‘WE HEBBEN HIER NOG IN DE KEUKEN GESPEELD’
Ze vertellen verhalen zoals Bob Dylan, ze eren hun geschiedenis zoals The Band, en ze beheersen hun instrumenten zoals Jimi Hendrix. En toch kent het merendeel van de wereldbevolking Los Lobos als ‘die Mexicanen van La Bamba‘. Fijnproevers als Ry Cooder, Tom Waits en Elvis Costello weten wel beter. Wij trokken naar het 40e verjaardagsconcert van een verkeerd begrepen band. Omdat deze muziek goed is voor het hart. En omdat je ooit eens in de Whisky à Go Go in Hollywood geweest moet zijn.
‘Twenty bucks for a suck. Ten!’ probeert ze nog. Ik loop toch door. Valavond op Sunset Boulevard, en de daklozen kruipen uit de kieren van Hollywood naar buiten. Degenen met de grootste bek en de minste plastic zakken palmen de bushokjes in. Zoals zij: opgekamd blond haar, korrelige lipstick, striemen op haar handen, wollen sokken in teenslippers.
Niets zo deprimerend in LA als het leger thuislozen, van de wolkenkrabbercanyons downtown tot de plantsoenen van Beverly Hills. Angels with Dirty Faces noemden Los Lobos ze op hun langspeler Kiko. Weinig Grammywinnaars kennen de onderbuik van Los Angeles zo goed als de band uit East LA. Hun ouders maakten destijds de busreis van 150 mijl, van Mexico naar Los Angeles, ze groeiden op in een buurt waar gezinnen moesten overleven door sinaasappels te verkopen aan de afrit van de snelweg. Op hun negentiende leerden ze spelen op tuinfeestjes en barbecues in een deel van de stad waar Spaans de voertaal was, maar je verondersteld werd om je Mexicaanse afkomst zo hard mogelijk af te zweren. David Hidalgo, Cesar Rosas, Conrad Lozano en Louie Perez zijn al hun hele leven de juiste jongens op de verkeerde plaats.
THE CORN-LIQUOR INCIDENT
‘Welkom bij radio KCSN. Wij serveren hier alleen Mountain Valley Spring Water, het merk dat Elvis op zijn rider zette. Ik weet niet of het gezond is, maar hij spoelde er toch vlot zijn witte en rooie pillen mee naar beneden.’ Presentator Sky Daniels, een gevierde platenbaas in cowboyhemd, lacht hard. De California State University in Northridge, een half uur rijden benoorden LA, had hem carte blanche gegeven om een radiostation op te richten. Hij hield een enquête onder de 40.000 studenten, van wie een derde chicano’s: wat voor muziek moest de zender draaien? ‘Hardcore gangsterrap’, zei de meerderheid. Dat lag een beetje moeilijk op een openbare omroep. Dus werd het Latin alternative. Hij belde meteen Los Lobos om met een liveset de dans te openen.
‘Elviswater? Zolang het maar geen corn liquor is. Daar komen vodden van.’ Zanger David Hidalgo kijkt betrapt weg. Al bijna veertig jaar weigert hij antwoord te geven op de vraag: wat is er gebeurd met Francisco Gonzalez, zijn maatje uit de barrio, stichtend lid van Los Lobos del Este de Los Angeles, zoals ze toen heetten? Speelde aardig gitaar en harp, had toen al een pens, staat vermeld op de allereerste opname uit 1976: Sí se puede – een vakbondsplaat voor de Mexicaanse field workers. De juiste man op de juiste plaats, zo leek het. Toen zakte hij weg in de plooien van de tijd. Hij woont tegenwoordig teruggetrokken in Tucson, Arizona, en wil niets meer horen over wat the corn-liquor incident is gaan heten. Hidalgo: ‘Je weet hoe het gaat. Je hebt een slechte repetitie, drinkt een paar biertjes, krijgt wat ruzie, en dan zegt iemand plots: ?Hé, hier staat nog een fles.”‘ Vodden. ‘(voorzichtig) Er zijn toen een paar dingen gezegd. Erg pijnlijke dingen. Hij pakte zijn gitaar en vertrok. Ik heb hem nooit meer gezien.’ Gonzalez is de chicanoversie van Pete Best.
