAGMIDDAG, SINT-GILLIS-WAAS , in de Stationstraat. Een straat die haar belofte niet echt waarmaakt: een station is nergens te ontwaren. Wel een cultureel centrum, De Route, waar de groep verzamelen geblazen heeft. Morgenavond vindt er een try-out plaats van hun laatste show.

Prenatale zenuwen zijn al aanwezig, maar dat kan de pret niet drukken. Mannen onder elkaar, die sfeer. Ze repeteren, onder leiding van twee regisseurs, een paar keer hun oude klassieker Bwana Kitoko. De olijke avonturen van Koning Boudewijn in Congo worden onderbroken door het geluid van de gsm van Geert Vermeulen.

De eeuwige clown-acrobaat-muzikant van de groep is vandaag jarig. Eenenvijftig, maar hou het stil, want hij kijkt niet achterom. Een of andere onverlaat heeft achter zijn rug een kettingbrief rondgestuurd. Met een dwingende opdracht: Vermeulen op zijn verjaardag zoveel mogelijk sms’en sturen. Terwijl wij van zijn verjaardagstaart eten, leest hij de zoveelste sms voor: ‘Gelukkige verjaardag, Geert. XXX Cindy.’

Verbaasde ogen achter zijn grote brilglazen.

‘Cindy?’, bromt hij. ‘Ik ken helemaal geen Cindy.’

‘Maar allez, Geert, wees blij met al die vrouwelijke aandacht’, zegt actrice-regisseuse Nele Bauwens. ‘Na de vorige try-out in Damme vroegen vrouwen mij: “Hoe oud is die Geert? Amai, wat die nog allemaal kan. “‘

Blinkende ogen achter de grote brilglazen. ‘Vroeger’, zegt Geert, ‘moest ik altijd moeite doen om een vrouw te krijgen. Ik was te klein. Ze kozen allemaal voor een grote man. Nu heb ik voor het eerst een kostuum aan. Na de voorstelling komen ze voelen of ik echt besta. (Lacht)

Hij neemt op het podium een opgeknoopte lakensliert vast. Klimt naar boven, als een volleerde kwajongen. Een paar tellen later bengelt hij ondersteboven, vijf meter boven het podium.

‘Denkt je nooit “ik ben hier al wat te oud voor geworden”?’, vraag ik.

‘Elke morgen’, zegt hij, ‘maar alles voor de show.’

‘En doet dat geen pijn?’

‘Wat denk je?’

‘Geert heeft graag pijn’, lacht iemand.

Clowns, allemaal dezelfde.

In de oranje zetels van De Route zit Jan De Smet. Hij kijkt nauwelijks op van de acrobatieën van zijn mede-Snaar. ‘Dat is de Geert, hé. Die doet nu eenmaal van die dingen. Al dertig jaar.’

Maar niet lang meer bij De Nieuwe Snaar. ‘We waren allemaal wat bang om pathetisch te worden’, zegt Jan. ‘Ik word zelf zestig. Kris, Geert en Walter zijn in de vijftig. Ik weet niet hoe lang ik dit fysiek nog kan opbrengen. Ons verhaal was misschien ook op. We hadden alles verteld.’

Toch niet helemaal.

EEN JAAR EERDER. In een café in Elewijt wordt Jan De Broeck gefêteerd voor zijn zestigste verjaardag. De man zit in een rolstoel – de jaren hebben ook bij hem hun tol geëist. Maar ooit was hij de hopman van De Snaar, een van de oerversies van de huidige groep. Ook zijn trouwe trawanten van weleer, Jan en broer Kris De Smet zijn op het appel. Met iets minder haar dan toen, maar voor de rest nog altijd dezelfden. Zonen van een revuemuzikant.

Het feest loopt, niet helemaal onverwacht, uit op een reünie van De Snaar. Er wordt luidkeels gezongen. Den Uil en de Kat, Lief Lijneke, de oude songs waarmee ze destijds naam maakten.

