De nacht van een ULTIEME soundtrack voorzien: het was geen lichte taak die Henny Vrienten op zijn schouders nam. Maar het kruim van de Nederlandse en Belgische pop- en rockscene STOND HEM BIJ. ‘IK WOU DE PERFECTIONIST IN MEZELF BESTRAFFEN.’

Hij was de zoon van een timmerman. Hij wilde de wereld bekeren en trok naar het kleinseminarie om missionaris te worden. ‘Erkenne mich, mein Hüter’: dat koraal uit de Mattheüspassie van Bach kent hij nog altijd tot in de details. Volgens hem zit de mooiste noot uit de muziekgeschiedenis erin, onder de woorden ‘Mit Milch und Süsserkost’om precies te zijn. Een tiener in de golden sixties die wegsmolt bij versregels uit 1820. ‘Niet laffer is de held, die menschlijk is van aard: Weent, mannen! – Broeders, rust: gij zijt die tranen waard!’

‘Als de boodschap in verzen is gevat komt ze harder aan. Ik kreeg les van een pater die de hele Overwintering der Hollanders op Nova Zembla van Hendrik Tollens uit zijn hoofd citeerde. Daar kon ik ademloos naar luisteren.’ Maar hij bleek menselijker dan gedacht en niet God maar de muziek werd zijn hoeder. Na Roy Rogers aan het werk te hebben gezien wou hij plots ook een gitaar. In het seminarie speelde hij in zijn eerste bandje. ‘Dat ze me de poëzie beter hebben leren kennen, daar ben ik ze eeuwig dankbaar voor. Verder was het er één grote nichtenbende waar ik algauw genoeg van had.’

Eind de jaren 60 werd hij een veelgevraagd gitarist in bandjes buiten het seminarie. Eerst onder de naam Ruby Carmichael, dan als Paul Santos. Uiteindelijk hield hij het bij zijn eigen naam, Henny Vrienten, waaronder hij het grootste Nederlandse popicoon ooit werd: de frontman van Doe Maar. Tienermeisjes vielen massaal neer aan zijn voeten. Op zijn 32e werd hij aanbeden als de nieuwe Christus.

‘Mijn zendingsdrang ben ik nooit verloren’, zegt Vrienten, intussen 58. Zijn jongste missie: de nacht van een ultieme soundtrack voorzien. Geen bescheiden opzet, en daarom verzamelde hij een klein leger singer-songwriters rond zich. Zowel oude rotten en vrienden als jong talent: Tom Barman, Henk Hofstede, Frank Boeijen, Boudewijn de Groot, Herman Finkers, Thé Lau, Tom America, Pieter Both, Def P, Jan Rot en Solex… Allen kregen ze van Vrienten dezelfde opdracht: een lied opnemen in één dag, met als enige beperking dat het basistempo 70 beats per minuut moest zijn: de hartslag van de nacht.

Het geheel werd ook van bijbehorend beeld voorzien. Een taak die werd toevertrouwd aan Henk Hofstede van de Nits, die al enkele jaren volop met film en video in de weer is. Met vaste cameraman Phil de Bie registreerde hij alle dagen en nachten waarin bij Vrienten thuis in Amsterdam aan Nacht werd gewerkt.

‘Het is geen documentaire, maar een pure muziekfilm waarin de nacht, mijn huis en studio in de Krom Boomsloot en haar bewoners een belangrijke rol spelen’, zegt Vrienten. Het resultaat wordt op 21 november live uitgevoerd in Bozar, even later staat het ook op cd en dvd.

Ieder van de betrokkenen kreeg één dag om zijn bijdrage op te nemen in jouw studio. Waarom moest het zo snel gaan?

Henny Vrienten: Die grote, doorwrochte levenswerken, daar word ik zo moe van. Dit hele project dient om de perfectionist in mij te bestraffen. Hoe zei Paul Valéry het? ‘Wat af is, is niet gemaakt.’ De perfectionist is een hoogmoedige, en die woont ook in mij. Maar als je te lang plant en organiseert, ben je op de duur rondjes aan het draaien. Ik wilde iets maken dat de kracht van het terloopse bezit. Die manier van samenwerken voor deze soundtrack kwam ook doordat ik nu een groot deel van mijn arbeidstijd in liedjes voor Het Klokhuis en Sesamstraat steek. Daar heb ik uit geleerd dat het eerste muzikale idee altijd het beste werkt. Al het pietepeuterige werk dat daarna komt, werkt ondermijnend.