Veertig jaar later zitten Los Lobos, fysiek getekend door een leven onderweg en een burrito te veel, achter het studioglas. ‘We speelden al in bandjes toen we nog op de middelbare school zaten. We pikten alles op van de radio: Chuck Berry, James Brown, Jimmy Reed’, vertelt Cesar Rosas, de gitarist met de eeuwige zonnebril. ‘Tot ik op een dag de platenkast van mijn ma opentrok. Ze zat vol traditionele Mexicaanse muziek: ranchera’s, son jarocho’s, bolero’s… We vergaten voor even de rock-‘n-roll, maar we bleven eruitzien als die baardmensen van Canned Heat. We kochten een Spaanse gitaar, twee mandolines – helemaal fout, bleek later – en we leerden de ritmes. De oma’s uit de buurt zaten te janken als wij op feestjes speelden. Na een tijdje promoveerden we naar restaurants, maar hoelang hou je zoiets vol? Het begon met Guantanamera, na een tijdje bracht Conrad zijn elektrische bas mee, en het eindigde met covers van Eric Clapton. Of beter: het eindigde toen een restaurantuitbater ons vroeg om “tussen de tafels te struinen”. We namen onze instrumenten, struinden keihard tussen de tafels, naar de uitgang, de parking op, de auto in. Vaarwel!’
5000 FLUIMEN
Er dansen geen meisjes meer in kooien in de Whisky à Go Go. Ooit was het anders: toen The Doors, Jimi Hendrix en Cream er hun carrière begonnen. Tegen het begin van de jaren tachtig, in de luwte tussen de jambands en de hairbands, waren ze al weggehaald. Ze hadden nochtans ooit van pas kunnen komen. De doorbraak van Los Lobos was nu eenmaal een van de grootste miscastings uit de rockgeschiedenis.
Stap één: het Olympic Auditorium, een verlopen boksarena in downtown LA. In de lente van 1980 vond iemand het blijkbaar een goed idee om een Mexicaanse folkgroep te laten openen voor PiL, het post-Sex Pistolsensemble van Johnny Rotten. Zodra de wolven het podium opkwamen, gingen 5000 middelvingers de hoogte in. Flessen en fluimen vlogen naar de band. Zes nummers hielden ze het vol. Dan gingen ze op een rij staan, maakten een buiging, gaven het publiek de vinger, en kusten in de coulissen hun huilende vrouwen. ‘Iedereen dacht dat het de hel voor ons was, maar op een rare manier waren we extatisch. Het was alsof je in de moshpit stond op een punkconcert, alsof je je een weg naar buiten baande tijdens een cafégevecht’, herinnert gitarist-songschrijver Louie Perez zich. ‘De reactie was niet positief, maar er gebéúrde tenminste iets. Toen wisten we: we moeten vooruit.’
Stap twee. De weg leidde in januari 1981 naar de Whisky, een roodgeschilderd hoekhuis in West Hollywood – meer dan 300 man krijg je er niet in. ‘Toen ik nog een puber was, was dit het allerhoogste – ook al was het in LA, het was onbereikbaar’, zegt Hidalgo. ‘Cream speelde hier, Hendrix, Buffalo Springfield… Hoeveel keren hebben we hier niet aan de voordeur gestaan, zonder geld, maar dan bleven we de hele avond rondhangen om naar de bas en de drums van Canned Heat te luisteren. Dichter dan dat kon je niet komen. In 1972 speelde Stevie Wonder hier vijf dagen op een rij, twee shows per avond voor 5 dollar. Cesar, Louie en ik waren hier niet weg te branden.’
