‘WE DROMEN VAN EEN RADIO GAGA-FUIF IN HET KUIPKE’

DOMINIQUE VAN MALDER (l.) en JORIS HESSELS (r.) in hun caravan. 'We hebben daar ook in geslapen, maar niet voor ons plezier.'

Hoe vaak mogen we nog iets vertellen zonder het gevoel te hebben dat we iets moeten bewijzen? Dat we slim zijn? Een mening hebben? Normaal zijn? Sociaal zijn? Het recht hebben om in dit land te verblijven ook al komen we van ver? ‘Vertel maar’, zeggen Dominique Van Malder en Joris Hessels al enkele weken in hun Radio Gaga op Canvas. Mensen leggen er hun hart op tafel. En daarna vragen ze een plaatje aan. Meer moet dat niet zijn.

De harteloosheid. Verdomme.’ Gisteren is Dominique Van Malder verdwaald in het woud van meningen die mensen gratis en voor niets op het forum van Knack neerkwakken, als zakken ongesorteerd afval. ‘Het had evengoed een ander forum kunnen zijn, hoor. Ik mijd ze, die virtuele plekken, maar soms blijf je er toch hangen.’

Het ging over vluchtelingen. Met veel uitroeptekens en hoofdletters maakten mensen duidelijk dat men die bootjes maar beter kon leksteken, dat een verdronken vluchteling een probleem minder is, want dat we er hier al genoeg hebben. ‘Ik wist dat ik het niet mocht doen, maar ik ben blijven lezen. Het was gruwelijk. De haren op mijn armen komen nog recht als ik eraan denk. Ik heb er niet van geslapen. Is het nu zo moeilijk, denk ik dan, om een beetje mededogen te tonen?’

Het is wat Hessels en Van Malder proberen met Radio Gaga. Ze strijken op vergeten, weggeduwde, genegeerde en ongemakkelijke plekken neer, zorgen voor sfeer en gezelligheid en krabben ondertussen onze menselijke antikleeflaag weg. ‘Schop ze buiten’, las Van Malder op het forum van Knack. ‘Verdomme, dacht ik, waarom zijn we zo hard voor elkaar? Waar is de kwetsbaarheid gebleven? Waarom zijn we zo bang?’

AMPER VIER DAGEN GELEDEN ZATEN Hessels en Van Malder nog oog in oog met een asielzoeker in hun tweedehandscaravan. Het was de laatste opname voor Radio Gaga. Achtenveertig uur lang zonden ze er met hun hyperlokale radiostation uit, van ergens tussen de L-vormige blokken van het asielcentrum van Wingene. ‘Wat doe je als je aanvraag wordt afgewezen?’ vroegen ze een man, dé vraag die zijn leven beheerste. ‘Zelfmoord plegen.’ Hij had het gezegd zonder met zijn ogen te knipperen alsof het antwoord al maanden op zijn lippen lag.

Het zijn momenten die Hessels en Van Malder de voorbije maanden in hun geïmproviseerde radiostudio wel vaker hebben beleefd. Ze zijn gestopt met de keren te tellen dat ze niet meer wisten wat te zeggen, omdat een van hun aangewaaide gasten het leven onomwonden fileerde. Zoals Tristan in Villa Voortman in Gent, een dagopvang voor mensen met psychische problemen en een verslaving, mensen die nergens anders terechtkunnen. Hoe voel je je? was de vraag geweest. ‘Als een naaktslak waar een kilo zout boven hangt.’ Het had als een gedicht geklonken, ontroerend mooi, van een wonderlijke ’trostesse’, zoals Van Malder en Hessels het noemen, maar het was ook de bikkelharde realiteit van die man op dat moment.

‘We hengelen niet naar zo veel openheid. Als iemand wil zwijgen, halen we niet de pieren uit zijn neus. Als iemand zijn tranen verbijt, leggen we een plaatje op. We forceren niets. Mensen kiezen ervoor om naar de microfoon te komen. Zij beslissen. Op een of andere manier duiken die gesprekken wel vaker de diepte in. Omdat mensen voelen dat we het serieus menen? Omdat we daar ook maar zitten als onszelf, in al onze kwetsbaarheid? Wij zijn acteurs die voor één keer niet acteren. In het begin speelden we nog wel de radio-dj, maar ook dat hebben we stilaan laten varen. Voor ons is het soms even onwennig als voor onze toevallige gasten.’

‘KUNNEN WE EEN LIEDJE VOOR JE draaien?’ had Van Malder daar in Wingene tegen die asielzoeker van daarnet gezegd. De man koos een nummer dat ze niet kenden, waarop zij hem een nummer lieten horen dat hij niet kende. Met z’n vieren – inclusief de tolk – zaten ze daar, in die gammele caravan en luisterden ze naar muziek. ‘Dat is schoon en heel intiem’, vertelt Van Malder. ‘Dat doe je niet de eerste vijf minuten van een gesprek. Soms weten we ook: dit duurt te lang om te blijven boeien op de televisie. Daar trekken we ons niets van aan. Dit is een tv-programma, maar het is even goed een tweedaagse belevenis voor mensen die niet altijd iets hebben om naar uit te kijken.’

‘Mensen staan hier met tranen in de ogen’, liet een van de redacteurs per sms weten toen Van Malder en Hessels hun caravan weer dichtvouwden, aan de oranje bestelwagen hingen en met de handen zwaaiend uit de ramen van het asielcentrum wegreden. Het was de laatste opname, de laatste keer ook dat Van Malder en Hessels zich hadden dubbelgeplooid en zich in dat stapelbed aan de wand van hun caravan hadden gewurmd. ‘Jezus Christus! We sliepen daar niet voor ons plezier in’, grijnst Hessels. ‘Het heeft daar binnen geregend, Dompi snurkte als de hel en die ene keer dat we op de speelplaats van het zogezegd strengste internaat van Vlaanderen kampeerden, werden we gewekt door een bal die tegen de caravan vloog, net naast mijn oor. We overnachtten daarin omdat het de enige manier was om door te dringen in de gesloten plekken die we leerden kennen.’

Dat hebben jullie goed gemerkt in het kleinste dorpje van de Ardennen.

JORIS HESSELS: Twee Vlamingen die daar toekomen om radio te maken: eerlijk gezegd: dat wekte niet onmiddellijk veel vertrouwen. Je moet je weren. Als de mensen voelen: het is oké, ze komen hier niet om naar ons te staren als aapjes in de zoo, dan ben je vertrokken. De eerste dag had iedereen het alleen maar over de andere bewoners van het dorp, de tweede dag durfden ze over zichzelf te beginnen en de derde zaten we met z’n allen Chimay te drinken.

DOMINIQUE VAN MALDER: Wat ook wel iets zegt over dat dorp.

HESSELS: Misschien wel alles.

VAN MALDER: Alleen de oudste boeren van het dorp, de echte autochtonen hebben zich drie dagen lang niet laten zien. Ook dat hoort erbij. Sommige mensen zeggen: ik wil een plaatje aanvragen, of beter: ik wil een liedje zingen, maar alstublieft, zet die camera uit. Dan doen we dat.

‘KOMEN JULLIE VOLGEND JAAR TERUG?’ Het is de zin waarmee Van Malder en Hessels altijd weer uit het psychiatrisch centrum, de permanente camping of het asielcentrum vertrokken. Met Radio Gaga op het binnenplein of in de achtertuin gebeurde er eindelijk iets en wat er precies gebeurde, konden de bewoners zelf bepalen. Het lijkt niet veel, maar het is ongeveer alles als je op een plek verblijft waar je gestrand bent zonder dat je ervoor gekozen hebt.

Radio Gaga was radio als theater vóór het een televisieprogramma werd. ‘Toen we Radio Gaga destijds in het psychiatrisch instituut Dr. Guislain in Gent bedachten, nu drie jaar geleden, voelden we heel sterk dat er rond onze studio iets bijzonders ontstond’, vertelt Van Malder. ‘Je merkte wat muziek allemaal losweekt, wat radio betekent. Ook toen werkten we met een handycam en namen we beelden op. We wisten gewoon: als je zo radio op televisie brengt, dat is adembenemend mooi. Dan kun je een man tonen die over zijn verlamde vrouw vertelt terwijl zij boven in haar bed ligt te luisteren. Bovendien wilden we plekken die niemand kent en waarover iedereen toch een mening heeft op een andere manier in beeld brengen. Hoe je het ook draait of keert, psychiatrie blijft een taboe. En we hebben het liever over asielzoekers of daklozen, over wie die mensen zijn of wat ze willen, dan dat we het aandurven van mens tot mens met hen te praten en het hen zelf te vragen.’

Als mededogen het chassis van Radio Gaga is, dan is verontwaardiging de trekhaak.

VAN MALDER:(snuift en wrijft over zijn arm) Ook ik heb kennissen die ik een keer per jaar ontmoet. Ik sta er versteld van hoe mensen vervellen tot onbekenden. Ze nemen plots straffe stellingen in. Over de asielzoeker, de Waal, de werkloze, de patiënt. Allemaal labels die de schijn wekken dat de wereld overzichtelijk is, dat je normale mensen hebt en abnormale, winnaars en verliezers. Maar staan we er ooit bij stil hoe dun de grens tussen winnen en verliezen is? Jij en ik kunnen in de psychiatrie belanden. Daar is niet zo veel voor nodig. En het is fantastisch dat onze armen en benen het prima doen, maar je moet maar een auto niet zien afkomen als je de straat oversteekt en je mag in Pellenberg opnieuw leren lopen. Als je geluk hebt. We maken onszelf zo graag wijs dat het ver van ons bed gebeurt. Hou toch op. Hoeveel mensen worden niet dakloos door een stomme scheiding? ‘Die daklozen zijn allemaal dronkenlappen’, hoor ik dan. Hoe zou je zelf zijn? Als ik dakloos ben, wil ik dat ook niet nuchter meemaken. Ik zou me in coma drinken om niet te moeten beseffen dat ik op straat leef. Betekent het dat je geen recht meer hebt op een stem? Wij willen die kwetsbaarheid tonen. In al haar kracht.

HESSELS: Zonder de mensen in hun hemd te zetten. Dat is essentieel. Soms moet je mensen gewoon tegen zichzelf beschermen. In Radio Gaga als theater waren andere dingen mogelijk dan in Radio Gaga op tv. Dat is duidelijk. Zeker als je met psychiatrische patiënten werkt. Wij kunnen uren kijken en luisteren naar mensen die een liedje willen zingen, dat eigenlijk niet kunnen, zich honderd procent geven en op zeer psychotische wijze A Million Voices brengen. Dat is ontroerend grappig. Maar dat zullen we niet tonen op televisie. Het is te gemakkelijk een zot een zot te laten zijn.

REGISSEUR JOERI WEYN LEUNT achterover in zijn bureaustoel en kijkt naar de drie rijen gele en roze post-its op de melkglazen deur. Op het computerscherm achter hem flikkert een stilstaand beeld van de volgende aflevering van Radio Gaga: het verblijfpark in Laakdal. Weer zo’n plek als een krabbel in de kantlijn, ingesnoerd door een snelweg, de fabriek van Nike – ‘Just do it’, staat er in het groot op – en een serie windmolens, waar mensen samenkoeken tussen de vele brokstukken waaruit hun levens bestaan. De caravans waarin ze wonen, hebben al lang geen wielen meer. De trein naar morgen is gepasseerd.

Het was er feest, de drie dagen dat Van Malder en Hessels er plaatjes draaiden. Mensen zetten er van ’s morgens hun plastic tuinstoel rond de caravan, ze dronken er pintjes, rookten hun zelfgerolde sigaretten en als het regende, schoven ze gewoon een parasol open. Maar dat feestelijke gevoel is uit de voorlopige montage gevloeid. Weyn vraagt zich af hoe hij de humor er weer in krijgt en hoe hij er nog twee minuten veertig seconden uit kan halen, zonder in de verhalen van de mensen te hakken. Drie deuren verder haalt regisseuse Marlies Lembregts het soms al te jachtige ritme uit de aflevering in het psychiatrisch centrum van Zoersel. ‘Het is alsof hij speed heeft gepakt’, lacht ze, als ze hoort hoe Hessels na de eerste nacht het verenigd publiek goedemorgen wenst. ‘Laat daar maar wat ruimte tussen.’

Radio Gaga monteren is een evenwichtsoefening, muziek en beelden moeten een veelhoekig ballet vormen, scènes in de caravan moeten ritmisch afwisselen met de inkijkjes in het leven van de mensen. Het is die combinatie, het glad strijken van de verschillende lagen zonder alle kreukels eruit te halen; die Radio Gaga volgens Weyn bijzonder maakt. ‘Ik ben gepokt en gemazeld in de human interest’, vertelt hij terwijl hij met een post-it speelt – ‘Paul en Theodora: caravan’ staat erop. ‘Ik heb lang voor Woestijnvis gewerkt. Ik was al in Pellenberg geweest, ik had in de psychiatrie gefilmd. Op alle plekken had ik het gevoel: we hebben het al eens gezien, en toch maken Joris en Dominique er iets totaal anders van. Het is die rare magie van daar stranden en zeggen: kom maar af en vraag wat je wil.’ Hij lacht: ‘Ik had nooit gedacht dat ik nog eens een videoclip zou monteren op Du van Peter Maffay. Of dat ik Ik hou van jou van Dana Winner bij mijn favorieten zou zetten.

‘Dominique en ik zaten allebei op het Heilige-Maagdcollege in Dendermonde, we gingen naar dezelfde Chiro, we schreven ons allebei in aan de universiteit om Germaanse te studeren. Ik hield het twee weken vol, Dominique vier maanden en daarna vonden we elkaar terug aan het Rits. ‘We moeten eens samen iets doen’: we hebben het vaak gezegd en bijna nooit gedaan. Maar ik had de livevoorstelling van Radio Gaga gezien. Ik wist hoe bijzonder het was. In 2005 draaide ik een documentaire over de theatervoorstelling die Dominique jaarlijks met patiënten van Guislain maakt, De man die zichzelf voor Don Quichote hield. Dus ja, het idee om iets met Radio Gaga te doen, prikkelde mij onmiddellijk.’

En zo kwam het dat de drie plots op Tweedehands.be begonnen te zoeken naar een tweedehands opvouwbare caravan en garages afspeurden naar de juiste bestelwagen. De caravan vonden ze in Izegem, bij een schrijnwerker die er af en toe mee buiten kwam maar hem vooral warm en droog binnen hield. ‘De bestelwagen ziet er dan weer beter uit dan hij is’, lacht Weyn. ‘Hij hangt met haken en ogen aan elkaar, elke keer is het de vingers kruisen in de hoop dat hij zijn bestemming haalt.’

Ze draaiden een proefaflevering in een psychiatrische instelling in Sint-Niklaas omdat psychiatrie de ‘oerbiotoop’ is van Radio Gaga. Meer nog dan naar de hit van Queen verwijst gaga naar een zekere graad van gekte. Want naast een verleden, delen Weyn, Van Malder en Hessels ook hun voeling met de psychiatrie.

HESSELS: Als kind zat ik geregeld met psychiatrische patiënten aan tafel. Mijn moeder werkte als nachtverpleegster in de psychiatrie en een paar keer per jaar nodigde ze patiënten uit bij ons thuis. Ik vond die mensen meestal zeer geestig. Wat ze vertelden, schoot alle kanten op. Later kwam de psychiatrie dichterbij door familieleden die er terechtkwamen. Mijn broer werkt nog altijd in een beschutte werkplaats. Op de een of andere manier vind ik dat allemaal niet zo abnormaal. Er is een reden waarom er zo veel vraag is naar hulp en bijstand. Het leven gaat zo hard en snel. We moeten zo veel. Ik denk vaak dat ik geluk heb dat ik een uitlaatklep gevonden heb in toneel, omdat je daar op een of andere manier wel kwetsbaar mag zijn. Het punt is ook: veel van die mensen in de psychiatrie zijn onwaarschijnlijk creatief. Ze willen toneel spelen, zingen, schilderen, schrijven, zij zien soms dingen die wij niet zien. Ik wil dat niet ophemelen, maar in Zoersel hadden we een gesprek met een meisje dat sinds haar zesde psychoses heeft. Ze vertelde er op een heel bijzondere manier over, alsof die psychoses haar ook energie gaven. Dat is niet positief, natuurlijk niet. Dat is niets om naar op te kijken, maar het bewijst nog maar eens dat normaliteit een rekbaar begrip is.’

VAN MALDER:(knikt) Psychiatrische patiënten hebben mij geleerd – of beter: getoond – waarom theater belangrijk is. Die ene telefoon met de vraag of ik iets met psychiatrische patiënten wilde doen, nu vijftien jaar geleden, heeft mijn leven veranderd. Ik kom uit een arbeidersgezin, er was altijd te weinig geld bij ons thuis en ik was de jongen die niet mee op schoolreis naar Rome kon omdat dat te duur was. Om maar te zeggen: ik weet zo’n beetje wat het is om de buitenstaander te zijn, ik herken me in kwetsbare mensen, maar ik wist niet of ik het zou kunnen, werken met psychiatrische patiënten. De eerste keer dat ik in Guislain kwam, liep ik verloren in die mentale doolhof van gangen. Een half uur te laat klopte ik aan op de deur van de psycholoog. Voor een gesprek over wat we konden doen, dacht ik, maar daar zaten al twintig mensen in een kring op mij te wachten. Ik ben erin gesmeten en ik heb gezien hoe iemand die je de eerste keer niet aankijkt, die onverstaanbaar mompelt, in staat is om vier maanden later Elvis Presley te zingen voor een zaal van tweehonderd man. Toen wist ik: theater heeft een maatschappelijke functie. Daar moet je niet onnozel over doen.

IN DE MONTAGEKAMER KLEEFT WEYN de post-it van Paul en Theodora op tafel. Een minuut krijgt hij er met gemak uit, denkt hij. Er is een scène waarin twee bewoners aan de rand van een kleine vijver zitten met een vislijn in de hand. Die duurt te lang voor wat ze maar vertelt. ‘Soms verdwijnen ook onze favorieten in de prullenbak’, vertelt Van Malder. ‘In Laakdal hadden we het wel voor Benny, maar het verhaal was te complex om in twee minuten duidelijk te maken. Al weten we ook: die figuren blijven in ons lijf zitten.’ ‘Op onverwachte momenten duiken ze op’, zegt Hessels. Van Malder knikt: ‘Weet je waar we van dromen? Van een grote Radio Gaga-fuif in het Kuipke, met alle muziek uit de reeks en alle mensen die we ontmoet hebben. Ik zou dat echt fantastisch vinden om die allemaal samen te brengen en gewoon keihard feest te vieren.’

HESSELS: Soms vraag je je af: kan zo’n programma nu een verschil maken? Een vriend vertelde dat zijn veertienjarige zoon ruzie had met zijn vriend. Hij heeft samen met hen naar Radio Gaga gekeken. Na die aflevering hebben die twee jongens elkaar met de onhandigheid van pubers aangekeken en ‘sorry’ gezegd.

VAN MALDER:(knikt) Als het dat maar kan doen: mensen laten beseffen dat het hier allemaal oké is. En verder: ait nie probeert, kunjt nie weet’n.

HESSELS: Wat zeg je?

VAN MALDER: Dat is West-Vlaams.

HESSELS: Je bent toch niet van West-Vlaanderen?

VAN MALDER: Je kunt maar proberen.

DOOR TINE HENS

Dominique Van Malder: ‘HOE DUN IS DE GRENS TUSSEN WINNEN EN VERLIEZEN NIET? JE MOET MAAR EEN AUTO NIET ZIEN AFKOMEN ALS JE OVERSTEEKT EN JE MAG IN PELLENBERG OPNIEUW LEREN LOPEN. ALS JE GELUK HEBT.’

Joris Hessels: ‘MENSEN DIE DAT EIGENLIJK NIET KUNNEN MAAR TOCH OP ZEER PSYCHOTISCHE WIJZE A MILLION VOICES ZINGEN. DAT IS ONTROEREND GRAPPIG, MAAR EEN ZOT EEN ZOT LATEN ZIJN OP TV, DAT IS ONS TE MAKKELIJK.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content