In ‘Munich’ reconstrueert Steven Spielberg de Palestijnse terreuraanslag op de Olympische Spelen in München, én de daaropvolgende vergeldingsacties van de Israëli’s. Het resultaat is een meesterwerk dat te Palestijns is voor de Joden en te zionistisch voor de Palestijnen. Kroniek van een aangekondigde controverse.

Vijf september 1972. Acht Palestijnse terroristen van de zogenaamde Zwarte September-brigade dringen op de Olympische Spelen van München de verblijfplaats van de Israëlische delegatie binnen. Het is het begin van een gijzelingsactie die de Palestijnse zaak wereldwijd in de spotlights plaatst, de toon zet in het Midden-Oosten voor de volgende decennia en het begin inluidt voor een nieuwe periode van internationaal terrorisme. De gijzeling mondt uiteindelijk uit in een waar bloedbad: bij een mislukte reddingspoging van de Duitse politie komen negen atleten om (twee Israëli’s waren al eerder vermoord) en worden vijf politieagenten neergeschoten. Vijf van de acht gijzelnemers laten ook het leven, de drie overlevenden worden gearresteerd.

Munich opent dan wel met een reconstructie van de donkere gebeurtenissen in 1972, toch is de nieuwe film van Steven Spielberg geen gijzelingsdrama. Want het grootste deel van deze complexe genre- en denkoefening speelt zich af in de schimmige periode die volgt ná de tragische ontknoping. Drie dagen na het bloedbad voerde de Israëlische luchtmacht een grootschalig bombardement uit op doelen in Syrië en Libanon, waarna het leger ook effectief Libanon binnenviel om mogelijke terroristen op te pakken. Maar voor enkele hoge functionarissen uit de Israëlische regering ging dat niet ver genoeg: zij wilden een duidelijke boodschap zenden dat Israël niet met zich zou laten sollen. Het zogeheten Comité X onder leiding van premier Golda Meir en minister van Defensie Moshe Dayan besluit om – onder het motto: wat we zelf doen, doen we beter – het heft in eigen handen te nemen. De beruchte geheime dienst Mossad krijgt carte blanche om iedereen die iets met de aanslag in München te maken had op te sporen en uit te schakelen. Om die taak uit te voeren, stelde de Mossad een team van professionele moordenaars samen, en het is hun wraakactie die we in de film volgen.

Met deze verborgen geschiedenis – feit volgens de één, fictie volgens de ander – levert Steven Spielberg de meest actuele en controversiële film uit zijn carrière af. Hij zoomt niet alleen in op een historisch trauma dat met dank aan de tv-beelden van de gijzeling die indertijd live de wereld werden ingestuurd nog steeds akelig vers in het geheugen ligt, maar werpt meteen ook een genuanceerde en bewust ambivalente blik op het politieke mijnenveld van het Midden-Oosten. Munich is niet meteen een film die je van Hollywoods bekendste en meest invloedrijke Jood zou verwachten. Spielberg, maker van het Holocaustdrama Schindler’s List en stichter van de Shoah Foundation (die getuigenissen over de Holocaust verzamelt), heeft zijn pro-Israëlische standpunten nooit onder stoelen of banken gestoken, maar hier is hij niet bang van wat kritiek. De regisseur, die zich gebaseerd heeft op het al even fel bediscussieerde boek Vengeance van de Canadese journalist George Jonas, stelt onomwonden dat de staat Israël door de Mossad erop uit te sturen het ondergrondse terrorisme mee heeft helpen financieren en dat de toenmalige premier Golda Meir een geheime vergeldingsoorlog op gang heeft getrokken. ‘Ik heb altijd achter Israël gestaan telkens het sterk reageerde op bedreigingen van buitenaf’, lichtte de regisseur zijn motivatie toe in een zeldzaam interview met Time Magazine. ‘Alleen: een reactie op een reactie biedt niet noodzakelijk oplossingen. Al decennialang zit het Midden-Oosten in een vicieuze cirkel van bloedvergieten. Waar houdt het op? Hoe kan het ooit ophouden?’

Om de gratuite controverse te vermijden en het politieke debat een eerlijke kans te geven, hield Spielberg de lippen maandenlang strategisch stijf op elkaar. Zo werd de film in Amerika uitgebracht zonder de gebruikelijke promotietournee (niet evident voor een thriller die meer dan 70 miljoen dollar heeft gekost), terwijl tevoren ook geen enkele journalist werd toegelaten op de set. Meer dan een half jaar lang bleef Munich – dat grotendeels in Malta en Boedapest en dus ver buiten Hollywood werd opgenomen – in een dicht rookgordijn gehuld, zelfs voor de acteurs die op geen enkel moment inzage kregen in het volledige scenario. Spielberg zelf is met Munich niet over één nacht ijs gegaan. Zijn vaste producente Kathleen Kennedy verwierf al in 1998 de rechten op Jonas’ boek, maar de regisseur bleef het project jarenlang voor zich uit schuiven. Aanvankelijk omdat het hem aan lef ontbrak, later omdat hij het weinig opportuun vond om in de nasleep van de aanslagen 9/11 een gewichtige film te maken over de Midden-Oosten-problematiek. Drie keer heeft Spielberg het geprobeerd en evenveel keer werd de film voortijdig afgevoerd, tot Kennedy de genreomschrijving ‘historische fictie’ opdiepte en Spielberg de gelauwerde toneelschrijver Tony Kushner kon binnenhalen. Kushner – die een Pulitzer Prize won voor zijn epische Broadwaystuk Angels in America – bewerkte het boek van Jonas tot een razend spannende, hoogst entertainende en emotioneel geloofwaardige lezing van de gebeurtenissen na de terroristische aanslag in München.

Het 150 minuten durende Munich is dan ook een secuur opgebouwde, raak geobserveerde en zorgvuldig in beeld gezette politieke thriller die minstens evenveel suspense puurt uit de dialogen als uit de actie. ‘Ik hou er niet van om voor anderen conclusies te trekken’, aldus Kushner in Time. ‘Het is tenslotte geen essay, het is kunst. Toch kan ik je vertellen dat het conflict tussen nationale beveiliging en ethiek diepe vragen opwierp toen we aan deze film werkten.’ Voor Kushner gaat de film in essentie over het beladen begrip ‘vaderland’ en vooral over de conflicten die met dat begrip gepaard gaan, zeker als het territorium in kwestie door twee verschillende volkeren wordt geclaimd. De sleutelscène in dat verband is de volledig fictieve passage waarin Avner en zijn Palestijnse tegenstander met elkaar een rationele discussie aangaan. Daarin mag die laatste zowaar zelfs een pleidooi houden voor het oprichten van een Palestijnse staat. ‘Om de problemen op te lossen, heb je nu eenmaal rationele geesten nodig’, licht Spielberg de scène toe in Time. ‘Lui die met elkaar debatteren tot ze er desnoods bij neer vallen. Als ik die discussie niet in de film had gestopt, dan was Munich gewoon een Charles Bronson-prent geworden, met goeden tegen slechten en Joden die Arabieren vermoorden zonder de minste context. Zo’n film wilde ik in geen geval maken.’

Cruciaal is het overtuigende spel van de solide cast. Die wordt aangevoerd door Eric Bana als de getroebleerde Mossad-agent Avner, die de geheime vergeldingsmissie langs Parijs, Londen, Rome en Beiroet leidt, maar al doende steeds meer in de knoop komt met zijn geweten. Als diens moordende collega’s herken je de toekomstige James Bond Daniel Craig als de Zuid-Afrikaanse auto-expert, Ciaran Hinds als de pragmatische killer Carl, Mathieu Kassovitz als de Belgische bommenmaker en Hanns Zischler als de Duitse Mossad-agent die gespecialiseerd is in het vervalsen van papieren. Dit internationale allegaartje wordt geflankeerd door tal van Joodse en Arabische acteurs, waarmee de pacifistische subtekst van de film extra in de verf wordt gezet – Spielberg noemt zijn thriller zelfs ‘een gebed voor vrede’. Die laatste uitspraak doet natuurlijk vrezen dat Spielberg het niet heeft kunnen laten om zijn gebruikelijke pathos en schmalz binnen te smokkelen, maar we kunnen de sceptici geruststellen. In tegenstelling tot in eerdere historische drama’s ( Amistad, Schindler’s List, Saving Private Ryan) weert Spielberg het manipulatieve sentiment en het kleffe gemoraliseer. Munich baadt in een sfeer van broeierige suspense en geopolitieke paranoia, nog versterkt door het claustrofobische camerawerk van opnameleider Janusz Kaminski, die zijn inspiratie haalde bij de politieke thrillers uit de jaren zeventig, zoals Z, The ParallaxView, The French Connection en Three Days of the Condor.

Net als in zijn apocalyptische blockbuster War of the Worlds schetst Spielberg zo weer een schimmige wereld vol bedreigingen. Let in dat verband bijvoorbeeld maar eens op de kurkdroge scène op het einde, waarin Avner na het beëindigen van zijn opdracht zijn Mossad-mentor (Geoffrey Rush) ontmoet in Brooklyn. De camera rijst traag op, waarna langzaam de Twin Towers in beeld komen. Geloof ons: Spielberg heeft die scène niet alleen gefilmd om historisch accuraat te zijn – tenslotte speelt Munich zich af toen de WTC-torens de skyline van Manhattan nog domineerden -, maar ook om een wereld op te roepen die zijn onschuld allang heeft verloren en die meer dan ooit tevoren leeft onder een dreigende wolk van terreur en contraterreur. Niet dat Spielberg een oplossing heeft voor het probleem, maar met Munich stelt hij toch al enkele pregnante vragen. ‘Ik geloof niet dat een film, een boek of welk kunstwerk ook oplossingen kan bieden voor de impasse in het Midden-Oosten’, zo vertelt hij aan Time. ‘Alleen vind ik het belangrijk om, als je dan toch de moed hebt om over het onderwerp te praten, op zijn minst eerlijk en hard te zijn.’ –

Dave Mestdach

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content