Het begon in een toilet in Gent, het eindigde in een studio in Los Angeles, waar Nirvana lang gelededn ‘Nevermind’ inblikte. Tim Vanhamel en Aldo Struyf van Millionaire over hun nieuwe plaat ‘Paradisiac’. Motorbendes, foute feestjes, hoeren op Sunset Boulevard en – we we daar hebben! – Satan. ‘Veel songs zijn puur exorcisme.’
‘PARADISIAC’
UIT OP 27/06 BIJ PIAS
ROCK WERCHTER: 2 JULI
Gent, 14 december 2001 . In de catacomben van het SMAK staat een hoogblonde man te plassen, terwijl een groepje in de inkomhal een song inzet. Hij is zo onder de indruk van wat hij hoort dat hij zich meteen richting podium rept. Achteraf zal hij toegeven dat hij onderweg in alle haast en spoed zijn broek onderzeikt. De man heet Josh Homme, woont in Los Angeles en staat aan het hoofd van Queens Of The Stone Age, een van de meest opwindende rockbands uit de muziekgeschiedenis. Het groepje heet Millionaire, komt uit Zonhoven, en mag die avond de zaal opwarmen voor Masters Of Reality, het gelegenheidscombo van producer en stonerrock-legende Chris Goss (zie: Soulwax, Stone Temple Pilots, Kyuss, Queens Of The Stone Age en Vele, Vele Anderen).
Voor een beetje muziekliefhebber is de rest van het verhaal gekende leerstof. Josh Homme inviteert Millionaire als voorprogramma voor Queens Of The Stone Age, en vertelt aan al wie het horen wil hoe geweldig hij hen vindt. (Tegen een journalist van Oor: ‘Denk eraan, deze gasten zitten in de beste band ter wereld.’ Vanop het podium op Rock Werchter: ‘ Go check Millionaire, if you’ve got brains!‘ Achteraf backstage: ‘Beethoven en Mozart waren rockers, net zoals de jongens van Millionaire rockers zijn.’) Er worden vriendschappen gesloten en plannen gesmeed, en al snel nemen zanger-gitarist Tim Vanhamel (ex-Evil Superstars en dEUS) en toetsenist Aldo Struyf geregeld het vliegtuig richting Los Angeles. Tim Vanhamel krijgt een lidkaart van Eagles Of Death Metal (een hobbygroepje van Homme en diens oude schoolkameraad Jesse ‘The Devil’ Hughes) en mag samen met PJ Harvey in de Californische woestijn kamperen voor de prestigieuze Desert Sessions. Aldo Struyf wordt beste maatjes met Screaming Trees-veteraan Mark Lanegan, en mag meespelen op diens magistrale solo-album Bubblegum. Tussen de bedrijven door verzorgen Vanhamel en Struyf met Millionaire ook het voorprogramma van Muse en The Foo Fighters, en oogsten ze lof van Greg Dulli, Jarvis Cocker, Peaches en Brian Molko van Placebo. En alsof dát nog niet kan volstaan, is zelfs de Britse rockpers behoorlijk wild van hun meesterlijke debuut Outside The Simian Flock. Het toonaangevende Q hoort ‘a defiantly rocking debut album’. NME heeft het over ‘ serious men from Belgium with a serious thing for death disco records’ en besluit vertwijfeld: ‘Maybe intense, flailing, surrealist Belgian punk-funk actually is the new sex.’
Nieuwe seks of niet: eind deze maand krijgt Outside The Simian Flock een broertje, dat Paradisiac werd gedoopt en in Los Angeles werd verwekt met wat hulp van – u voelde ‘m komen – Josh Homme. De voorbije weken werd een en ander al live voorgesteld en op gemengde gevoelens onthaald, maar laat dat vooral geen reden tot ongerustheid wezen. Paradisiac is compromisloos en hard, maar ook (en vooral) ongemeen sexy en verslavend. Of zoals Mauro Pawlowski het al in Deng verwoordde: ‘een drug die het bewustzijn door middel van een frequentie van buitenaf op agressief-sensuele wijze aantast’. Benieuwd wat ze er bij NME van zullen maken.