Behalve voor het voorprogramma van PiL had de band nog nooit de LA River overgestoken om op te treden. Ze volgden wel trouw elk concert van rockabillyband The Blasters, en op een avond gaven ze een in de garage opgenomen cassettebandje af. Hidalgo: ‘Mijn geweldige openingszin was: “Wij komen uit East LA.” Bleek hij ons te kennen van een folkloredocumentaire die over ons was gemaakt. Een paar maanden later kregen we telefoon: of we voor hen wilden openen? Trac dat we hadden! Vóór die avond speelden we ofwel Mexicaanse volksmuziek, ofwel coverden we onze grote voorbeelden. Maar in de aanloop naar de Whisky-show besloten we songs te schrijven. How Much Can I Do en Corrido #1 kwamen er in één gulp uit.’
Die avond stond naast het podium iemand met open mond te kijken: Steve Berlin, saxofonist van The Blasters. ‘Ik dacht: wat ís die herrie? Waar komen die gasten in godsnaam vandaan? Ik was er in die dagen van overtuigd dat ik elke band in LA kende – als ik er al niet bij speelde. En daar stonden ze plots, en ze bliezen iedereen omver. Het voelde alsof ik onder een brug een vergeten indiaanse stam ontdekt had. Oké, ik had ze in 1980 gezien in het voorprogramma van PiL, maar toen speelden ze nog hun folkrepertoire. Maar die avond in de Whisky rockten ze, en hoe! De impact op de scene was enorm. De dag erna ging élk gesprek dat ik voerde over Los Lobos, met iedereen die ik tegenkwam. En dan zul je het maar zien: de volgende avond speelde (avant-gardesaxofonist) Ornette Coleman in het Westwood Playhouse. Ik ging kijken, en ik liep meteen tegen deze jongens aan. Toen wist ik: wij zijn eigenlijk familie.’ Berlin werd al snel ingelijfd bij Los Lobos. ‘Ik wist niets over de norteñotraditie – ik kom uit de jazz en de r&b. Maar ze zeiden: ?Hé, we hebben een paar songs waar eigenlijk saxofoon bij hoort. Wil je het proberen?” Tussen al mijn andere werk door reisde ik de hele States af om met hen mee te kunnen spelen.’
IN DE KEUKEN
Mogelijk nog belangrijker dan de recensies in de vakbladen was een korte ontmoeting in de Whisky à Go Go. ‘Toen we hier aankwamen en aan onze soundcheck begonnen, ging plots de deur van de keuken open’, herinnert Hidalgo zich. ‘Het Mexicaanse personeel wist niet wat er gebeurde: corrido’s in de Whisky? Die aanblik ging recht naar mijn hart. We hebben onze instrumenten genomen en we zijn in de keuken voor hen een privéconcert gaan spelen. (stil) Want voor mij is dát de kern van deze band: we voelen ons verantwoordelijk voor onze gemeenschap, we vertegenwoordigen een deel van de Amerikaanse cultuur.’
De band bleef schrijven. And a Time to Dance, de ep die snel na het Whisky-concert uitkwam, won meteen een Grammy. De eerste echte elpee, How Will the Wolf Survive?, werd een blauwdruk voor het latere werk: de Latijnse traditie werd nooit helemaal losgelaten – een cumbia hier, een ranchero daar – maar zou met de jaren subtieler worden, als een draad die met zorg wordt ingeweven. Heldere soul, broekspijpflapperende rock, western swing, uitgeklede ballads, occasioneel geslemp: zo goed als elk album heeft er zijn deel van. Maar onder die eigen sound en die instrumentale finesse zit een verbluffende zin voor storytelling. Songs als One Time One Night, Matter of Time, Tony & Maria – verdomd, het hele álbum The Town and the City – zijn getuigenissen van migranten op zoek naar hun eigen plek, en de verpletterende desillusie waartoe dat kan leiden. Tranches de vie als Two Janes, Whisky Trail en Reva’s House gaan vingerknippend over alcoholisme en huiselijk geweld. Kortom: bijna achteloos documenteren Los Lobos het leven langs de afrit van de snelweg.
En toch blijft een groot deel van het publiek ze associëren met La Bamba, de trouwfeestkraker uit de biopic over dat ándere chicanoboegbeeld uit East LA, Ritchie Valens. ‘In 1987 hadden we met die nummer één even het gevoel dat we flinke jongens waren, terwijl ons succes natuurlijk helemaal samenging met dat van de film’, vertelt Berlin. ‘Een tijdlang hielden we vast aan onze status, toerden met twee bussen en een lichtdesigner, bléven maar overdubs opnemen voor de elpee The Neighborhood. De band ging er bijna kapot aan, en na de lange tournee bleken we nog schulden te hebben ook. Toen beslisten we: dat nooit meer.’ In enkele weken tijd namen ze in 1992 het experimentele Kiko op. The Wall Street Journal noemde het ‘de Sergeant Pepper’s van deze tijd’. Het is nauwelijks overdreven.
HAARNETJES
De backstage van de Whisky à Go Go is van vloer tot plafond zwart geverfd, uit noodzaak allicht. De geschiedenis van de rock-‘n-roll, zo leer je hier, ruikt zo doordringend naar bleekwater dat je er ijl van wordt. ‘Het is een rare trip geweest’, lacht Cesar Rosas. ‘We zijn op zo veel vreemde plaatsen terechtgekomen, we hebben onze helden ontmoet, we hebben voor presidenten gespeeld. Wij zijn de Forrest Gumps van de chicanorock.’ Er hangt een slecht portret van Jim Morrison, tussen een hoop livefoto’s van Guns N’ Roses en Mötley Crüe, die hier – even – het mooie weer maakten. Berlin: ‘Man, als deze muren konden praten… Als je maar lang genoeg bestaat, zoals wij, zie je grote acts komen en gaan – en vandaag staan de meesten hamburgers te bakken met een haarnetje om.’
De nieuwe cd, Disconnected, is een verrassende dwarsdoorsnede van hun oeuvre, opgenomen tijdens drie akoestische concerten in New York. De set in de Whisky ging even breed, maar dan elektrisch, met veel materiaal dat ze in geen jaren hadden gespeeld. En het voorprogramma? The Blasters. Het leek wel het einde van de rit na veertig jaar in een Ford Transit. Hidalgo: ‘Het sloeg in mijn benen toen ik de lichtreclame aan de gevel zag. Er kwam van alles boven: de graffiti is weg, maar de oude vibe is er nog – en de klank op het podium is nog altijd weird. Het reizen wordt steeds zwaarder, dat is er op tournee al eens aan te zien. Maar wat telt, is dat we geloven in deze muziek, en ik wéét dat er nog dingen zijn die we nooit eerder hebben gedaan. Laatst vroegen ze ons of we op een grote tournee met heritage rock bands mee wilden. Als je daarin meestapt, ben je officieel een oldiesband. We hebben ze zo vriendelijk mogelijk bedankt. (grijnst) Oké, we zijn grumpy en pissed off. Maar nu ik er zo over nadenk: het is in dit vak geen slechte zaak om pissed off te zijn.’
DISCONNECTED
Uit op Proper Records/Rough Trade.
DOOR BART CORNAND – FOTO’S CHARLIE DE KEERSMAECKER
David Hidalgo ‘HOEVEEL KEREN HEBBEN WE NIET AAN DE VOORDEUR VAN DE WHISKY À GO GO GESTAAN, ZONDER GELD, MAAR DAN BLEVEN WE DE HELE AVOND RONDHANGEN OM NAAR DE BAS EN DE DRUMS VAN CANNED HEAT TE LUISTEREN.’
Cesar Rosas ‘HET IS EEN RARE TRIP GEWEEST, DIE VEERTIG JAAR. WE HEBBEN ONZE HELDEN ONTMOET, WE HEBBEN VOOR PRESIDENTEN GESPEELD. WIJ ZIJN DE FORREST GUMPS VAN DE CHICANOROCK.’
Steve Berlin ‘MET LA BAMBA HADDEN WE EVEN HET GEVOEL DAT WE FLINKE JONGENS WAREN, MAAR DE BAND GING ER BIJNA KAPOT AAN. TOEN BESLISTEN WE: DAT NOOIT MEER.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier