Nog nooit klonk het wereldwijde gejubel voor Vlaams stripauteur Olivier Schrauwen zo luid als bij zijn nieuwste strip, Arsène Schrauwen, over het verblijf van zijn grootvader – maar dan niet echt, of toch niet helemaal – in Belgisch-Congo. En daarvoor hoeft hij zich nog niet eens buiten zijn keuken te wagen. ‘Het échte leven is wat er in je hoofd omgaat tijdens de afwas.’

My Boy (2006), De man die zijn baard liet groeien (2010), Le miroir de Mowgli (2011): het zijn titels die zelfs bij fervente striplezers niet altijd een belletje doen rinkelen, ook al verzamelde Olivier Schrauwen (37) er prijzen en nominaties mee in heel Europa, waaronder drie nominaties voor beste album in Angoulême – geen slecht gemiddelde, met drie albums. Art Spiegelman (van Maus) noemde Schrauwen zelfs de origineelste stripmaker sinds Chris Ware (Building Stories) en Ben Katchor (De Jood van New York). Maar alleen De man die zijn baard liet groeien verscheen in het Nederlands, dus je moest als Vlaming al erg gemotiveerd zijn om Schrauwens ander werk te lezen.

Arsène Schrauwen, het nieuwe boek van de Vlaamse Berlijner, pronkte over de plas al in verschillende eindejaarlijstjes, omdat het eerder al in het Engels verscheen. Schrauwen schreef het boek ook in het Engels, des te moeilijker omdat het toch aardig wat tekst bevat. ‘Ik besefte pas hoezeer ik daarmee in de problemen kwam toen ik het eerste deel al getekend had’, lacht Schrauwen. ‘En toen was er geen weg terug meer. Misschien is het misvorming door acht jaar Berlijn. Ik gebruik hier veel krom Engels.’

Het kloeke verhaal van 260 bladzijden is een heel verschil met de korte stripjes uit zijn vorige boeken. Arsène bestrijkt het hele gamma van wonderlijk over ernstig tot grappig en de auteur toont zijn talent als verteller meer dan ooit tevoren. Het moge duidelijk zijn: we hebben bij bookmakers al ingezet op nieuwe nominaties voor internationale prijzen. Nu alleen nog duidelijk maken waarover het boek gaat.

POGING 1 Volgens de psychedelisch vormgegeven cover gaat Arsène Schrauwen over Arsène, avontuur, liefde, architectuur, vrijheid, angst, het onbekende, niets, projectie, verwachting, nieuwe kennissen, fantasten en gevangenschap.

OLIVIER SCHRAUWEN: Het valt gewoon niet kort uit te leggen. Ik heb het voor mezelf nog nooit duidelijk kunnen maken. Ik dacht er ook niet over na terwijl ik het boek tekende. Zo’n verhaal krijgt bij mij spontaan vorm.

Misschien wil je ook niet dat je boek in drie lijnen samen te vatten is.

SCHRAUWEN: Integendeel, dat zou handig zijn voor interviews. (lacht) Soms denk ik te weten waarover het gaat, maar twee dagen later ben ik al van mening veranderd. Ik heb nog nooit bewust een thema voor mijn boeken gekozen. Soms heb ik wel een idee, maar meestal heeft mijn onderbewuste andere plannen.

Aan de ene kant vind ik het belangrijk dat een boek intuïtief ontstaat, omdat ik – zoals iedereen waarschijnlijk – heel benieuwd ben naar wat er in de krochten van de psyche omgaat. Een boek maken is een manier om daarin te graven. Aan de andere kant wantrouw ik mijn eigen intuïtie. Ik ben er niet van overtuigd dat die altijd interessant materiaal oplevert. Het blijft dus dubbel.

Het onderbewuste en de fantasie zijn leuker dan het dagelijks leven?

SCHRAUWEN: Voor mij is dat het echte leven. Wat er in je hoofd omgaat terwijl je de afwas staat te doen. (lacht)

POGING 2 Arsène Schrauwen was de grootvader van Olivier. Wacht, eigenlijk kan dat niet juist zijn, want het was zijn grootvader aan moederskant. In elk geval raakte hij in Oliviers fantasie betrokken in een megalomaan Congolees bouwproject, een stad vol geschifte architectuur, midden in de jungle. Hij reed er rond in een amfibiewagen en nadien keerde hij braaf terug naar huis.

In het boek is Arsène je grootvader, maar hoe echt is hij?