Je versmolt al die ruwe opnames uiteindelijk in je eentje tot een grote soundtrack. Dat vergt wel een wil tot overgave van de mensen die meewerkten.

Vrienten: Wat zo mooi was aan dit project, is dat het elf keer een totaal ander maakproces was. De een komt met het grootste gemak en de grootste onnadrukkelijkheid zijn ding doen. De ander blijft na jaren nog altijd de controlefreak, wil het nog een vierde of vijfde keer overdoen. Ik wilde met deze mensen graag dingen loslaten. Iedereen liet een ongepolijste diamant achter en ik ging ermee aan de slag. Niemand wist in welke context zijn bijdrage zou komen te staan. Sommigen zullen wel geschrokken zijn. Toch knap van de controlefreaks dat ze hebben kunnen loslaten.

Hou je meer van de nacht dan van de dag?

Vrienten: Ik ben geen uitgesproken nachtmens. Ik zit al heel lang niet meer in kroegen en feesttenten. Ik hou ervan om ’s nachts in bed te lezen. De nacht is het ontdaan zijn van de dag. Het is de tijd van beloning: het glas wijn mag en de liefde mag. Zo’n tijd waarin niets meer moet. Het hart in rust. Zeventig slagen per minuut: dat tempo heb ik in de arrangementen bewust aangehouden. Met een metronoom heb ik het tempo bij ieder nummer afgemeten – hoewel er heel verschillende ritmes in de cd zitten. Ik associeer de muziek ook met een auto die ’s nachts over een verlaten snelweg rijdt. Of met een pakhuis met een raampje waarachter nog licht brandt en iemand zit te werken. Hoewel ik eerlijk gezegd altijd tijdens de kantooruren werk.

Kan je je meest verschrikkelijke nacht beschrijven?

Vrienten: Nee. Het was de nacht dat ik drie kwartier te laat bij het sterfbed van mijn vader arriveerde.

Het laatste liedje is van jou alleen: daarin laat je een wakende een slaaplied zingen.

Vrienten: Wachten is een ultieme bezigheid. Het is openstaan voor wat je hoort in je hoofd. Het is een mooie gemoedstoestand. Ik heb vijf kinderen. Ik weet wat het is om gerust te stellen, om uren te kijken naar iemand die slaapt en niet weet dat je kijkt. Ik weet wat het is om te liggen woelen in het zware schemeruur. En oudere mannen moeten ’s nachts al eens opstaan om een plasje te doen. Eigenlijk kan ik de ideale nacht niet beter omschrijven dan als de nacht die je in zijn geheel kunt doorslapen.

Henk Hofstede heeft zich de jongste jaren ontpopt tot filmer. Was het vanzelfsprekend dat hij de soundtrack van beeld zou voorzien?

Vrienten: Het plan zocht zijn eigen weg. We wilden geen klassieke muziekfilm waarbij alleen het maakproces gefilmd werd, het moest meer zijn. Weinig mensen zien Henk los van The Nits, maar hij is wel degelijk een begaafd filmmaker.

Kun je jezelf los zien van Doe Maar?

Vrienten: Gisteren zat ik in een tv-show waar ze een compilatie lieten zien van mij in mijn wilde dagen. Ik zat naar een alien te kijken. Het leek zo veraf, en tegelijk ook weer niet. Ik ben dus Henny Vrienten van Doe Maar, dat weet ik ook wel. Het zou ook gekunsteld zijn dat te ontkennen. Maar vandaag kijk ik er geamuseerd naar: ik zie een waanzinnige dingen uitschreeuwen alsof hij de waarheid verkondigt. Toen wás dat voor mij ook de waarheid. ‘Doe maar net alsof je neus bloedt.’ ‘Tot de Bom valt.’ Het was een veroordeling van iedereen die lethargisch in het leven stond. Maar ik hou niet van propagandateksten. Ik zou het nu niet meer over mijn lippen kunnen krijgen. Dat kon ik alleen nog in de onbezonnenheid van mijn jeugd.

Eén nacht alleen…

Vrienten: Een liedje met dertig vrouwennamen erin. Ik zou het nu niet meer uit mijn pen krijgen. Ik geloofde in alles wat ik zong. Nu weet ik dat er geen waarheid is. Van alles wat je zegt, kan je het tegendeel beweren. En niemand die het door heeft. Waar ik nu zo ontzettend moe van word, is die muziek met semipoëticale, ronkende metaforen in een waas van belangrijkheid. Dat megalomane van de pop en rock van deze tijd. Waar ik al even moe van word, is al dat unplugged, met een zweem van ‘Oh wat zijn we kwetsbaar…’ Voor het eerst heb ik op deze cd synthesizers als een statement gebruikt. Die dingen bestaan allemaal, waarom zou ik een orkest inhuren? Vandaag zou ik een hiphopper of een rapper zijn. Die jongens met hun wijsheid van de straat, dat directe taalgebruik, daar hou ik van. Het zijn mijmeringen. Er zit geen statement in. Ik hou meer van mijmeringen dan van geronk.

Is roem een wapen?

Vrienten: Ik heb het een paar jaar geleden een hoer of zoiets genoemd.

Je noemde het ‘een gevaarlijke maîtresse’.

Vrienten: Nu ja, dat is misschien hetzelfde.

Je hebt onlangs nog een liedje voor de PVDA geschreven, waarin je het opnam voor de uitgeprocedeerde vluchtelingen. Tom Barman deed iets gelijkaardigs door het voortouw te nemen in de strijd tegen de verrechtsing.

Vrienten: Junkie XL vroeg me om met hem dat liedje voor de PVDA te maken. Hij is een van die hele leuke jonge muziekmakers. Ik vind het niet erg om mijn betrokkenheid te tonen – hoewel ik betrokken kunst walgelijk vind: Oostblokschilderijen noem ik geen kunst meer. Maar een kunstenaar mag wel betrokken zijn. Als er in Nederland 26.000 mensen uitgeprocedeerd zijn en je zoomt in op die mensen en in welke omstandigheden zij moeten overleven, dan heb je als mens – of je nu bekend bent of niet – geen keuze. Dan moet je al ongelooflijk harteloos zijn om niets te doen. Dan moet je naar je eigen kinderen kijken. Maar ik betwijfel of je met je roem of muziek mensen op andere gedachten kan brengen. Ik geloof niet dat een jongen die in Antwerpen op een tweesprong staat en denkt: ‘Ik ga schieten’, tot inkeer zal komen als hij een lied van Tom Barman of van mij hoort. Geen muziek die dat kan verhelpen. Ik geloof wel in muziek als adhesiebetuiging.

Sommige mensen met wie je voor ‘Nacht’ samenwerkte, zoals Boudewijn de Groot, ken je al heel lang. Midden jaren 70 zat je in zijn begeleidingsband.

Vrienten: Boudewijn was mijn eerste opdrachtgever. Hij was de eerste die de mensen voor wie hij producete, zoals de Blue Diamonds, mijn teksten liet zingen. Boudewijn de Groot is de Godfather van Doe Maar. In zijn band heb ik Ernst Jansz leren kennen, hij speelde er piano. In 1980 vroeg Ernst of ik bij Doe Maar wilde komen. Van Boudewijn heb ik geleerd dat het geen schande is om hard te werken. Hij kon soms drie maanden zitten zweten op een liedje, op de juiste toonhoogtes. Ik had hem lang uit het oog verloren. Sinds kort werken we nu weer samen.

Ernst Jansz doet niet mee op de ‘Nacht’-cd.

Vrienten: Ik heb Ernst wel gevraagd een track te leveren, maar om een of andere reden van agenda’s lukte het niet. Met Ernst zal ik nog zo vaak samenwerken. Met Ernst komt het altijd wel goed.

Hoe koos je de mensen met wie je deze soundtrack wilde maken?

