Frank Van Passel, met Julie Delpy, Shaun Dingwall, Shirley Henderson, Harriet Walter, Timothy West, Frank Vercruyssen.

Ondanks sommige gebreken en het schier onmogelijke van de opdracht – cinematografische equivalenten vinden voor de taalkundige rijkdom die literatuur tot literatuur maakt – getuigt de Willem Elsschotverfilming Villa des Roses van een visuele kracht en filmische inspiratie die je maar al te zelden bij een Vlaamse cineast aantreft.

Frank Van Passel ( Manneken Pis) opent zijn langverwachte tweede lange speelfilm met de lugubere verschijning van soldaten met gasmaskers – de gruwel van de loopgravenoorlog krachtig samengebald in enkele sterke beelden.

De gestileerde aanpak blijkt al meteen uit deze proloog waaruit het eigenlijke verhaal in flashbacks opborrelt. De rest van deze claustrofobische film speelt zich nagenoeg geheel af in de bouwvallige Villa des Roses, een door Engelse immigranten gerund Parijs pension vol spinnenwebben, krakende trappen, instortende zolderingen en veel opgekropte menselijke miserie – het is ook de laatste (?) thuishaven van een aantal berooide burgers en moedeloze avonturiers.

In de beginscènes zoekt de film een beetje moeizaam zijn weg in plotloze sfeer, tot er scherp wordt gesteld op de relatie tussen de nieuwe meid Louise (Julie Delpy) en een van de jonge gasten. Tegen de achtergrond van het wegkwijnend en door sluiting bedreigd pension, laat Louise, al moeder en weduwe, zich langzaam inpalmen door de vlotte verleider Richard.

Van Passel ontwijkt trefzeker alle klippen van de kostuumfilm uit de belle époque. In plaats van decoratief spektakel, krijgen we melancholische introspectie in dit verstikkende liefdesdrama dat bijna op fluistertoon wordt verteld.

Van de ‘lichtstad’ krijgen we niet veel te zien: de zeldzame totaalopnamen zijn retro-prentbriefkaarten van Parijs – een noodoplossing uit budgettaire overwegingen neem ik aan, maar ze past wonderwel bij de teneur en de stilistische keuzes van de film. De ontkleurde fotografie verwijst naar de oude daguerreotypie en naar de sepia-tinten uit de stille film. In de beste scènes heeft Villa des Roses de expressieve kwaliteiten van een primitief melodrama uit de oude doos. Ook de bleke verschijning van Julie Delpy doet aan de kwetsbare maar taaie heldinnen van weleer denken.

Villa des Roses wordt her en der koelheid verweten, terwijl het veeleer om terughoudendheid gaat. Van Passel smeert het er nooit duimendik op, maar laat de emoties rustig opwellen, zonder ooit in mierzoete sentimentaliteit te vervallen. Waardoor de tragiek van sommige situaties des te harder aankomt.

Er zijn zeker mankementen: de ommekeer bij het personage van Richard is te bruusk; soms lijken er scènes te ontbreken (het resultaat van de moeizame, problematische montage, met ruzie tussen regisseur en producent Dirk Impens?) En ook de Vlaamse inbreng in het overwegend buitenlands acteerbestand is hoogst onevenwichtig, gaande van degelijk (Frank Vercruyssen), weldadig kort (Jan Decleir) tot potsierlijk karikaturaal (in weerom een demente rol lijkt Dora Van der Groen op een Vlaamse versie van een kabuki-spook)

Patrick Duynslaegher

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content