SCHRAUWEN: Arsène was eigenlijk de vader van mijn moeder. Hij heette dus niet Schrauwen, maar Puype. Hij heeft een tijdje in Congo doorgebracht, maar niemand weet hoe lang precies. Hij vertelde er bijzonder weinig over. De invulling van zijn tijd ter plaatse heb ik dus verzonnen. Er zit wel iets van zijn persoonlijkheid in het boek. Zijn flauwe humor bijvoorbeeld. Veel mopjes begreep ik als kind niet en dus nam ik die heel serieus. De gebeurtenissen zijn totaal niet accuraat. Ik denk dat lezers dat ook heel snel zullen beseffen. (lacht)

Arsène is een heel passief personage.

SCHRAUWEN: Dat is een constante in mijn strips, dat hoofdpersonages weinig initiatief vertonen. Alleen de omstandigheden kunnen hen tot actie dwingen.

Enige gelijkenis met de auteur?

SCHRAUWEN: Bwa, dat is alleszins een aspect van mijn persoonlijkheid. Maar ik ben ook Marieke, de ondernemende vrouw op wie Arsène verliefd wordt.

Veel thema’s in het boek waren ook actueel in Belgisch-Congo, zoals architectuur. Heb je je daarover gedocumenteerd?

SCHRAUWEN: Mijn vader is architect en ik ben al vroeg geconfronteerd met zijn boeken over bepaalde belangrijke architecten, maar mijn verhuizing naar Berlijn acht jaar geleden heeft er veel mee te maken. De eerste versie van het verhaal heb ik bedacht toen ik hier pas woonde. Het project van de potsierlijke stad die de neef van Arsène in de jungle wil bouwen, is geïnspireerd door dingen die ik in Berlijn zag, zoals de Potsdamer Platz. Daar staan heel veel prestigeprojecten bij elkaar. Apart zijn dat allemaal mooie modernistische gebouwen, maar samen lijkt het een vreemd pretpark. Er komt niemand, behalve wat verdwaalde toeristen, dus het plein biedt meestal een doodse aanblik.

Hadden de architecten die je via je vader leerde kennen in Afrika gewerkt?

SCHRAUWEN: Nee, dat waren voor de hand liggende namen zoals Le Corbusier, mannen met veel verbeelding die hele steden wilden vormgeven. Ik vind het eigenlijk een heel aantrekkelijk idee om ergens waar nog niks is een stad te bedenken. Dat is ook op verschillende plaatsen geprobeerd. Brasilia is bijvoorbeeld een prachtige modernistische stad die nooit tot leven is gekomen. In plaats van een metropool waar mensen samenleven, is dat een spookstad geworden.

Je boek speelt zich voor een groot deel in de jungle af, een weerkerend decor bij jou. Denk je dat je grootvader je interesse daarvoor heeft aangewakkerd?

SCHRAUWEN: Ik weet niet precies wat het is. Misschien heeft het ermee te maken dat het zo’n eenvoudige setting is: alleen mens en natuur. Dat wordt automatisch een soort scheppingsverhaal. Ik teken niet speciaal graag dieren, maar ze komen altijd terug.

Je bent zelf in Gambia en Tanzania geweest. Beïnvloedt dat de manier waarop je Afrika tekent?

SCHRAUWEN: Een beetje wel. In Gambia heeft er twintig jaar geleden een staatsgreep plaatsgevonden. De dictator heeft er enkele prestigegebouwen laten zetten. Eén ervan is Arch 22, een soort enorm bombastische Arc de Triomphe. Dat soort monumenten heeft de vormgeving beïnvloed van de nieuwe stad die in mijn boek gebouwd wordt.

POGING 3 Een jongeman raakt zo onder de indruk van zijn nieuwe omgeving dat hij zich in een kleine bungalow afsluit van de wereld, uit angst voor een parasiet die via de urinestraal het lichaam binnendringt. Later wordt hij verliefd op de vrouw van zijn neef. Hij wordt ook nog bijna verkracht door luipaardmannen.

Sterke verhalen van kolonialen over parasieten en luipaardmannen heb je met zichtbaar plezier verwerkt. Parate kennis voor jou?

SCHRAUWEN: De luipaardmannen kent iedereen wel. Mijn olifantsworm is dan weer een vermenging van een Zuid-Amerikaanse worm die inderdaad via de urinestroom het lichaam in kan zwemmen met een parasiet uit Afrika die elefantiasis veroorzaakt, waardoor het slachtoffer opzwelt. In mijn verhalen neem ik vaak twee dingen die niet noodzakelijk bij elkaar horen en ik versmelt ze tot iets nieuws.

Was het een bewuste keuze om de Congolese bevolking letterlijk uit beeld te houden?

SCHRAUWEN: Toen ik de tekst schreef, speelde ik er al mee dat Arsène de lokale mensen amper te zien krijgt. Het was een soort kat-en-muisspelletje. Dus kwam vanzelf het idee om dat door te trekken en ze in de strip bijna helemaal achterwege te laten.

Dat zorgt voor een soort grappige dreiging: de blanken hebben totaal geen benul van waar ze in beland zijn.

SCHRAUWEN: En zeker Arsène niet. Die is alleen bezig met zijn meest basale behoeften: eten, drinken, en zijn verliefdheid, natuurlijk. Ik vermoed dat de lezers zich in navolging van Arsène ook daarop zullen focussen en de lokale bevolking ook bij hen op de achtergrond komt. Zo worden ze bijna medeplichtig aan zijn desinteresse.

Het feit dat ze zo nadrukkelijk uit het boek blijven, kun je als een statement over de kolonisatie lezen: de lokale bevolking is quantité négligable.

SCHRAUWEN: In zekere zin is Arsène een avonturenverhaal. Een parodie, natuurlijk, maar toch ook een echt avonturenverhaal. Als je naar de Hollywoodversie daarvan kijkt, Indiana Jones bijvoorbeeld, dan wordt de lokale bevolking meestal voorgesteld als een meute. Of ze nu de held steunt of boos op hem is, het blijft een krijsende bende. Dat wilde ik te allen prijze vermijden.

Is het in die zin ook een antwoord op Kuifje in Afrika?

SCHRAUWEN: Dat was niet de bedoeling, maar ik heb die strip als kind misschien wel vijftig keer gelezen, dus het zou kunnen dat die onbewust in Arsène is geslopen. Lang geleden heb ik voor Vlaamse striptijdschriften nog verhalen gemaakt met een gruwelijk stereotiepe zwarte zoals in Kuifje in Afrika. Ook al was dat niet stigmatiserend bedoeld.

Gaandeweg is dat verminderd. Volgens mij is dat de invloed van komiek Han Coucke. Die tapte als het typetje Han Solo politiek incorrecte moppen. Veel niet-racistische mensen in het publiek lachten omdat hij daarmee een grens overschreed. Filip Dewinter zat in de zaal en lachte om dezelfde reden, namelijk omdat de moppen niet politiek correct waren. Het is blijkbaar lastig om je voortdurend op een juiste manier te verhouden tegenover zwarten, moslims, gehandicapten, feministen, noem maar op. Een goeie foute mop kan dan wat comic relief brengen. Maar mij lijkt het beter om de ongemakkelijkheid die je tegenover andere bevolkingsgroepen voelt intact te houden.

Het tweekleurige blauw en rood van Arsène doet denken aan de manier waarop de eerste Suske en Wiskes werden gedrukt. Is Arsène ook een reactie op de Vlaamse avonturenstrip?

SCHRAUWEN: Ik zou nooit op het idee gekomen zijn om dat blauw en rood af te wisselen als ik nooit een Suske en Wiske onder ogen had gekregen. Maar ik wilde niet echt verwijzen naar die albums. Op de een of andere manier vind ik ze wel sympathiek, maar ik denk er niet verder over na.

Het is het eerste boek waaruit duidelijk wordt dat je veel leest. Je noemt Amerika van Franz Kafka als invloed, Heart of Darkness van Joseph Conrad heb je duidelijk ook gelezen.

SCHRAUWEN: Vroeger las ik veel romans. Nu lees ik vooral non-fictie. In die mate zelfs dat ik heimwee heb naar de tijd waarin ik op mijn gemak een roman kon uitlezen zonder op Wikipedia de achtergrond ervan te onderzoeken. Alleen door zelf een verhaal te bedenken kan ik nog eens helemaal opgaan in fictie.

Het dwingende van een Hollywoodscenario vind ik bijzonder saai. De eerste akte vind ik nog de boeiendste, omdat daarin nog niet alles helemaal gedefinieerd is. In de tweede akte zit ik me al serieus te vervelen omdat je weet dat het verhaal maar twee richtingen meer uit kan gaan. Ik heb Arsène eerst als een nonsensverhaal in een boekje geschreven. Toen ik het begon te tekenen, heb ik veel overbodige verhaallijnen eruit gesneden, maar er ook een aantal behouden zonder dat ik zeker wist of ze ergens naartoe zouden leiden. Je worstelt daar een beetje mee terwijl je het vervolg moet bedenken, maar het is juist plezierig om spontane oplossingen te zoeken.

ARSÈNE SCHRAUWEN

Nu ook uit in het Nederlands, bij Bries.

DOOR GERT MEESTERS

Olivier Schrauwen ‘ARSÈNE WAS EIGENLIJK DE VADER VAN MIJN MOEDER. HIJ HEEFT EEN TIJDJE IN CONGO DOORGEBRACHT, MAAR HIJ VERTELDE ER BIJZONDER WEINIG OVER, DUS DAT HEB IK DAN ZELF MAAR VERZONNEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content