Hij incarneerde al despoten, gangsters en Satan himself; dit keer houdt hij het bij een man die zich in nesten werkt door egoïsme en machogedrag – hoe herkenbaar! De Ierse karakteracteur Gabriel Byrne (57) over schuldcomplexen, meisjes in minirok en zijn nieuwste film ‘Jindabyne’.

Het was alweer een poosje geleden dat we nog wat van Gabriel Byrne hadden gehoord. Maar de 57-jarige Ier heeft dan ook nooit de platgetreden paden bewandeld. Wist u bijvoorbeeld dat Byrne als tiener voor priester studeerde maar de godsdienst voor bekeken hield nadat hij op het seminarie was misbruikt? Dat hij behalve als acteur ook al aan de kost kwam als leraar, archeoloog, tolk, fastfoodkok én – no kidding – matador? Dat hij pas op zijn 29e zijn acteerdebuut maakte, in de theatertroep van In the Name of the Father-regisseur Jim Sheridan? Of dat hij een paar jaar getrouwd was met Ellen Barkin en al twee decennia in Brooklyn woont?

Aan levenservaring geen gebrek, kortom. En die kwam Byrne goed van pas voor zijn nieuwste film Jindabyne, geregisseerd door de Australiër Ray Lawrence. Die baseerde zich op Raymond Carvers kortverhaal So Much Water So Close to Home (dat eerder al in Robert Altmans Short Cuts werd verwerkt) voor een thrillerachtig ensembledrama dat, net als zijn vorige – het beklemmende Lantana (2001) – bol staat van de morele vragen over trouw, identiteit, schuld en boete.

Byrne speelt daarin de rol van Stewart Kane, een hardwerkende huisvader die er jaarlijks met zijn buddies op uit trekt om te gaan vissen en niks of niemand hem daarvan laat weerhouden. Ook geen dood aboriginalmeisje wiens lijk hij opvist en besluit vast te binden aan een boomstronk tot na de trip. Of een kwaaie echtgenote (Laura Linney) die maar niet kan vatten hoe gevoelloos en egocentrisch haar man kan zijn. ‘Ik weet niet wat ik zelf zou doen’, bekent Byrne. ‘Het lijk uit het water halen en er meteen de politie bij halen, is natuurlijk het enige juiste antwoord. Maar ik weet hoe mannen zijn: hun pleziertjes gaan voor alles. Mijn exen kunnen ervan meepraten.’

Is dat je Iers-katholieke schuldcomplex dat opspeelt?

Gabriel Byrne:(lacht) Nee hoor. Dat heb ik, weliswaar na jaren vechten, min of meer van me afgeworpen. Ik bedoel dat ik de ijskoude logica van mijn personage perfect begrijp. Hij heeft weken uitgekeken naar zijn uitstapje en hij kan dat meisje toch niet terug tot leven wekken, het is minstens tien kilometer wandelen tot aan de auto … Dus besluit hij dat het op geen dag aankomt om de politie erbij te halen. Hij is geen gewetensloze smeerlap. Het is moeilijk om een oordeel over hem te vellen, net zoals het ook in het echte leven soms lastig is om goed en kwaad van elkaar te onderscheiden. Dat is ook meteen het grote vraagstuk van deze film en de voornaamste reden waarom ik direct heb toegehapt. Al waren het kortverhaal van Raymond Carver – die ik een literair genie vind – en Lantana, de vorige film van Ray Lawrence, eveneens sterke argumenten.

Stewart is geen archetypische slechterik, wat van ‘Jindabyne’ meer een huwelijksdrama dan een psychologische thriller maakt.

Byrne: Het is ook een analyse van machogedrag in de film. Normaal moet de mannelijke held orde scheppen in een chaotische situatie. Hier gebeurt net het omgekeerde: door de macho uit te hangen zet Stewart zijn huwelijk en zijn patriarchale autoriteit op de helling, en creërt hij dus chaos. Het is zijn machismo dat hem te gronde richt. Daarom wou ik de scène waarin ik op dat lijk stoot zo instinctief en onheroïsch mogelijk spelen. De kijker moest de angst en hysterie van mijn personage – die in schril contrast staan met zijn machopose – zien en voelen.

Is het ook daarom dat die scène in één take is opgenomen?

Byrne: Ray Lawrence filmt sowieso alles in één take. Hij draait ook chronologisch, waardoor alles spontaner en eerlijker oogt. Maar dat kan alleen als je de film tot in het kleinste detail hebt uitgedacht. Of een buitengewoon instinct hebt.

Zoals?

Byrne: De Coens, met wie ik Miller’s Crossing heb gemaakt, zijn absolute controlefreaks die elk shot in hun hoofd hebben zitten, terwijl Jim Jarmusch bijvoorbeeld puur instinctief werkt. Ik ontmoette hem in een bar toen hij Dead Man ging draaien en hij vroeg me of ik geen zin had om de dag erop mee te spelen. Hij zou wel snel een rolletje voor me verzinnen, wat hij ook deed. Ik ging achteloos een bar binnen en drie uur later was ik de zoon van Robert Mitchum in een minimalistische western in zwart-wit. Only in the movies, baby (lacht).

‘Jindabyne’ gaat over juiste keuzes maken en eindigt met een bijna religieuze catharsis. Wat heb je er zelf van opgestoken?

Byrne: Dankzij deze film besef ik eindelijk wat de dood betekent – ik had nog nooit een lijk gezien. Het kan banaal klinken, maar de dood is: het ontbreken van leven. Er is geen pols meer, geen oogopslag, geen warmte. Alles wat menselijk en veilig aanvoelt, is plots verdwenen. Dat vond ik een schokkende, maar verrijkende ervaring. Misschien gaan hooguit een paar honderd mensen deze film zien, maar omdat hij me die fundamentele wijsheid heeft bijgebracht – dat diepe respect voor het leven – zal hij me langer heugen en dierbaarder blijven dan die paar hits die ik heb gemaakt.

Met alle respect, maar je blijft behoorlijk katholiek klinken.

Byrne: Schuldig. Of nee: niet schuldig (lacht). Wat wil je: het is een film over roots, spiritualiteit, dood, boete en territorium. Het is een parabel, alleen is hij gesitueerd in Australië in plaats van in Israël. Het katholieke druipt ervan af, hoewel het een universeel verhaal blijft dat zich overal kan afspelen.

Dit is al de derde keer dat je een filmkoppel vormt met Laura Linney. Bloeit er iets moois?

Byrne: Meestal loopt het in die films niet goed af met ons. Dit keer sla ik haar, en in P.S. heb ik haar verlaten voor een vent. Volgende keer doen we een sentimentele romcom met happy end, beloofd. Kan ik eindelijk nog eens een hit scoren.

Lig je daar wakker van?

Byrne: Niet meer. Als je de vrijheid wil om in artistieke films te spelen, moet je af en toe gezien worden en commerciële toegevingen doen. Maar hoe een film het zal doen aan de kassa, dat houdt me niet meer uit mijn slaap. Ik heb al voor hetere vuren gestaan. Voor een stier in de arena bijvoorbeeld. Of als leraar Gaelic voor een klas vol 16-jarige meisjes in minirok. Je hebt niet écht geleefd voor je Gaelic hebt onderwezen, my friend(lacht).

Door Dave Mestdach

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content