Tim Vanhamel en Aldo Struyf houden audiëntie ten huize Vanhamel, waar topmodel Hannelore Knuts over de zetel ligt gedrapeerd. Tijdens het interview blijft TMF aanstaan en passeert een joint, antwoorden worden bezegeld met Engelse krachttermen en een enkel duivelsteken. Rock-‘n-roll!
‘Paradisiac’ klinkt veel extremer dan ‘Outside The Simian Flock’: donkerder en geiler, maar vooral ook kwader. Met een broek vol goesting en een hoofd vol zorgen aan de opnames begonnen?
Tim Vanhamel: Zoiets, ja. (lacht) Toen ik terugkwam van de tour met Eagles Of Death Metal, heb ik een heleboel persoonlijke shit meegemaakt. Een diepe, zware, donkere kutperiode, alsof ik wakker werd na een heel erg zware nacht. In de muziek zitten nog wel catchy hooks, maar de meeste teksten zijn zwarter dan zwart. Ik heb mijn demonen van me afgeschreven, veel songs zijn puur exorcisme. Heel fel.
Aldo Struyf: Na Outside The Simian Flock wilden we ook absoluut een rockplaat maken. Minder melodie, meer agressie – een beetje zoals Lightning Bolt, en alle punkgroepjes waar we in de jaren ’80 fan van waren. ’t Is echt een plaat door en voor muziekfreaks geworden. Er zit heel veel in: Butthole Surfers, Bad Brains, Victims Family…
Josh Homme vertelde over de opnames: ‘Ik wilde Millionaire afschermen van buitenstaanders, zodat ze hun plaat konden maken.’ Hebben jullie dat ook zo aangevoeld?
Vanhamel: Absoluut. Hij was onze bull- shit-detector naar de buitenwereld toe, en daar zal ik hem eeuwig dankbaar voor zijn. Josh heeft ons geholpen om een vette sound neer te zetten, maar voor de rest liet hij ons gewoon doen. ’t Is een heel erg goede regisseur, hij haalt het beste in mensen naar boven. Dankzij hem is Warner America ook mee in het verhaal gestapt, waardoor we meer budget hadden. He really made things happen.
Hij voegde er wel aan toe: ‘Voor een jonge groep als Millionaire was dat makkelijker gezegd dan gedaan.’ Ruzie gemaakt?
Vanhamel: Een beetje wel, ja, maar niks onoverkomelijks. ’t Is niet dat we gevochten hebben of zo, er is hooguit wat met deuren geslagen. (lacht) In de studio zit je met een heleboel ego’s in een heel beperkte ruimte, hé. En opnemen is een zeer stresserende bezigheid, zeker als je zo chaotisch werkt als wij. Op het einde raakten we in tijdnood, met alle frustraties vandien. Maar intussen is alles alweer vergeven en vergeten.
Volgens intimi is de scene rond Queens Of The Stone Age ‘een soort motorbende’, compleet met inwijdingsrituelen en al. Hadden jullie in LA het gevoel dat jullie iets moesten bewijzen?
Vanhamel: Niet echt, nee. We werden daar meteen door iedereen aanvaard, no bullshit. (Denkt na) Volgens mij is het enige inwijdingsritueel: goede muziek maken. Je mag zijn wie je bent, dat maakt hen niet uit. Zolang ze je muziek maar respecteren. Ik denk dat het dat ook is wat ons bindt. We hebben dezelfde visie op seks en drugs, maar bovenal: op rock-‘n-roll. We’re all in it for the music.
