Met Talk Talk reeg hij de wereldhits aaneen, met Beth Gibbons schreef hij een van de beste platen ooit en onder zijn pseudoniem Rustin’ Man werkt hij al méér dan vijf jaar aan zijn eerste soloalbum. Waarom is Paul Webb dan nu godbetert met de Belgische band Dez Mona in zee gegaan? Het relaas van een unieke samenwerking.
Midden februari, ICP, Brussel. In een van de grootste opnameruimtes van de internationaal vermaarde studio luistert een achtkoppig cello-orkest geconcentreerd naar de laatste aanwijzingen van Simon Lenski. De multi-instrumentalist van DAAU heeft drie composities geschreven voor de nieuwe plaat van Dez Mona. Vandaag wordt de laatste ervan op band gegooid.
In een uithoek van de kamer hangt zanger Gregory Frateur comfortabel in een van de lederen zetels, ontspannen, bijna onthecht. Het contrast met zijn kompaan Nicolas Rombouts, het muzikale genie van Dez Mona, kan niet groter zijn. Elke zenuw in diens lijf staat gespannen. Sinds maanden leeft hij voor momenten als deze. Samen met producer Paul Webb heeft hij het hele opnameproces haarfijn uitgedokterd: hoe de muziek moet klinken, wie ze het best vertolkt en welke sferen ze moet oproepen. Op enkele schaarse ontmoetingen na verliep alle contact via mail. Webb, die naam en faam gemaakt heeft als bassist van de eightiesband Talk Talk en later als coproducer en coauteur van Beth Gibbons’ soloplaat Out of Season, woont in een uithoek van Londen. De uitprint van hun e-overleg bedraagt naar verluidt meer dan twintig vellen.
Wat daar niet in staat, is de mogelijke willekeur van de techniek. Zoals nu. Plots laat de klanktafel het afweten. De timing kon niet slechter. Het management en de platenbonzen komen de sfeer opsnuiven en de vorderingen opmeten. Webb, tot dan toe de rust zelve, buigt zich radeloos over het onwillige mengpaneel, Frateur zakt nog iets dieper in zijn zetel en Rombouts begint als een razende te ijsberen. Een inderhaast opgetrommelde technicus brengt gelukkig snel rust in de chaos. Twee takes later staan de cellopartijen op band.
‘Ik had het kunnen weten’, lacht Webb na afloop fijntjes. ‘Zo’n truc werkt geen twee keer.’ Toen hij met Beth Gibbons aan Out of Season werkte, vertelt hij, was er ook hoog bezoek aangekondigd. ‘Omdat het hele productieproces in complete chaos verliep, hadden we het zo geregeld dat ze afkwamen op de dag dat we de vioolpartijen zouden opnemen. Dat gebeurde immers op bestelling. Het werkte. Toen. Maar nu dus niet. ( Lacht)’
Out of Season is de plaat die Dez Mona inspireerde om met Webb in zee te gaan als producer van hun derde album. ‘Niemand is zo bezeten door klank als hij’, dixit Frateur. Het heeft hen wel veel moeite gekost om hem zover te krijgen. Hun eerste stroom mails bleef onbeantwoord. Omdat ook het telefoonboek geen soelaas bracht – Paul Webb blijkt het Britse equivalent van Jan Janssens te zijn – probeerden ze het via mogelijk invloedrijke tussenpersonen. Een vriendin van Frateur die bij het managementbureau van Beth Gibbons werkt, werd ingeschakeld, net zoals het management van James Yorkston. De Schotse bard was de enige die Webb nog achter de knoppen had gekregen sinds zijn avontuur met Gibbons. Het resultaat, The Year of the Leopard, mag gerust Yorkstons magnum opus genoemd worden – de twee albums die hij sindsdien heeft gemaakt, zijn een pak minder boeiend.
De Yorkstonconnectie werkte. Webb reageerde. Hij had de demo beluisterd, en was na enig overleg bereid om met de band in zee te gaan. ‘Het feit dat ze muzikaal een geheel eigen universum creëren dat mijlenver staat van wat je tegenwoordig overal hoort, heeft me over de streep getrokken.’
