‘WAT HANGT DAT WENEND KIND DAAR AAN JE MUUR?’

TIM BURTON: 'Ik had bij Margaret Keane een schilderij van mij en mijn kinderen besteld. En daarvoor tekende ze eerst een oog van elk van ons.'

Dertig jaar geleden beleed een rare snuiter met zijn eerste langspeelfilm Pee-wee’s Big Adventure zijn liefde voor rare snuiters. Met zijn nieuwste worp Big Eyes gaat hij op dat elan verder. Op visite bij Tim Burton. ‘Als iemand een werk haat waar iemand anders dol op is, dan heb je mijn aandacht.’

De regisseur van Batman (1989), Edward Scissorhands (1990), Ed Wood (1994) en Alice in Wonderland (2010) is de grote budgetten niet beu. De voorbije maanden stond Tim Burton op de set van Peregrine’s Home for Peculiars, een groot opgezette verfilming van een jongerenboek met, zoals hij het graag heeft, enge en toch aangrijpende personages. Daarna zou hij zich gaan wijden aan een vervolg op Beetlejuice, zijn eigen jarentachtigklassieker met Michael Keaton. Maar het deed Burton naar eigen zeggen wel deugd om tussendoor eens op kleinere schaal te werken. In Big Eyes, een van zijn meest volwassen films, houdt hij zijn fantasie in toom en vertelt hij het verhaal van Margaret en Walter Keane. Zij schilderde in de jaren zestig het ene kitscherige maar populaire schilderij na het andere. Hij ging met de eer lopen.

Ik had nog nooit van Keane gehoord. Naar verluidt ben jij een fan?

TIM BURTON: Fan is veel gezegd. Niet veel mensen kennen Keane nog, maar in de hoogdagen werd Keanes werk gekocht door Kim Novak, Natalie Wood en Joan Crawford. Keane was prominent aanwezig in het Burbank van mijn jeugd. Zijn schilderijen en posters hingen in de wachtzaal van de tandarts, in kantoren en bij de mensen thuis. Als kind al vond ik dat raar. ‘Waarom prijkt er een schreiend kind aan je muur?’ vroeg ik mij telkens weer af. Ik hou er niet van omdat ik dol ben op afbeeldingen van kleine kinderen of zo, ik ben popcultureel geïnteresseerd. Ik hou van Margarets werk omdat het verontrustende schilderijen zijn die niettemin populair waren. Zoals iedereen dacht ik dat Walter Keane die kinderen met de grote ogen schilderde. Pas halverwege de jaren negentig kwam ik via een vriend te weten dat zijn vrouw de werkelijke schilder was.

Dat bedrog was toch al in de jaren zeventig aan het licht gekomen?

BURTON: Margaret Keane bekende in 1970 dat zij de schilderijen gemaakt had. Maar omdat het establishment ze nooit als kunst had erkend, was dat geen groot nieuws. Ik zal de enige wel niet zijn die de ware toedracht pas vele jaren later heeft ontdekt. Nu, ik heb Margaret toen opgezocht in haar studio en een schilderij van mij en mijn kinderen besteld. Ze tekende daartoe telkens een van onze ogen. Haar werk is niet realistisch maar gestileerd, en toch slaagde ze erin om onze ogen op doek te krijgen. Ze kan dus iets, dat zullen zelfs de Keane-haters moeten toegeven. Later hoorde ik dat Scott Alexander en Larry Karaszewski haar verhaal in een filmscenario hadden gegoten. Dat zijn de gasten die het scenario van Ed Wood hebben geschreven. Zij zijn gespecialiseerd in waargebeurde verhalen die nog vreemder zijn dan fictie.

Je opent met een quote van Andy Warhol, die geniepig opmerkte dat Keanes werk wel goed moest zijn: ‘Als het slecht was, zouden er niet zoveel mensen van houden.’

BURTON: Dat is toch een interessante vraag: als het zo slecht is, waarom houden zoveel mensen er dan van? Ik weet ook wel dat je daar veel richtingen mee uit kunt. Je zou er rotslechte films mee kunnen goedpraten. Mij is het om de perceptie te doen. Een paar jaar geleden maakten de critici brandhout van de tentoonstelling van mijn werk in het MoMA. Ze vonden het bij wijze van spreken nog erger dan dat van Keane. Maar de bezoekerscijfers waren uitstekend. De expo lokte mensen naar het MoMA die zelden of nooit een museum bezoeken. Iedereen ziet de dingen anders. Als de meningen fel uiteenlopen, als de ene een werk haat waar een ander juist dol op is, dan heb je mijn aandacht.

Waar baseerde je de stijl van de film op?

BURTON: Het verhaal is zo bizar dat ik er geen schep bovenop wilde doen. De stijl is lichtjes gebaseerd op de periode, eind jaren vijftig, begin jaren zestig. Maar de grootste inspiratiebron zijn Keanes schilderijen. Die zijn kleurrijk, schattig maar ook verontrustend. Ik associeer dat met de expressionistische giallo’s en horrorfilms die de Italiaanse cultregisseur Mario Bava in de vroege jaren zestig draaide. Zijn kleurschema’s en felle kleuren hadden ook een lugubere kant.

Margaret Keane schilderde rare werken zonder dat iemand het mocht weten. Maar Walter Keane past ook wel in je galerij van rare snuiters, verkeerd begrepen artiesten en al dan niet zachtaardige freaks.

BURTON: Hoe gek Walter Keane ook geweest moge zijn, hij heeft ruim bijgedragen aan het succes. Hij zocht sluw de publiciteit op en was een van de eersten die doorhad hoeveel geld er te verdienen valt met goedkope reproducties van kunst. Die trend heeft zich doorgezet. Vandaag moet je een museum verlaten via een museumwinkel die boordevol posters en merchandise ligt. Walter kon zeer charmant zijn, maar hij had ook een duistere kant. Hij kon tiranniek en gewelddadig, zelfs waanzinnig zijn. Ik denk dat hij écht geloofde dat hij de kunstenaar was. Dat maakt van hem een interessant personage. Christoph Waltz smeet er zich volledig op en daar hou ik van. Je zou schrikken als je wist hoeveel acteurs huiverachtig staan tegenover het vertolken van een smeerlap. Ik begrijp dat niet. Ik zou staan springen om dergelijke figuren te spelen.

Speelt je liefde voor de outsider hier niet op?

BURTON: Misschien. Luister, ik ben niet de meest aangepaste mens ter wereld, maar ik zou het wel kunnen zijn als ik dat wilde. Dat zou alleen niet veel veranderen. Ik zou me nog altijd een outsider voelen. Waar je ook vandaan komt, wat je ook doet, dat gevoel zit in je DNA. Je herkent het ook meteen bij anderen. Of je dat nu leuk vindt of niet, dat gevoel is een onderdeel van wie je bent. Ik dacht dat ik me ervan kon bevrijden door een paar films over outsiders te draaien. Ik hoopte zo mijn demonen voorgoed te verjagen. Maar die catharsis is er nooit gekomen. Ik heb daar ondertussen vrede mee. Ik hou van al die rare personages.

(N.R.)

‘IK BEN NIET DE MEEST AANGEPASTE MENS TER WERELD. IK ZOU HET KUNNEN ZIJN ALS IK DAT WILDE, MAAR DAT ZOU NIET VEEL VERANDEREN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content