Wanneer Kris De Smet die nacht naar huis rijdt, ziet hij plots beelden op zijn netvlies verschijnen. Beelden van zijn route, de nu al veertig jaar durende Magical Snaar Tour. Beelden van de successen, dat spreekt. Toen ze op alle podia van Europa stonden: in Barcelona, Italië, de Olympia in Parijs. Beelden ook van de prijzen die ze overal wonnen: in Avignon, Montreux, Cannes.

Maar ook beelden van de nederlagen. Die ene keer dat het publiek uit nul mensen bestond. Het decor dat in brand vloog. Hun tourbus die weer eens de geest gaf – bij voorkeur ergens in de prairie, wanneer het hevig sneeuwde.

En dan was er ook nog die ene groepsvergadering in 2010. De laatste tournee was slopend geweest. Niemand zag nog toekomst in De Nieuwe Snaar. Behalve hij. Net voor een cruciale vergadering had hij iedereen een brief gestuurd. Waarin hij de grote woorden niet schuwde: ‘solidariteit’, ‘waardering voor elkaars talenten’, ‘begrip voor de mindere kanten die we allemaal hebben.’

‘Ik zou het spijtig vinden mocht er door rancunes, jaloezie en wantrouwen plotseling een einde komen aan iets waar we een groot deel van ons leven aan gewerkt hebben. We moeten fier zijn op wat verwezenlijkt is en blij zijn met onze status. Ons beroep is toch het mooiste van de hele wereld? Al die jaren zijn we overlevers gebleken.’

De vergadering eindigde op een Belgisch compromis. De Nieuwe Snaar zou nog één keer op tournee trekken. Afscheid nemen in stijl: met kostuum en Cubaanse hoed, zoals het hoort.

TOEN KRIS DIE NACHT UIT ELEWIJT THUISKWAM, zette hij zich aan zijn tafel. En begon die beelden uit te schrijven, for old times sake. Een jaar later was hij uitgeschreven. Op de tafel lag een boek van 625 pagina’s. De andere drie hebben het nog niet gelezen – iets minder talent voor achteromkijken, laten we het daarop houden.

‘Ik was inderdaad de Nieuwe Snaar die het minst geneigd was om te stoppen’, zegt Kris nu. ‘Op die vergadering leek iedereen vergeten dat er in de groep altijd strubbelingen geweest zijn. Het werd op den duur bijna een ritueel. Drie weken voor de première van een nieuwe voorstelling zaten we in zak en as: Ruzies! Discussies! De groep stond op splitten! Maar drie weken later, op de première, waren we zo blij dat we dat niet gedaan hadden. Was alles weer koek en ei, bleek de chemie intact.’

En toch was er in al die jaren iets veranderd, dat zag Kris ook. ‘We zijn altijd vier totaal verschillende persoonlijkheden geweest. Jan is de zanger, een liedjesmaker – laat hem een lied zingen en hij is content. Geert is het andere uiterste: een echte theaterman, de luis in de pels, de man die de voorstelling op stelten zette. Ik en later ook Walter bemiddelden tussen die twee. Wat wij op het podium speelden, was eigenlijk een uitvergroting van onze karakters. In het begin was dat fantastisch. We waren jonge dertigers, veertigers. Het was wij tegen de wereld, die verschillen dekten we gewoon toe.’

‘Maar intussen zitten we al dertig jaar samen met elkaar in de tourbus, soms vijf dagen per week. Dan ken je elkaar door en door. Je kunt elkaar niet meer verrassen of prikkelen. Als ik iets zeg, weet ik perfect hoe de anderen gaan reageren. En omgekeerd. Vroeger trokken wij bijvoorbeeld ook naast De Nieuwe Snaar veel met elkaar op: we gingen samen naar concerten en zo. Doen we nu nooit meer. We laten elkaar met rust. Over het privéleven van Geert weten wij bijvoorbeeld zo goed als niets. Maar het is prima zo.’

