‘WAREN MIJN FILMS MAAR ALS DE MAAN’

© FILIP VAN ROE

Met Rebels of the Neon God en vooral Vive l’amour wierp Tsai Ming-liang zich begin jaren negentig op als een van de grote filmregisseurs van zijn generatie. Vandaag is de Maleisische Taiwanees het moe dat u niet naar zijn films gaat kijken, dus doet hij zijn ding maar in het Louvre, of binnenkort aan de Adolphe Maxlaan in Brussel, haast symbolisch in de restanten van een oude bioscoop. ‘Ik wil mensen opnieuw naar de wereld leren kijken.’

Mogen we u vriendelijk verzoeken om dat Facebook dicht te slaan en Twitter weer in zijn kooi te stoppen? Past echt niet bij een interview met Tsai Ming-liang (°1957), icoon van de slow cinema. Om helemaal in de sfeer te komen, checkt u – oké, u mag nog éven op Vimeo of YouTube – zijn kortfilm Walker. Het verhaal? Een monnik in een vlammend rood gewaad, uiteraard vertolkt door Tsai’s fetisjacteur Lee Kang-sheng, stapt met gebogen hoofd door Hongkong. Zo traag als Usain Bolt snel is. 27 minuten lang. Zo traag dat je de beweging bijna niet ziet. Toch komt het niet in je op om af te haken. Zo mooi, zo bezwerend en zo uitdagend is de onthaasting.

Walker is een van de zes films die samen de gelijknamige video-installatie vormen, die in Brussel in wereldpremière gaat. Cinéma Galeries en het Kunstenfestivaldesarts hebben de krachten gebundeld voor een heus Tsai-offensief. Naast de video-installatie is er een retrospectieve van zijn speelfilms en een toneelstuk. Dat laatste, The Monk from Tang Dynasty, zal opgevoerd worden in de door het gelijknamige hotel als parking gebruikte ruïnes van Cinéma Marivaux, aan de Adolphe Maxlaan. Tsai heeft een zwak voor verlaten stadsgebouwen. Hij delft er naar filmpoëzie en de ongrijpbare melancholie waarmee hij donkere thema’s countert als stedelijke vervreemding, onvermogen tot communicatie, eenzaamheid, mechanische of kinky seks en de hunker naar geborgenheid.

Dat project voor het Kunstenfestivaldesarts is hoegenaamd geen zijsprong. De filmwereld is de regisseur aan de kunstwereld aan het verliezen. Op het voorbije Festival van Venetië won Tsai wel nog de Grote Prijs van de Jury met Stray Dogs, maar hij gewaagde er van zijn laatste film. Dat zou betekenen dat slow cinema na de voortijdige pensionering van Béla Tarr een tweede boegbeeld verliest.

‘Niet alleen cinema is oppervlakkig en ongeduldig geworden. Hetzelfde geldt voor het publiek. Ik hoop dan ook dat dit mijn laatste film wordt’, zei je in Venetië.

TSAI MING-LIANG: Ik heb dat inderdaad gezegd. Ik had het wel over het publiek in Azië. Dat ken ik het best. Zelfs mensen met een goede opleiding hebben er een oppervlakkige smaak. Men zweert bij een dieet van commerciële films. Wat Europa betreft, ben ik minder zeker van mijn stuk. Maar tijdens festivals bespeur ik een verontrustende evolutie. Het niveau zakt. Er is steeds minder plaats voor échte creaties.

Als het klimaat in Azië te wensen overlaat, hoe ben je destijds dan cinefiel geworden?

TSAI: Ik heb zeven broers en zussen. We genoten dezelfde opleiding, bekeken dezelfde commerciële films. Ik ben de enige die van smaak veranderd is. Mijn eigen broers en zussen houden niet van mijn werk. (lacht) Ze begrijpen mijn films niet.

Ik verliet mijn familie (in Maleisië, nvdr.) om film te studeren in Taiwan. Het was de tijd van openheid, van herwonnen vrijheid van meningsuiting. Plots had je toegang tot een heleboel Europese films, waaronder heel wat auteursfilms. De nouvelle vague maakte een grote indruk op mij en regisseurs als Hou Hsiao-Hsien. Alleen, we behoorden tot een minderheid. Ik denk dat er geen drieduizend mensen die Europese auteursfilms toen gezien hebben. Sinds Hou Hsiao-Hsien en ik films maken is er amper publiek bij gekomen. Geen 20.000 mensen zijn geïnteresseerd in ons werk.

Hoe komt dat?

TSAI: De kloof tussen ons idee van cinema en entertainment is de voorbije jaren nog uitgediept. De snelle ontwikkelingen in China hebben de commerciële cinema nog sterker gemaakt. In Taipei, een van de meest open steden van Azië, valt de situatie nog mee. Daar kun je bijna elke film zien of kopen. Elders is het huilen met de pet op. In elk Aziatische land – Singapore, Thailand, Maleisië, China… – is de nationale productie dominant. De eigen films doen het zelfs beter dan de Amerikaanse import. Maar al die films – horrorfilms, actieprenten, martialartsgedoe… – zijn commercieel en volstrekt inwisselbaar. Een verontrustend fenomeen is dat de films die de slechtste kritieken krijgen het drukst bekeken worden. Daar lacht men dan mee. Het publiek heeft zéér lage verwachtingen.

En nu ben je het moe om tegen de stroom in te varen?

TSAI: Ik heb nooit in het verzet willen gaan. Ik rebelleer niet tegen Hollywood en kopieën van Hollywood. Dat is onbegonnen werk. Wel heb ik elke kans gegrepen om de films te maken die ik wilde maken. Een mysterieuze kracht zorgt ervoor dat ik steeds opnieuw, uit verschillende hoeken, aanbiedingen krijg. Het is een waar mysterie dat mensen me nog voorstellen doen. Ze weten dat mijn werk niets opbrengt. (lacht)

Ben je de filmwereld voor de kunstwereld aan het inruilen?

TSAI: Sinds Goodbye Dragon Inn (2003) zoekt de kunstwereld me op. De film Visage (2009) was bijvoorbeeld een bestelling van het Louvre. Ik zie dit als een etappe. Mijn films zijn nu in musea terechtgekomen. Ze zullen nog wel terugkeren naar de bioscopen. Wat ze vooral nodig hebben, is publiek. Een goed publiek. Een publiek dat ze weet te waarderen. Op dit moment heb ik in Taiwan een groter, jonger publiek in de musea dan in de bioscoop. Er is een grote dynamiek in de Taiwanese musea. Sinds de economische boom in China zet Taiwan zwaar in op cultuur. Dat is een soort economisch wapen.

Hoe kijk je terug op Rebels of the Neon God (1992) of Vive l’amour (1994), goed voor de Gouden Leeuw op het filmfestival van Venetië? Herken je je nog in de jonge regisseur van die films?

TSAI: Ik beken dat ik die films gemaakt heb. (lacht) Vandaag zou ik zulke films niet meer kunnen maken, maar ik heb nergens spijt van. Ik prijs me gelukkig dat ik die films heb kunnen maken.

Lee Kang-sheng, de acteur met wie je altijd samenwerkt, zag er in die beginjaren uit als een jonge halfgod. Vandaag is je muze dikker, ouder, lelijker.

TSAI: Ik heb vrij snel ingezien dat het zou lonen om altijd met Lee Kang-sheng te werken. Zijn veroudering schrikt ook mij af. Daar wil ik eerlijk in zijn. Bij momenten wens ik dat hij iets mooier was geconserveerd. Maar ik heb me daarbij neergelegd. Twintig jaar filmen is één lang leerproces geweest: de natuurlijke staat van de dingen heb je te aanvaarden. Door de veranderingen in zijn gezicht, zijn ogen, zijn huid, zijn lichaam zie je hoe de tijd hem geboetseerd heeft. Dat is zeer cinematografisch. Film kan het verloop van de tijd laten zien. Dat maakt deze kunstvorm uniek.

Walker, de expositie die je hier in Brussel voorbereidt, is geïnspireerd op het leven van de boeddhistische monnik Xuanzang. Wie was dat?

TSAI: Ik heb een toneelstuk gemaakt, The Monk from Tang Dynasty dus, waarin Lee eigenlijk de drie belangrijkste personen in mijn bestaan speelt: hijzelf, mijn vader en Xuanzang. Ik ben boeddhist en Xuanzang (602-664) is met voorsprong mijn favoriete personage uit de boeddhistische religie. Hij was tegelijk monnik, avonturier, vertaler en schrijver. Om de oorspronkelijke soetra’s (de mondeling of schriftelijk overgeleverde teksten van het boeddhisme, nvdr.) te kunnen vertalen, ondernam hij tijdens de Tangdynastie een reis naar India. Het verslag van zijn pelgrimstocht is buitengewone lectuur. Hij had meer dan tien jaar nodig om India te bereiken, doorkruiste bergen en woestijnen en ontsnapte meermaals ternauwernood aan de dood. Als jongeman raakte ik zeer onder de indruk van zijn levensverhaal, en dat ben ik nog steeds. Ik zou willen dat er ook in deze tijd nog mensen zouden opstaan met zo’n enorme spirituele kracht.

In Walker stapt Lee Kang-sheng trager dan je voor mogelijk houdt door het drukke Hongkong. Of hoe je de maatschappij in vraag kunt stellen door gewoon te vertragen.

TSAI: Voor The Monk vroeg ik Lee op een gegeven moment om van a naar b te stappen. Hij had daar zomaar eventjes zeventien minuten voor nodig. Zeventien minuten lang deed hij niets dan stappen. Maar de kracht die dat uitstraalde, greep me zwaar aan. Ik kreeg er de tranen van in de ogen. We werken al twintig jaar samen en het was alsof ik heel die tijd op dat moment gewacht had. Om die emotie met de hele wereld te delen heb ik Walker gedraaid.

Lee Kang-sheng heeft een eigen ritme, een ritme dat je niet vaak ziet in film of op toneel. In het begin had ik het daar moeilijk mee. Nu omarm ik het. De ontmoeting met hem heeft mijn lot bepaald.

Minimalistische, contemplatieve en beeldende auteursfilms als die van jou worden wel eens slow cinema genoemd. Scheldwoord of geuzennaam?

TSAI: Men doet maar. Ik vraag me alleen af waarom iedereen altijd over de traagheid van mijn films begint. Er valt niets te bespreken. Die traagheid is een manier om iets te tonen. Niet datgene waar je op moet letten. Ik vermoed dat mensen zich op die traagheid fixeren omdat ze niet strookt met de hedendaagse, alsmaar versnellende maatschappij. Helaas gaan ze zo voorbij aan wat er écht te zien is. Neem nu Walker. Niet afgeleid door een verhaal of dialoog word je als kijker uitgedaagd om opnieuw te leren kijken. Naar de trage bewegingen van de stapper én naar de wereld die hem omgeeft. In de grond is het pure cinema. Cinema is naar de wereld leren kijken.

Kun jij je voorstellen dat mensen op een dag mijn films niet meer te traag zullen vinden? (diepe zucht) De kijker moet beseffen dat ik het zo traag of snel wíl. Dan pas aanvaardt hij de film als kunstwerk.

‘Er zijn al genoeg goede films gemaakt. Het is tijd om terug te blikken’, zei je ook nog in Venetië. Wekelijks komen er tientallen nieuwe films bij. Is er daardoor te weinig aandacht voor oud werk?

TSAI: De herwaardering van oud werk ligt me na aan het hart. Dat ik oude films als The Lady from Shanghai (1947) opnieuw zou willen vertonen, is niet eens vanwege de historische waarde. Er zijn veel dringender redenen. We hebben hun kracht en esthetiek broodnodig. Die klassiekers getuigen van een grotere artistieke gevoeligheid. Vandaag is er vooral blabla, oppervlakkigheid en gebrek aan smaak. Ik zie vooral producten die geld moeten opbrengen. De esthetiek is meestal bedroevend. Mijn hart bloedt als ik al die mensen in een vliegtuig naar een klein bakje zie staren. Dat is geen cinema. Echte cinema zie je nog zelden. Ik heb het gevoel dat dat in de tijd van Orson Welles anders was.

Je generatiegenoot Béla Tarr is het beu. ‘Ik heb niets meer te vertellen. Ik hou ermee op’, zo zei het Hongaarse boegbeeld van de slow cinema.

TSAI: Ik weet niet hoe ik daarop moet antwoorden. Het is jammer dat mensen hun enthousiasme om cinema te maken verliezen. Ik doe wat ik in deze tijden kan doen en stel mijn hoop in de volgende generaties. Mijn filmstudenten raad ik aan om zo veel mogelijk klassiekers te bekijken en om vervolgens te proberen hun eigen meesterwerken te maken.

Je weigert te somberen. Mooi, maar hoe moeilijk valt je dat?

TSAI: Ik ben niet triest. Als ik triest was, zou ik niet proberen samen te werken met de musea maar het opgeven. Toch vraag ik me soms af of het wel zin heeft. Waar dienen films toe? (schaterlach) Het mooiste kunstwerk is volgens mij de maan. Iedereen kan ernaar kijken. Ze maakt overal op aarde heel wat los. Ze straalt sereniteit uit. Niemand stelt haar vragen en ze verschaft nooit uitleg. Waren mijn films maar als de maan.

Veel mensen vragen me naar de betekenis van deze scène of het idee achter dat beeld. Is dat omdat ze film niet als een kunstwerk beschouwen? Een mooi kunstwerk voel je. Waarom zou je bij een film plots alles moeten begrijpen, weten, uitleggen, verklaren, benoemen? Ervaren zou genoeg moeten zijn.

WALKER

Tot 24/5 in Cinéma Galeries, Brussel. Naast die expo loopt er ook nog een retrospectieve van Tsai Ming-liangs films. Alle info: galeries.be

THE MONK FROM TANG DYNASTY

3+4+6+7/5, Cinéma Marivaux, Adolphe Maxlaan 98, Brussel. Alle info: kunstenfestivaldesarts.

DOOR NIELS RUËLL – FOTO FILIP VAN ROE

TSAI MING-LIANG : ‘HET IS EEN WAAR MYSTERIE DAT MENSEN ME NOG PROJECTEN VOORSTELLEN. ZE WETEN DAT MIJN WERK NIETS OPBRENGT.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content