Vrienten: Het zijn mensen met wie ik ooit samenwerkte of met wie ik dat graag wilde doen. Mensen die ik om een of andere reden bewonder. Ik ken niemand in de Lage Landen die zo het woordje ‘dan’ kan zingen als Frank Boeijen. Hij is een groot zanger. Met Thé Lau had ik nog niet samengewerkt. Ik hou van zijn gemompel. Hij is de enige op de plaat die je niet kan verstaan, maar zijn muziek is van een grote eigenheid. Hij gaat ook al zo lang mee. Het zijn mensen die je niet meer omverloopt. Pieter Both van Beef is een jongen die ontzettend goed kan zingen. Met Tom Barman had ik een oude afspraak. Na ons optreden met de Doe Maar-reünie hadden we elkaar beloofd dat we ooit samen iets zouden doen. Met Def P werk ik al langer samen. Hij is rechtschapen en ontdaan van alle pose, een exponent van de huidige muziek. Solex is een jonge vrouw die me kippenvel bezorgt met haar stem. Jan Rot heeft de Mattheüspassie hertaald. Tom America is een grootmeester in het samplen. Herman Finkers heeft in zijn huis een kapel laten bouwen omdat hij zo bezeten is door gregoriaanse muziek. Toen hij voorstelde om het Wees Gegroet in het Twents te zingen, was ik een en al oor. Nu je ’t zegt: er staan wel veel oude zakken op die cd.’

Heel wat muzikanten van jouw generatie hebben zich toegelegd op literatuur. Ernst Jansz, Thé Lau, om er maar een paar te noemen. Zelf heb je intussen al een paar dichtbundels samengesteld met werk van Slauerhoff, ‘De Tachtigers’. Onlangs verscheen er ook een met vergeten dichters uit de 20e eeuw. Tijdens de voorstelling van ‘Nacht, de Sountrack’ zal er ook poëzie op scène gebracht worden. Vanwaar die hang naar het geschreven woord?

Vrienten: Wij komen nog uit een generatie waarin thuis gelezen werd. In mijn ouderlijk huis kwam er pas een televisie binnen toen ik 15 was. Ik heb altijd als een idioot gelezen. Andere vormen van vermaak ken ik niet. Ik heb geen iPod en geen computer. Mijn assistent print de e-mailberichten die ik ontvang uit. Ik ben nog nooit op Google geweest. Ik heb nog nooit gegamed. En toch voel ik me niet eenzaam.

Ik heb me nooit zelf geprofileerd als dichter. Poëzie staat ver genoeg van mijn eigen vakgebied af om ervan te genieten. Als ik naar muziek luister, is mijn grote handicap dat ik alles aan een technisch oor onderwerp.

Staat poëzie dan zo ver van je vakgebied als liedtekstschrijver af?

Vrienten: Een liedtekst is iets totaal anders dan poëzie. Nogal wat pogingen om poëzie op muziek te zetten, klinken als rozen die nog eens rood geverfd worden. Het lukt maar in een paar gevallen. Ik heb Guido Gezelle ooit getoonzet. Iedereen mag het tegendeel beweren, maar die man heeft goed werk geschreven.

Een liedtekst vraagt een eenduidige boodschap. Een goed liedje, dat zijn soundbites. Als je Autumn Leaves hoort, zie je bladeren vallen. ‘Is dit alles…’, dat zijn kreten. ‘Hé schoon wijveke…’ is geen poëzie, maar wel een sterke muziektekst. Ik herinner me dat liedje toch nog altijd. Hoewel het lang heeft geduurd voor ik wist wat totte mij betekende.

Je werkte de laatste jaren vooral achter de schermen. Kan een mens zich van zoveel aandacht ontdoen?

Vrienten: Met gepaste trots kan ik nu zeggen: ‘Dat heb ik toch bewezen.’ Aandacht is verslavend. En als je het een keer hebt, kan je er niet genoeg van krijgen. Er zat een lange afkickperiode aan vast. Maar als steeds jongere kinderen naar je komen kijken en je je afvraagt: ‘Dit zijn wij toch niet?’, moet je ophouden met je bandje. Natuurlijk zitten daar gevolgen aan vast. De geldkraan draait dicht. Ik wilde niet op tv in spelletjes gaan meespelen. Ik ben een kluizenaar voor de media geworden. Dat heb ik 20 jaar gedaan. Af en toe een project tussendoor, zoals dit, dat is dan een keuze. Ik blijf graag dingen doen die me verder brengen dan voor de spiegel.

Door Anna Luyten

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content