‘Weinig mensen waren op de hoogte van onze interne strubbelingen’, zegt Jan. ‘Hoewel. Elke groep krijgt daar vroeg en zeker laat mee te maken. Ik las ooit de biografie van The Beatles: niet te geloven wat voor een klootzak die John Lennon was. Het is bijna onvoorstelbaar dat die gasten het tien jaar met elkaar hebben kunnen uithouden.’

INTUSSEN BENGELT GEERT NOG ALTIJD AAN HET PLAFOND, maar zelfs daar kijkt hij niet om. ‘Geert zag het eerst niet zitten om oude nummers te spelen’, zegt Jan. ‘Normaal doen we dat nooit. Maar voor de laatste keer mocht dat wel. Een soort greatest hits, hoewel we eigenlijk nooit hits gehad hebben. Op de radio werden we zelden gedraaid. Zeker niet nadat alle zenders strak geformatteerd werden: wij pasten in geen enkel format omdat we iets ongedefinieerds deden. Bij de kranten net hetzelfde: die hebben een theater- en een muziekrecensent. Maar wat wij brengen, is eigenlijk een mengeling van de twee.’

Laat dit geen droevig verhaal worden. Per slot van rekening zijn de zalen op de planeet Nieuwe Snaar nog altijd maanden op voorhand uitverkocht. En last van subsidies hebben ze ook niet echt. ‘Behalve die ene keer dan’, zegt Jan. ‘Toen we cultureel ambassadeur geworden waren. Bijna en stoemelings. De mannen van het ministerie hadden een lijst gemaakt van ambassadeurs. Plots zei er iemand: “Zouden we De Nieuwe Snaar daar niet bij zetten? Die toeren veel in het buitenland.” Iemand heeft onze naam er toen in bic bijgeschreven. Bedoeling was dat we de culturele identiteit van Vlaanderen in het buitenland zouden uitdragen. Maar een groot succes was dat niet. Ik deed weleens de test in Italië of Frankrijk. ‘Flanders’, wat zegt u dat?’ Bijna niemand kwam verder dan: een personage uit The Simpsons. (Lacht)’

‘Ik mis die buitenlandse tournees niet’, zegt Kris. ‘Maar ik ben wel blij dat ik ze meegemaakt heb. Onze tournees waren trouwens niet te vergelijken met wat dEUS of Hooverphonic vandaag doen. Die brengen in verschillende landen een plaat uit en spelen dan één keer in Spanje. Terwijl wij destijds een maand in pakweg Barcelona stonden. De ene keer kwam er twintig man, dan vijftig of tweehonderd. Elke avond moesten we onszelf opnieuw bewijzen. Dat is fantastisch als je jong bent, maar… we moeten dat ook niet romantiseren.’

Misschien toch wel: de Nieuwe Snaar speelde ginder in het Spaans. Niet dat een van hen een woord Spaans spreekt. Alles uit het hoofd geleerd – het fonetische alfabet is een wonderbaarlijke uitvinding. Tot ze na de voorstelling aangeklampt werden door enthousiaste Spanjaarden. Op elk compliment antwoordden ze: ‘Olé.’ Een mens moet zich leren behelpen in het leven.

VIJF UUR. Algemene repetitie voor morgen. Twee uur lang spelen ze ten dans voor niemand. In vol ornaat – met kostuum, Cubaanse hoed, bindteksten. De lege zaal krijgt zelfs bisnummers. ‘Bedankt iedereen’, zegt Jan De Smet. En hij zet een oud nummer in:

Blinkend van trots staan we hier aan het roer

Van dit wankele schip met zijn krakende vloer

Maar we kwamen vooruit want we werden geleid

Langs woelige baren in zeeën van tijd

En daar aan de verre horizon

Leerden we alles wat niemand ons ooit had geleerd

En altijd weer, telkens weer

Blies een gunstige wind ons veilig weer naar huis

TWEE MENSEN APPLAUDISSEREN LUID: de actrice Nele Bauwens en de bekende striptekenaar/auteur Randall Casaer, regisseur van de shows van Wouter Deprez en Wim Helsen. Ze zijn ingehuurd als regisseur. Na de laatste bis houden de twee een evaluatie, nummer per nummer. ‘Lieverds, ’t is al fantastisch. Maar het moet strakker’, besluit Randall. ‘De voorstelling duurt twee uur en twee minuten’, heeft Nele gechronometreerd. ‘We moeten aan een uur en vijftig minuten geraken. Niet te lang dralen. En naar elkaar kijken, dat vooral.’