Struyf: Als Mark (Lanegan) bij me thuis komt, doen we niks anders dan hele nachten platen draaien. Onze vriendschap is ook begonnen met een gesprek over muziek. We zaten te praten over obscure Australische punkgroepjes, en plots voelde ik: respect! Hij ontdooide helemaal, alsof hij dacht: die luistert naar dezelfde muziek als ik, dus die moét wel oké zijn. (lacht)
Josh Homme en Mark Lanegan hebben een bijna mythische status. Blijft daar eigenlijk iets van over als je hen als mens leert kennen?
Vanhamel: Toch wel, ja. Het vervaagt wel een beetje, maar af en toe komt daar toch iets van terug. Dan zit je in L.A. en denk je plots: ‘ Fuck, Ik Woon Bij Freakin’ Josh Homme.’ Wat ik wel raar vond, was toen ik bij zijn ouders een oude schoolfoto zag staan. ’t Was verdomme een jock – zo’n foute American Football-macho met een gouden kettinkje. Een fucking sportman! (lacht)
Struyf: Van Mark ben ik één keer heel hard geschrokken, toen hij hier vorige zomer plots in Antwerpen stond. Hij was van alles tegengekomen in Italië – ze hadden geprobeerd ‘m in een gesticht te stoppen – en toen hij hier kwam aanbellen, leek hij plots zo… kwetsbaar. Zeker toen hij hier ook nog eens viel, en zijn hand bezeerde. Of toen hij in mijn keuken stond af te wassen. (lacht) Maar zulke dingen maken de legende natuurlijk alleen maar groter.
Vanhamel: Mark is echt onnavolgbaar. Hij is niet alleen een legende, hij lééft ook als een fucking legende. Er zijn op deze planeet misschien maar zeven mensen die het langer dan een dag bij hem uithouden. Zó intens en zó zwaar op de hand – it doesn’t get any heavier than that. Onlangs zat ik nog met een paar vrienden bij een jointje naar Nearly Lost You van Screaming Trees te luisteren. Man, kippenvel dat ik had! Tot achter mijn oren! On-waar-schijn-lijk!
Van jointjes gesproken: in elk tourverslag lijkt het alsof jullie overleven op een dieet van drank en drugs. Denken jullie nooit: ‘Onze ouders gaan dit ook lezen?’
Vanhamel: Ik kan daar heel open over praten, dus nee. Een keer hebben we wel het omgekeerde meegemaakt. Een journalist die achteraf een kwade telefoon kreeg van zijn moeder: ‘Zeg, wat hebt gij daar met Millionaire allemaal uitgestoken op die bus?’ (lacht) Niet dat we zoveel extremer zijn dan andere groepen of zo. We doen er gewoon minder geheimzinnig over. Er zit ook veel drugs in Paradisiac. Seks, drugs en waanzin – satan op je schouder. Op een dag kom je jezelf tegen, hé – vandaar ook die donkere periode. Maar dan kan je er natuurlijk songs over schrijven. (lacht)
Waarover gaat ‘Street Life Cherry’? De regel ‘Eyes to the wall, spread and take it’ klinkt behoorlijk kinky.
Vanhamel: (Veert recht, klapt in de handen en begint te lachen) Aldo?
Struyf: Street Life Cherry gaat over uitgaan en, euh, op een plek belanden waar je helemaal niet wilt belanden: een plek waar dingen gebeuren die je niet begrijpt, met naakte mensen en dingen die, euh, worden doorgegeven en waarvoor je uiteindelijk wordt gearresteerd. Sorry, meer details kan ik écht niet geven. (lacht)
Iets anders dan maar. Matt Stone, een van de bedenkers van ‘South Park’, zegt in ‘Bowling For Columbine’: ‘De hipcats op school worden later allemaal saaie burgermannetjes, de kneusjes gaan met de coole jobs lopen.’ Geldt dat ook voor jou, Tim?
Vanhamel: Nee, ik was al een rockster op de lagere school. (lacht) Een raar vent- je, dat wel, maar zeker geen nerd. Ik zette de boel gewoon op stelten om aandacht te krijgen – toen al. En ik hing ook graag rond met de bandieten: de gasten die spijbelden en snoepen gingen stelen. Intussen zijn die allemaal in de goot beland – een beetje zoals ik, maar dan op een andere manier. Voor mij is er nog hoop. (lacht)
Heb je in LA nooit gedacht: ‘Was ik hier maar geboren’?
Vanhamel:Fuck nee. ’t Is wel een leuke stad, maar ik zou er nooit willen wonen. Alles draait om geld en macht, zelfs in het uitgangsleven. Als je geen multimiljonair bent, moet je daar niet dromen van een lief. En je moet er ook nog eens fuck- in’ geweldig uitzien. Bilcorrecties zijn daar doodnormaal, zelfs voor mannen.
Struyf: Het LA van Guns N’ Roses in Welcome To The Jungle, dat bestaat niet meer. In de jaren ’80 was Sunset Boulevard één lange uitzuipkroeg vol hoeren, junks en pooiers. Nu is het allemaal veel cleaner. Het stikt er van de sterren en de acteurs, en om twee uur stipt gaan alle cafés dicht. Al blijft het natuurlijk wel een mythische plek.
Vanhamel: Ik zal nooit de eerste keer vergeten dat ik in de Viper Room zat. ‘Jim Morrison heeft hier nog gedronken! River Phoenix heeft hier een overdosis genomen! Alle groten der aarde hebben hier gezeten, en nu zit ik hier.’ Dat doét je iets, hé, ook al stelt het allemaal geen fuck voor.
Struyf: Hetzelfde met opnemen in de Sound City/Van Nuys-studio’s. Echt speciaal is dat niet – ’t lijkt wel een sporthal – maar je weet: hier is muziekgeschiedenis geschreven. Nirvana heeft hier Nevermind gemaakt! Rage Against The Machine heeft hier opgenomen! En Aerosmith! En Fleetwood Mac!
Vanhamel: Als je daar dan je instrumenten inplugt, denk je: ‘We staan hier toch maar mooi, met ons hobbeldebobbelclubje.’ (lacht)
Tim, jij zei ooit: ‘Millionaire is niet echt populair, maar wel bij coole mensen.’ Wie bedoelde je daar precies mee?
Vanhamel: Onze vriendinnen. (lacht) Nee, ‘coole mensen’ zijn voor mij: mensen met een eigen mening, die niet uit hun nek kletsen. Geen fakers die alleen maar hip willen zijn, maar échte mensen.
Denk je dat ‘Paradisiac’ jullie populariteit zal vergroten?
Vanhamel: Eerlijk: we don’t give a shit, en dat méén ik. We hebben de plaat gemaakt die we wilden maken, en dat is het enige wat telt. Mogen mensen ze geweldig vinden? Natuurlijk, graag zelfs. Hoe meer, hoe liever. Maar daar hebben we in de studio op geen enkel moment rekening mee gehouden. We zijn fuckin’ Zornik niet, hé. Het is niet omdat mensen stront willen eten, dat je ze ook stront moet voeren. Ik heb ooit gelezen dat Kurt Cobain Nevermind haatte, omdat hij doodongelukkig was met de gladde mix. Wel, dat is een fout die ik nooit wil maken. Ik zal nooit iets doen waar ik niet voor honderd procent achter sta. Ons motto is: take it or leave it – te nemen of te laten.
Speelt die koppigheid jullie nooit parten? Twee jaar geleden gingen jullie op het hoofdpodium van Werchter compleet de mist in, omdat jullie met alle geweld vijf nieuwe songs wilden uitproberen.
Vanhamel: Toegegeven: dat was een spijtige vergissing. Maar hoe gaat dat? Je denkt: ‘We zijn fuckin’ alternatieve punkrockers, dus als we daar braaf ons setje spelen, zijn we niet real.’ Jeugdige overmoed, zeker? Plus: die dag zat werkelijk álles tegen. Veel te lang niet meer gespeeld, technische problemen: om de een of andere reden mocht het blijkbaar gewoon niet zijn.
Ben je dan achteraf kwaad op jezelf?
Vanhamel: Nee, ik laat dat onmiddellijk weer los. Het enige wat ik denk na zo’n optreden, is: ‘ Allright, dat hebben we overleefd, hiér met die joint!’ Voor de nieuwe tournee hebben we wel een paar dingen vereenvoudigd. De techniek heeft ons een keer te veel in de steek gelaten.
Na jullie jongste concerten in de AB en de Botanique waren nogal wat fans ontgoocheld. ‘Te hard’ en ’te veel attitude’, hoorden we aan de toog.
Struyf: Sorry, maar da’s echt bullshit. Niemand van ons verandert tijdens concerten. Tim gedraagt zich op café even idioot als op een podium. Idem voor mijzelf en voor Dave (Schroyen, de drummer; nvdr.). Maar wat lees je dan achteraf in de kranten? Dat we ons best deden om ‘cool’ en ‘ongeïnteresseerd’ te kijken. Belachelijk gewoon! Als er iets is waar we op het podium écht niet mee bezig zijn, dan is het wel onze blik. We proberen gewoon ons ding te doen, zo goed en zo geconcentreerd mogelijk.
Vanhamel: En dat het hard was… ’t Is rock-‘n-roll, hé. Daar durft al eens wat power inzitten. (lacht)
Stel dat jullie één misverstand over Millionaire voorgoed de wereld zouden kunnen uithelpen…
Struyf: Er zijn er wel een paar. Ik lees op webboards wel eens dat Tim een arrogante eikel zou zijn. Dikke zever – ’t is een van de allerliefste mensen die ik ken. Maar wat ik vooral jammer vind: in underground-kringen hebben we blijkbaar afgedaan omdat we op Werchter en Pukkelpop spelen. Daar is het van: ‘Millionaire is even fout als al die andere hypegroepkes uit Antwerpen en Gent.’ Alsof een groep die voor meer dan twintig man speelt plots minder eerlijke muziek zou maken.
Vanhamel: Ach, zulke mensen zijn toch gewoon jaloers? De meesten zouden hun moeder verkopen voor één festivaloptreden. Ik trek me dat niet aan, ik ben gewoon dankbaar voor de kansen die we krijgen. Touren met Queens Of The Stone Age, een plaat opnemen met Josh Homme, optreden in l’Olympia – fucking te gek, man, laat ze maar praten! En zonder dingen te forceren of konten te likken, hé. We’ve been invited, fucking red carpet everywhere.
Wat was de voorbije jaren jullie ultieme ‘fuck me’-moment?
Vanhamel: Optreden in Seattle. Al onze helden waren daar: Mudhoney, Screaming Trees – megachic. Van al die mensen zijn er misschien maar twee die ons onthouden hebben, maar het was wel een persoonlijk hoogtepunt. Alsof ik afstudeerde aan de Rock-N’-Roll Universiteit. (lacht)
Struyf: Japan was ook geweldig, zeker toen onze cd daar uitkwam. Het artwork stond vol fouten: God Is A Plot was ‘God Is A Pilot’ geworden, en Crippled Love werd ‘Clippled Love’. Toen we het daar aan de man van de platenfirma vertelden, begon hij te wenen – pure Spinal Tap.
Vanhamel: Ik weet wel: je wordt zelfingenomen als je te lang bij zulke dingen stilstaat. Maar af en toe denk ik toch: ‘Nu kunnen we rustig doodgaan aan een overdosis.’ (lacht)
Neem vooral jullie tijd, heren. En keep up the good work!
Wouter Van Driessche
‘Ik was al een rockster op de lagere school. Constant de boel op stelten zetten, om in het middelpunt van de belangstelling te staan.
‘Ons motto is: te nemen of te laten. Het is niet omdat mensen stront willen eten, dat je ze ook stront moet voeren.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier