‘VERGEET BATMAN, VERGEET WOLVERINE: NOAH IS DE ORIGINELE SUPERHELD’

Wordt het een zondvloed van digitaal gepimpte, Bijbelse bombast? Of een meeslepend epos vol Hollywood- en andere beesten? Vanaf volgende week kunt u eindelijk uw salomonsoordeel vellen over Noah, de langverwachte Bijbelfilm van Darren Aronofsky. Op visite bij de schepper van The Wrestler, Black Swan en andere donkere drama’s vol aardse tragiek. ‘Of je nu een kleine indiefilm of een groots epos maakt, het is altijd hetzelfde liedje: er is altijd te weinig tijd en te weinig geld.’

Een dure Hollywoodfilm maken gebaseerd op de Bijbel, de held van dienst ”s werelds eerste ecologist’ dopen, er het nodige digitaal gepimpte doemspektakel bij scheppen én goddelijke monsters als Russell Crowe, Anthony Hopkins, Jennifer Connelly en Emma Watson mee aan boord sleuren? Van in den beginne, toen de aarde nog woest en leeg was en de promocampagne nog moest starten, leek het wel alsof Darren Aronofsky vroeg om – ofwel vanuit religieuze hoek, ofwel vanuit de bovenste verdiepingen van de Paramount-studio’s – de nodige klappen te krijgen.

Maar hoeveel deining Noah inmiddels ook heeft veroorzaakt, en hoeveel banvloeken de New Yorkse regisseur vanuit christelijke, islamitische en joodse hoek ondertussen ook over zich heen heeft gekregen, voor Aronofsky is dit Bijbelepos géén project, het is een levensmissie, een droom, of beter nog: een visioen dat in vervulling gaat. De dertienjarige Darren werd destijds op school gevraagd om een brief te schrijven over het thema vrede. Hij baseerde zijn opstelletje op het oudtestamentische verhaal van Noah en de zondvloed. Het winnende resultaat mocht hij uiteindelijk voorlezen in het New Yorkse hoofdkwartier van de Verenigde Naties.

‘Het was het begin van mijn openbare leven, en van mijn Noah-obsessie’, grapt Aronofsky 32 jaar later – en dankzij uppercuts als Requiem for a Dream (2000), The Wrestler (2008) en Black Swan (2010) uitgegroeid tot een van de toonaangevende maverickregisseurs van zijn generatie. ‘Sindsdien is het verhaal altijd in mijn hoofd blijven hangen. Zoals zo veel kinderen was ik enorm gefascineerd door de ark en al die dieren die mee aan boord waren. Je zou eens moeten weten hoe vaak ik die getekend heb. Mijn schoolmakkers waren gek op Spider-Man en Superman. Mijn favoriete superheld was Noah.’

Nochtans is het niet meteen een verhaaltje dat je je kinderen voorleest bij het slapengaan. Voor wie indertijd heeft zitten suffen tijdens de catechese, of voor de koppige ketters: het verhaal staat zowel in de Thora, de Bijbel als de Koran en gaat over de vrome stamvader Noah die nattigheid, véél nattigheid voelt wanneer God hem duidelijk maakt dat hij not amused is met alle geweld en ongeloof die zijn schepping bezoedelen. Op last van God, die een reinigende zondvloed in de zin heeft, begint Noah daarom een gigantische houten ark (‘300 el lang, 50 el breed en 30 el hoog’, oftewel 135 bij 22 bij 13 meter) ineen te timmeren voor hem, zijn vrouw en zijn kinderen. Maar wat ook mee aan boord moet, is een mannelijk én een vrouwelijk exemplaar van elke diersoort, kwestie van na de bolwassing alle schaapjes, duifjes, geitjes en blijkbaar ook panda’s weer op het droge te hijsen. ‘Het zijn maar vier hoofdstukken uit het Oude Testament’, weet Aronofsky, die naast film ook biologie en sociale antropologie studeerde aan de unief van Harvard, en dus altijd al in wetenschappelijke en religieuze fenomenen geïnteresseerd was. ‘Maar er zit zo veel in: actie, spanning, spektakel, fantastische beelden en personages en diepe, fundamentele vragen over goed en kwaad, en over het lot van de menselijke soort.’