Funky Junk
Eind september, ergens op drie kwartier rijden benoorden Londen. Paul Webb laveert zijn uitgeleefde Landrover door het glooiende landschap en houdt halt in een dorp dat niet eens meer op de landkaart staat. Een paar honderd jaar geleden veegde de pest het ervan af. Een handvol oude graanschuren: meer is er niet van over gebleven. Van een ervan heeft Web zijn thuis gemaakt. Hij, zijn vrouw Sam en hun twee kinderen moeten hoogstens twee verre buren tolereren. Dat, en de Ryanairvluchten op de luchthaven van Stansted, een steenworp hiervandaan.
Op de enige, boven de woonkamer zwevende verdieping van het huis heeft hij zijn studio geïnstalleerd. Hightech is die niet, verre van. In een hoekkamer van amper zes vierkante meter heeft hij, naast een bureautje met een oude pc, een analoge achtsporenbandopnemer staan. ‘Op de kop getikt bij Funky Junk, een zaak die zich specialiseert in de aan- en verkoop van vintage materiaal uit ter ziele gegane studio’s wereldwijd’, vertelt hij glimmend van trots. ‘Ik ben er vaste klant. Er is slechts één nadeel aan vintage materiaal als dit: er zijn haast geen technici meer die er in geval van nood raad mee weten. Ik ken er nog drie. Een ervan heeft me onlangs laten weten dat hij stilaan van zijn pensioen droomt. ( Lacht) Ik mag er niet aan denken!’
Vanuit het apparaat vertrekken allerlei draden naar diverse instrumenten die her en der in de andere vertrekken opgesteld staan. De gitaren bijvoorbeeld blinken in het gangpad, de drums – we kid you not – staan in de echtelijke slaapkamer.
Hier werkt hij aan zijn nieuwe album, zijn eerste soloproject, eentje van lange duur. ‘Ik was zes maanden zwanger toen hij eraan begon’, vertelt zijn vrouw smalend. ‘Onze dochter is er ondertussen vijf.’ Webb lacht de commentaar weg met een citaat van Kraftwerk: ‘Het is niet de muziek componeren die zoveel tijd in beslag neemt, wel het bouwen van de instrumenten.’ Alleen: Kraftwerk bouwde inderdaad nieuwe, geheel eigen instrumenten, hij niet.
Webb heeft een reputatie op dat vlak, sinds Talk Talk al. Voor zijn vierde album Spirit of Eden (1988) sloot de band zich veertien maanden (!) op in een verlaten kerk in Suffolk. Tot grote ergernis van hun platenlabel EMI. Het leidde uiteindelijk tot een juridisch conflict en de onvermijdelijke contractbreuk. De interne spanningen die erop volgden, deden Webb besluiten om de band te verlaten. Er volgde nog een album, Laughin Stock (1991), maar daarop is hij niet te horen.
Ex-bassist
Bijna twintig jaar na datum en ondanks het succes blikt Webb niet onverdeeld gelukkig terug op zijn jaren bij Talk Talk. ‘ It was my misspent youth. Ik was amper negentien en volgde een kunstopleiding. Dave Gahan ( van Depeche Mode; nvdr. ) en Alison Moyet ( van Yazoo; nvdr. ) zaten in mijn klas. Top of the Pops ( het legendarische muziekprogramma van de BBC; nvdr. ) was mijn favoriete televisieshow. Ik keek er elke week naar, samen met een paar vrienden. Toen leerde ik Mark Hollis ( frontman van Talk Talk; nvdr. ) kennen: hij was zes jaar ouder en had al wat ervaring – hij had een plaat gemaakt, en zijn broer was muziekmanager. Samen startten we Talk Talk. Nog voor ik er erg in had, stond ik zelf op het podium van Top of the Pops. Ik werd king of the kids. Terwijl mijn vrienden wanhopig op zoek gingen naar een slecht betaalde baan, vloog ik met de Concorde over en weer naar New York voor een eenmalig concert.’
Het waren opwindende tijden, geeft hij toe. ‘Het was de postpunk periode, the days of new beginnings. Alles was mogelijk. En alles liep kriskras door elkaar. De reggae beleefde haar hoogtepunt, de mods kregen hun eerste revival. Vanuit Duitsland kwam de elektroscene over-gewaaid, en de industrial maakte zijn opwachting. Kraftwerk, Einstürzende Neubauten,…: I liked the newness of it all.’