De Nieuwe Snaar knikt.

‘Natuurlijk gaan we die gasten onze visie niet opdringen’, vertelt Randall me achteraf. ‘Ze weten zelf wel wat ze goed kunnen. Misschien beseffen ze zelfs nog te weinig hoe uniek ze zijn. Wij willen alleen de ruimte scheppen waarbinnen ze hun ding kunnen doen. Nele zorgt fantastisch voor hen. Dat hebben ze ook nodig, want elke artiest is onzeker. Ook zij, na al die jaren. In hun hoofd zit nog de vorige voorstelling, die ze honderden keren gespeeld hebben. Ze weten wanneer de mensen toen lachten, applaudisseerden… Nu moeten ze weer helemaal van nul beginnen, zich opnieuw kwetsbaar opstellen. Dat is een helletocht.’

‘Wij hebben ze misschien iets meer de muziekrichting ingeduwd’, zegt Nele. ‘Daar waar ze eigenlijk mee begonnen zijn. Muziek kan een gevoel in een zaal brengen: ze doet lachen, ze confronteert, ze maakt soms misselijk.’

‘Hebben ze jullie meteen aanvaard?’

‘Euhm, dat heeft wel even geduurd’, lacht Nele. ‘In het begin keken ze een beetje raar op: wat zegt die nu allemaal? Ik heb hiervoor zelfs een active listening-cursus gevolgd.’

‘Euhm, wat is dat?’

‘Een cursus om naar mensen te leren luisteren.’

‘Geef ons raad, mevrouw Bauwens.’

‘Als iemand aan het praten is, moet je die eerst laten uitpraten. Alleen af en toe knikken en “mmm, ik begrijp je” mompelen. (Lacht) Het werkt ook. Nu luisteren ze naar ons. Het zijn vooral professionals, in alles. Als ik zeg: we gaan morgen om vier uur repeteren, dan staan ze hier om vier uur. En geen seconde te laat.’

EEN DAG LATER, een kwartier voor het optreden. De Route zit al goed vol. In de coulissen staan de mannen te ijsberen. De trac voor het optreden: zelfs de oude vossen van de Nieuwe Snaar zijn er niet ongevoelig voor.

Kris zit al een eeuwigheid op het toilet.

‘Hoe hoog is de gemiddelde leeftijd vanavond?’, vraagt Geert.

‘Behoorlijk hoog’, zegt iemand. ‘Maar de meesten zijn jonger dan u.’

‘Dan is het goed’.

‘Komaan, mannen’, blaast Randall de moed erin. ‘Vergeet vooral geen plezier te maken. Jullie hebben niets meer te bewijzen.’

‘Ook niks meer te verliezen’, zegt Jan. ‘Als het slecht is: het is toch de laatste voorstelling. Het publiek kan nooit meer terugkomen.’

Gegrinnik.

‘Moeten we geen groepsoefening doen?’, vraagt Nele. ‘Teambuilding!’

‘Doreeeeemiiiiiiiifaaaasooool…’ roept Jan. ‘Dat ik dit nog moet meemaken. Een groepsoefening! Na veertig jaar optreden!’

Terwijl Kris nog altijd op het toilet zit, praat ik wat met hun muziektechnicus-sinds-eeuwen Tompie. Hij heeft nog een prachtige Spinal Tap met de Nieuwe Snaar-anekdote in zijn zakken zitten. One for the road en tegen de zenuwen. Het verhaal is al jaren oud, speelde zich af ergens in een zaal in Mechelen. Tijdens een bepaald nummer werd altijd wat laaghangende rook het podium op geblazen. Onder het podium bediende Tompie de rookmachine. Een collega, die zicht had op het podium, gaf teken wanneer er genoeg rook was. Dat liep altijd gesmeerd, behalve die avond in Mechelen. Toen hij geen teken kreeg om te stoppen. ‘Ik dacht: maar allez, hebben die nu nog niet genoeg rook? Tot ik plots een van de Snaren hoorde: “Hey mannen, stop! Stop! Stop!” Ik ging naar boven kijken. Podium en zaal waren één groot wit mistgordijn. Het publiek was aan het hoesten, de rode brandlichten zwaaiden. Alle ramen en deuren werden vlug opengezet. Maar het straffe was: die mannen bleven gewoon doorspelen alsof er niets aan de hand was. (Lacht)’

KWART NA ACHT. Tijd voor het einde. KOÑEC, zoals ze het zelf in het Tsjechisch zeggen. De Nieuwe Snaren krijgen nog een aanmoedigingskus van Nele – ‘Geert, niet vallen hé, dat we de première halen.’ – en stappen het podium op.

Het duurt nog geen halfuur of Geert hangt al aan het podium. Maar hij valt niet. Vrouwen kijken hun ogen uit. En wrijven ze even later zelfs uit, wanneer ze dat lied over dat wankele schip zingen. Een uur en 58 minuten duurt het optreden. Acht minuten te lang, maar van Sint-Gillis-Waas krijgen ze goud. Een staande ovatie. De Laatste Snaarkaravaan is vertrokken.

‘S NACHTS, ERGENS OP DE AUTOSTRADE. Lift gekregen van Walter Poppeliers. De vierde Snaar, bassist, veteraan van vele muziekoorlogen. Zelfs hij heeft het boek van Kris nog niet gelezen.

‘Is het goed?’, vraagt hij.

‘Hij schrijft dat De Nieuwe Snaar nooit voor controverse zorgde’, zeg ik. ‘Nooit hadden ze een schandaal, een groot verhaal voor in de boekskes. Heel bewust trouwens.’

Walter moet erom lachen.

‘Tompie werkt ook voor Triggerfinger, Daan en Hooverphonic. Af en toe brengt die weleens een straf rock-‘n-rollverhaal mee naar huis. En dan denken wij elke keer: wat voor sissies zijn wij toch.’

‘Maar dat is niet waar’, vervolgt hij. ‘Maanden werken wij aan zo’n voorstelling. Alsof we bezeten zijn, een hoger doel dienen. Het is soms echt hevig. Alleen daarom zal er wellicht nooit meer een nieuwe Nieuwe Snaar opduiken. Wie kan dat tegenwoordig nog opbrengen? Zotten, alleen zotten.’

‘Mmm’, mompel ik als hij uitgepraat is. ‘Ik begrijp het.’

Plots getoet, buiten op de autostrade. Het busje van Kris en Jan steekt ons voorbij. De broers steken hun hand op. Nemen een andere afrit, richting Boomsesteenweg.

Ik vraag me af welke warme verzen van Dylan Bob er nu uit de boxen van hun busje knallen. Wilde gok: ‘ Take care of all your memories. For you can not relive them.‘ Uit: Nothing was delivered, The Basement Tapes. Een warm vers dat overigens ook geldig is voor zotten die nooit achterom kijken.

KOÑEC

De Nieuwe Snaar vertrekt voor de laatste keer op tournee. Meer info op: denieuwesnaar.be en culturavof.be.

HET VERHAAL VAN DE NIEUWE SNAAR

Kris De Smet, Manteau, 625 blz.

DOOR STIJN TORMANS – FOTO’S: KOEN KEPPENS.

Kris de smet – ‘VROEGER WAS HET WIJ TEGEN DE WERELD.’

GEERT VERMEULEN – ‘OF IK HIER NIET TE OUD VOOR BEN? ALLES VOOR DE SHOW.’

JAN DE SMET – ‘ELKE GROEP KRIJGT OOIT MET STRUBBELINGEN TE MAKEN.’

WALTER POPPELIERS – ‘ER ZAL WELLICHT NOOIT MEER EEN NIEUWE ‘NIEUWE SNAAR’ KOMEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content