In die zin sluit Noah perfect aan bij zijn vorige langspelers, want Aronofsky mag zich dan nooit eerder aan een duur studiospektakel met een copieuze dosis cg-shots hebben gewaagd, van een portie waanzin, geweld, obsessie, hybris, tragiek en andere blutsen en builen was hij ook in het verleden nooit vies. Vraag dat maar aan de uitgeteerde junks uit Requiem for a Dream, aan de suf gebeukte Randy the Ram uit The Wrestler of die psychotische ballerina uit Black Swan. ‘Ik heb altijd de schemerzones opgezocht. Licht herken je door duister. Geluk door ongeluk. Zin door waanzin. Zelfs als kind vond ik happy ends maar niks. Ze klopten niet. Zo was het leven niet. Een aantal kids met wie ik opgegroeid ben, zijn op het criminele pad beland of aan de drugs geraakt. Nochtans kwamen ze uit dezelfde school, uit hetzelfde milieu als ik. Ik bedoel: het ligt allemaal zo dicht bijeen. Zelfs binnen in mezelf is het een voortdurend gevecht. Tussen de realist en de dromer, de romanticus en de rationele wetenschapper.’

HET MAG DAN OOK NIET VERBAZEN DAT ARONOFSKY HET Noah-verhaal – dat zich met zijn maniakale held, donkere visioenen, familiale tragiek en morele grijszones helemaal op zijn turf bevindt – al eerder trachtte te verfilmen. Een eerste, vergeefse poging ondernam hij in 1998, nadat zijn zwart-witte lowbudgetdebuut Pi (over een paranoïde wiskundenerd die de code van het leven hoopt te kraken) een internationale arthousehit was gebleken. In 2007, nog voor hij in Venetië de Gouden Leeuw won voor zijn spierbalsemdrama The Wrestler, probeerde hij het een tweede keer en legde hij zelfs een scenario voor aan Universal. Maar toen dat jaar de religieuze komedie Evan Almighty, met Steve Carell als hedendaagse, all-American Noah, uitdraaide op een bebaarde flop van Bijbelse proporties moest hij zijn epische ambities opnieuw in de schuif stoppen.

Toch wilde Aronofsky – blijkbaar minstens zo fanatiek als zijn favoriete, volgens de Bijbel zeshonderd jaar oude superheld – van geen wijken weten. Om de studio’s lekker te maken voor zijn project besloot hij om het Noah-scenario dat hij samen met zijn kompaan Ari Handel had geschreven te publiceren als een tweedelige graphic novel, met tekeningen van de Canadees Niko Henrichon. ‘Die kon dienen als richtlijn voor wat ik in gedachten had, als een soort storyboard, zo je wilt. Wat ik vooral duidelijk wilde maken, was dat mijn Noah-film helemaal niks met Evan Almighty te maken had. Het was gewoon wachten op het juiste moment om mijn filmplannen nog een keertje te ontvouwen.’

Dat juiste moment kwam er in 2011. Niet alleen met dank aan die graphic novel, trouwens. Vooral dankzij een obsessief gedreven ballerina. Aronofsky’s Oscar-genomineerde Black Swan, een huiverballet met Natalie Portman als prima ballerina die op en over de grens van de waanzin danst, groeide tegen alle verwachtingen in namelijk uit tot een heuse kaskraker. Wereldwijd bracht de voor nauwelijks 13 miljoen dollar gedraaide film maar liefst 330 miljoen in het laatje. En als er in het moderne Babylon genaamd Hollywood iets is dat twijfels en vooroordelen doet wijken als Mozes de Rode Zee, dan zijn dat niet ideeën of talenten, maar wel keiharde boxofficecijfers.

Geen wonder dus dat filmstudio’s Paramount en New Regency eind 2011 dan toch overstag gingen en Aronofsky, na jaren zeuren en sleuren met zijn denkbeeldige sloep, een cheque van 130 miljoen meekreeg om zijn visioen te concretiseren. Het zou het begin blijken van een gigantische en turbulente onderneming. En dat niet alleen vanwege de sterrencast, met Russell Crowe als Noah, Jennifer Connelly als diens vrouw Naameh, Anthony Hopkins als grootvader Methuselah of Emma Watson als stiefdochter Ila. Aronofsky liet in de botanische tuin van Upper Brookville, New York, tussen de collectie eeuwenoude bomen en planten, een ark op ware schaal bouwen waar hij en zijn crew – o hemelse ironie – orkaan Sandy over zich heen kregen.

‘We konden enkele weken de set niet op, ikzelf zat vier dagen zonder elektriciteit en de bomen en planten liepen flink wat schade op, maar voor de rest bleef de productie gespaard’, getuigt Aronofsky. ‘Bepaalde crewleden waren er wel erg aan toe. Zij verloren hun huis in de orkaan. Maar op de een of andere manier was het een louterende ervaring. Als ik dat tenminste zo mag zeggen. Het bracht ons dichter bij elkaar. Het bracht de hele streek, waar ik opgegroeid ben en waar de meeste van mijn films zich afspelen, dichter bij elkaar. Iedereen hielp iedereen. En de natuurramp deed mensen beseffen dat global warming geen doembeeld uit een verre toekomst is, maar iets heel concreets en bedreigends.’

Aronofsky, die zich als halve bioloog in het verleden al meermaals in debatten over global warming heeft gemengd, filmde trouwens niet alleen enkele maanden in en rond zijn thuisbasis New York. Hij trok ook vijf weken lang naar IJsland, waar de ongerepte, vulkanische landschappen zich moesten voordoen als het oudtestamentische Midden-Oosten. Bovendien begon het échte toverwerk pas na de opnames. In de postproductie moest een hele digitale beestenboel worden gefabriceerd – als veggie en groene krijger wilde Aronofsky géén echte dieren gebruiken – en moesten fantastische creaturen als de nephilim (reusachtige, gevallen engelen uit de oude, apocriefe geschriften) met de computer tot leven worden gewekt.

‘Het klopt dat ik nooit eerder op zo’n grote schaal heb gewerkt’, bekent Aronofsky, die zijn cultdebuut Pi indertijd draaide voor och Here, och arme 60.000 dollar. ‘Maar of je nu een kleine indiefilm of een groots epos maakt, het is altijd hetzelfde liedje: er is altijd te weinig tijd en te weinig geld. Je moet vechten voor je creatieve vrijheid binnen het model dat de producenten hebben uitgestippeld. En die willen wel de best mogelijke film maken, maar ze willen ook hun investering terugverdienen. In die zin ben ik blij dat ik zo lang heb moeten wachten om Noah te kunnen maken. Want eerlijk: ten tijde van Pi was ik nog te jong en te onervaren om dergelijke problemen te managen.’

INZAKE PROBLEMEN MANAGEN IS ARONOFSKY ONDERTUSSEN EEN ervaringsdeskundige. En dan hoef je geeneens te refereren aan recente trubbels zoals het uit de pan swingende budget van Noah – naar verluidt kost de film na alle productieperikelen geen 130 maar 160 miljoen dollar, exclusief promo – of alle, vooraf te voorspellen commotie die de voorbije weken vanuit religieuze hoek de kop opstak. In 2006 maakte Aronofsky pas echt een noodscenario mee, toen hij het budget voor zijn spirituele fabel The Fountain vlak voor de opnames, toen de decors al waren gebouwd,

zag slinken van 70 tot 30 miljoen. En dat nadat hoofdrolspeler Brad Pitt in extremis had afgehaakt en in allerijl moest worden vervangen door Hugh Jackman.

‘Zoiets is hels maar leerrijk’, zegt Aronofsky over die film, die eigenlijk zijn eerste epos had moeten worden, maar uitdraaide op een commerciële en deels ook kritische flop. Zijn enige trouwens. ‘De eerste recensies van The Fountain waren inder-

daad heel negatief. Maar die kwamen van de vakbladen. De reacties daarna, van het publiek en de bloggers, waren net heel positief. In die tijd was de klassieke filmkritiek nog bepalend. Je zat te bibberen wanneer The Hollywood Reporter en The New York Times in je bus vielen. Mocht The Fountain nu uitgekomen zijn, met Facebook en Twitter en zo, zou het wellicht anders zijn gelopen. Maar goed: gedane zaken nemen geen keer. Ik heb in mijn carrière trouwens nooit wat anders moeten doen dan vechten voor mijn projecten. Het werk van een regisseur bestaat voor negentig procent uit mensen overtuigen en geld vinden. De resterende tien procent is schrijven, draaien en monteren.’

Bovendien – en met die gedachte in het achterhoofd – is Noah, zo bekent Aronofsky, niet alleen zijn eerste studiofilm, het is ook de eerste die niet enkel hijzelf en zijn vaste crew, met cameraman Matthew Libatique, huiscomponist Clint Mansell en fetisjacteur Mark Margolis als bekendste namen, wilden maken. ‘Niemand wilde The Wrestler maken, een film over worstelaars met een ongeleid projectiel en has-been als Mickey Rourke in de hoofdrol. Niemand wilde Black Swan maken, een horrorfilm over ballet, begot. Maar toch werden het succesvolle films. Die dingen zijn gewoon te weird voor Hollywood. Maar 2001: A Space Odyssey was weird. Psycho was weird. Dog Day Afternoon was weird. Hell, zelfs The Wizard of Oz was weird. Het klopt dat ik er de voorbije jaren aan gedacht heb om een Batman en Wolverine te maken – goed in de markt liggende studiofilms – maar dat was meer uit goesting en curiositeit, niet uit noodzaak, zoals Noah, of zoals mijn vroegere films. Daarom: vergeet Batman en Wolverine. Noah is de originele superheld.’

Dat filmen uit noodzaak leverde Aronofsky het voorbije anderhalve decennium dan ook een aardig palmares op, en van zijn generatie – hij is er inmiddels 45 – kunnen enkel Paul Thomas Anderson, Wes Anderson en David Fincher aan zijn status tippen. Met Noah in aantocht en een pas aangekondigde tv-serie in opdracht van HBO aan de einder – jawel, ook hij capituleert voor het kleine scherm – kan dat bovendien alleen maar beter worden. Toch? ‘Mmm. Ik weet het niet. Soms denk ik: dit is het, beter kan ik niet worden. Elke kunstenaar heeft zijn limieten, en als ik kijk naar de regisseurs die ik het meeste bewonder – Bergman, Kurosawa, Fellini en noem maar op – dan stel ik vast dat die hun beste werk meestal tussen hun veertigste en vijfenvijftigste maakten. Je bent oud genoeg om ervaring te hebben, en je bent nog jong genoeg om gedreven en voldoende naiëf te zijn. Al zijn er natuurlijk altijd uitzonderingen. Manoel de Oliveira begon pas op zijn zestigste te filmen, is nu bijna even oud als Noah (de Portugese filmnestor is er 105, nvdr.) en maakt nog altijd films.’

In relaxed, zelfgenoegzaam achteroverleunen heeft Aronofsky dus nog lang geen zin. En in terugblikken evenmin. ‘Mijn filmleraar en mentor Stuart Rosenberg (regisseur van Cool Hand Luke, The Amityville Horror en Brubaker, nvdr.) zei ooit: kijk nooit naar je eigen films, dat is masturberen met je broek aan. En dat klopt. Het is ook niet gezond. Een paar jaar geleden vroeg men mij of ik de blu-ray van Requiem for a Dream (2000) wilde superviseren, en ik herkende gewoon de regisseur niet meer die die film had gemaakt. Ik herinnerde me elke opname. Ik weet nog wat ik dacht en voelde. Maar de man en de kunstenaar die ik nu ben – ik ben ondertussen vader geworden, ik ben getrouwd en gescheiden, ik heb The Wrestler en Black Swan gemaakt, ik heb successen en tegenvallers gekend – zou een heel andere film hebben gemaakt. Mijn vriend en collega James Gray drukte het mooi uit: als regisseur beëindig je geen film; je verlaat hem. Twee, drie jaar lang is het je beste, intiemste vriend. Daarna neem je afscheid voor het leven en ga je verder. Je moet wel. Dat is het lot.’

Nog zeven slopende en spannende dagen en Aronofsky mag Noah verlaten, sinds zijn dertiende zijn beste, intiemste vriend.

NOAH

Vanaf 9/4 in de bioscoop.

DOOR DAVE MESTDACH

DARREN ARONOFSKY ‘LICHT HERKEN JE DOOR DUISTER. GELUK DOOR ONGELUK. ZIN DOOR WAANZIN. ZELFS ALS KIND VOND IK HAPPY ENDS MAAR NIKS. ZE KLOPTEN NIET. ZO WAS HET LEVEN NIET.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content