Met hun debuutalbum The Party’s Over (1982) werd Talk Talk in de hoek van de New Romantics gedrukt. Op één hoop met Duran Duran. De groep revolteerde, gooide haar synthesizer op straat en ging helemaal tegen de trend in nagenoeg volledig akoestisch werken. ‘De Britse muziekpers verwierp ons even snel als ze ons had opgepikt’, herinnert hij zich. Het publiek reageerde gelukkig anders. Tenminste overzee. De titelsong van opvolger It’s My Life (1984) werd een wereldhit. Vier jaar later werd het succes verlengd met The Colour of Spring (1986). De topsingles Life Is What You Make It en Give It Up inspireerden platenmaatschappij EMI om zwaar te investeren in een wereldtournee.
‘Dat was het begin van het einde’, beweert Webb nu. ‘We waren pretty arrogant. Dat moet ook, als je tegen de mainstream ingaat. ( Lacht) In tegenstelling tot Oasis later, hebben we nooit beweerd dat we de Beste Groep Van De Wereld waren, maar we zeiden wel tegen al wie het horen wilde dat alle andere bands zwaar suckten.’
Op tour verloren ze zichzelf in aso-ciaal gedrag en puberale streken. ‘Ik herinner me een interview voor de Franse televisie waar ze ons videoclips presenteerden van nieuwe Britse bands. Onder andere Tears For Fears ( 80s synthpopduo, bekend van hits als ‘Shout’; nvdr. ) passeerde de revue. Onze reactie was ongemeen kil. ‘Ze zouden ons allemaal een dienst bewijzen, als ze nu ter plekke zouden doodvallen’, of iets in die aard. Later, als je weer thuis zit, volgt de confrontatie. Dan besef je pas wat voor een eikel je geworden bent.’
De groep besloot het toeren op te geven en zich enkel nog met haar muziek bezig te houden. Spirit of Eden, het album waaraan ze veertien maanden werkten, werd bejubeld door de critici maar genegeerd door de fans. Enter de breuk met EMI en het adieu van Paul Webb.
Sindsdien noemt hij zichzelf ex-bassist.
‘Producer by accident’
Samen met Talk Talkdrummer Lee Harris startte Paul Webb een paar jaar na de split van Talk Talk een nieuwe groep, ‘O’Rang. Wat volgde, was een voor zijn doen behoorlijk productieve periode: ze maakten twee albums in twee jaar tijd, Herd of Instinct (1995) en Field & Waves (1996). Tijdens een auditie voor ‘O’Rang leerde hij Beth Gibbons kennen. Er kwam niet meteen een samenwerking van – Harris en Webb zouden de spaarzame zanglijnen uiteindelijk zelf invullen – maar de twee bleven wel contact houden, ook toen Gibbons met Portishead de wereld veroverde.
Dat ze ooit samen nog songs zouden schrijven, hadden ze zich toen al voorgenomen. In 2000 begonnen ze eraan. Het zou nog drie jaar duren voor Out of Season in de rekken lag. Op het eindproduct deelt Webb de credits onder de naam Rustin’ Man – niet alleen als coauteur, maar ook als coproducer van het album. ‘Dat laatste was aanvankelijk niet de bedoeling. Ik raakte als vanzelf meer en meer betrokken bij beslissingen van productionele aard. Daarom noem ik mezelf ook producer by accident.’
Zoeken en blijven zoeken, daar komt het voor hem op neer. Naar de beste klank, de juiste sfeer, een spanningsboog, de perfecte balans tussen lyrics en melodie. ‘De meeste producers die ik heb ontmoet, meten zich een air aan. Ze doen alsof ze perfect weten wat er moet gebeuren. In werkelijkheid vallen ze telkens op dezelfde trucs terug. Dat blijkt ook uit de hitlijsten: alle bands klinken gelijk. Ik verzet me daartegen. Ik wil vooruitgaan, steeds andere muziek maken, altijd beter worden.’
De discografie van Talk Talk is daar het beste voorbeeld van: elke plaat klinkt anders. Ze evolueerden van synthpop tot postrock. Volgens Zij Die Het Kunnen Weten, kun je Radiohead trouwens niet plaatsen als je Talk Talk niet kent. Een groot compliment, maar Webb wuift het weg. ‘De basis van de postrock is in de jaren 70 gelegd door bands als Pink Floyd. Wij hebben daar niet zo heel veel aan toegevoegd.’ Dat ook Thurston Moore een fan is, neemt hij gemakshalve aan. Sonic Youth kent hij immers niet. ‘Moore, is dat die gast van Chicago?’
The Age Of The Understatement van The Last Shadow Puppets, het gelegenheidsproject van Arctic Monkeys’ Alex Turner en The Rascals’ Miles Kane, is niet toevallig een van de weinige platen van de voorbije jaren die hij echt weet te appreciëren. ‘Ze wilden de klank van de sixties vatten. Dat op zich is een ambitieus project. En wat meer is: ze zijn er perfect in geslaagd.’
Klank. Het is zijn mot préféré geworden.
De Hitlermicrofoon
Wat dan met Dez Mona? Waarom is hij met hen in zee gegaan? ‘ Het zijn lefgozers, die dwars van de mainstream op zoek gaan naar een geheel eigen geluid. Ze kennen hun klassiekers, maar vallen er niet klakkeloos op terug. Klank is hen heilig, en ze hebben lak aan songs die op zichzelf staan: ze werken altijd naar een album toe.’
Mooi, maar het volstond niet, geeft hij toe. ‘Ik werk sinds vijf jaar aan mijn soloalbum. Waarom zou ik dat loslaten om godbetert een Belgische band te producen? Ik had een reden nodig om het voor mezelf goed te praten. Die heb ik uiteindelijk gevonden. Ten tijde van Out of Season ben ik een experiment begonnen dat nog niet volledig op punt stond. Het heeft alles met microfoons te maken. Sinatra heeft me daartoe geïnspireerd. Hij vertikte het om op te treden als er geen Neumann U47 op de standaard zat. Het is een uitvinding van de Duitsers die dateert uit de Tweede Wereldoorlog. In de ICP-studio in Brussel hebben ze er zelfs nog een met een swastika op. De Hitlermike, noemden we die – we hebben hem gebruikt tijdens de opnames. Microfoons als die maken ze niet meer: tegenwoordig moet alles low cost geproduceerd worden. De kwaliteit van de klank is de minste zorg. Niet voor mij. Integendeel. Ik plaats meerdere microfoons rond een instrument, allemaal vintage materiaal wel te verstaan, en elk op een andere afstand. De beste takes per microfoon versmeed ik vervolgens tot een geheel. Dat systeem heb ik uitgeprobeerd op Out of Season, en wilde ik nu nog even perfectioneren bij Dez Mona om het vervolgens op mijn eigen album toe te passen. ( Lacht)’
Plaat Van Het Jaar?
Begin oktober, Antwerpen. Gregory Frateur en Nicolas Rombouts overlopen track per track van Hilfe kommt, hun nieuwe album. Rombouts, een en al oor voor het detail, wijst enthousiast op een drumpartij. ‘Hoor je hoe de drums plots net iets prominenter op de voorgrond komen, om dan weer lichtjes te verdwijnen? Dat is wat Paul Webb bedoelt! Daar heeft hij twee verschillende microfoonopnames in de mix gegooid.’
Wat Webb bedoelt als hij beweert dat Dez Mona voor alles een album wil maken dat eenzelfde sfeer uitademt, horen we óók. Niet alleen in de coherente composities, maar ook in de lyrics, het conto van Frateur. ‘Ik heb een pak onzekerheden van me afgeschreven, over relaties, mijn identiteit, mijn band met religie, mijn plek in de maatschappij.’ Single Carry On is een sleutelnummer – ‘Ik vertik het om mijn idealen te verloochenen, hoe moeilijk ook. Daar gaat die song over’ – en afsluiter My Friend blijkt een lyrisch dank-je-wel van Frateur aan Rombouts. ‘Ik heb echt diep gezeten, tot op een punt waar het niet meer uitmaakte wat iemand tegen me zei. Al die tijd is hij op me blijven inpraten.’
Spiritualistisch, dramatisch en demonisch: Hilfe kommt ligt thematisch in de lijn van de vorige albums. Maar de invulling is subtieler. Minder ChetBaker ook, meer Kurt Weill.
De Belgische Plaat Van Het Jaar? We placed our bets!
Hilfe kommt
Uit op 19/10 bij PIAS.
Door Karel Degraeve. Foto’s Charlie De Keersmaecker en Tom Verbruggen
DEZ MONA’S NICOLAS ROMBOUTS en GREGORY FRATEUR: ‘We wilden absoluut met Paul Webb werken, want niemand is zo bezeten door klank als hij.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier