‘En toen stond ik op het dakterras van Chateau Marmont te praten met Christian Bale, Edward Norton, Woody Harrelson, Winona Ryder en Casey Affleck.’ Behalve minstens één fijne anekdote heeft Michaël R. Roskam ook een film mee naar huis gebracht van zijn zestien maanden Hollywood. Met The Drop – in de hoofdrollen herkent u Tom Hardy en James Gandolfini – toont Roskam dat hij ook in een Amerikaans studiosysteem overeind kan blijven.
‘Die ’trom tom’: elke keer kiekenvel en hartslag tien tellen omhoog.’ ‘Wacht, hoe klinkt die tune nu weer?’
‘Trom tom. Trom tom. Trrrrrrrr-rom tom’, zingt Michaël R. Roskam. Hij legt zijn bestek neer en luchtdrumt het ritme.
‘Ah, met die trompetten daarna?’
‘Precies. Tu tututuuu. Tu tututie tu tu tututuuu.’
Het helpt misschien als u zich het themalied van 20th Century Fox voorstelt. U weet wel, dat u hoort aan het begin van elke film van die studio. Die tune die zo hard op het thema van Star Wars lijkt.
‘Die van Universal is ook goed. Met die…’
‘Ik weet hoe hij klinkt.’
‘Maar die van 20th Century Fox heb ik altijd het chicste gevonden. Ik kan het me alleen maar voorstellen, maar ik denk dat dat ongeveer het gevoel moet zijn dat een voetballer heeft die in de Europacupfinale in de gang staat, klaar voor de match, en de Champions League-hymne hoort.’
‘Een jongensdroom die in vervulling gaat.’
‘Voilà. Ik zie mezelf dan elke keer opnieuw als kind voor de tv zitten. Mijn zoon heeft dat ook wanneer hij tekenfilmpjes kijkt: zodra hij die zoeklichten over dat logo ziet gaan, begint hij te klappen. Tegenwoordig zegt hij dan: ‘Dat is waar jij werkt, hé, papa?’ En dan kan ik zeggen: ‘Ja, dat is waar papa werkt.”
De honderd en vijf en een halve minuut die erop volgen zijn ook niet mis, maar let als u straks in de cinema naar The Drop kijkt toch ook maar even op die eerste dertig seconden, wanneer het studiologo voorbijkomt. Een historisch moment in de Belgische filmgeschiedenis: de eerste keer dat een landgenoot voor een Amerikaanse studio een film heeft gemaakt.
‘Toch?’
‘Ik denk het’, zegt Roskam. ‘Ik ga het niet claimen, maar tot iemand me erop wijst dat het niet zo is, wil ik met veel trots die titel dragen.’
Hij heeft dan ook weinig om zich voor te schamen. Een scenario van Dennis Lehane, de auteur van Mystic River en Shutter Island, gebaseerd op diens kortverhaal Animal Rescue. Een cast met Tom Hardy, straks, wanneer Mad Max uitkomt, een nog grotere ster; het Zweedse meisje met de drakentattoo Noomi Rapace, Matthias Schoenaerts en de overleden James Gandolfini in zijn laatste rol. De eerste Amerikaanse film van een Belgische regisseur is er ook eentje met ware internationale allures.
Le Fin de Siècle, de bar waar we zitten, dicht bij de Beurs, oogt dan weer nadrukkelijk Brussels. Roskam zit er achter een bord onglet de boeuf – beenhouwersbiefstuk, voor de kenners. De bazin is hem net uitgebreid komen begroeten. ‘Tot twee jaar geleden kwam ik hier elke week’, legt hij uit.
‘Hoe lang ben je al terug?’
‘Drie maanden.’ Hij wacht met praten tot zijn mond leeg is. ‘Die laatste dag was wel vreemd. De studio had een bioscoopzaal gehuurd, waar ik in mijn eentje de definitieve versie van de film moest zien. Na de eindcredits brachten ze dan een papier dat ik moest ondertekenen. En plots was alles klaar. Ik ben met de auto naar het appartement gegaan, heb mijn valiezen gepakt en ben op het vliegtuig naar huis gestapt. Amerikanen houden wel van dat soort symboliek. Je begint aan de film in je eentje en je eindigt de film in je eentje.’
Laten we dan maar bij het begin beginnen. Hoe ben je bij The Drop aanbeland?
MICHAËL R. ROSKAM: Oorspronkelijk zou Le fidèle, een verhaal over de Brusselse misdaadwereld van de jaren negentig, mijn tweede film worden. Ik was al bezig aan het scenario. Maar toen kreeg ik, een paar weken na de release van Rundskop, telefoon vanuit de VS. United Talent Agency, met de vraag of ik geen zin had om met hen te werken. Toen ik ophing, heb ik op het internet moeten kijken wie ze waren: het bleek geen slechte naam te zijn. Verre van.
Dat agentschap is dan begonnen met me scripts op te sturen. Elke dag kwam er een nieuw scenario binnen: allemaal even slecht. Ik heb laten weten dat ik niet naar Amerika zou gaan om dat soort films te komen maken. Langzaamaan zijn ze me dan betere scenario’s beginnen te sturen. Een daarvan was Animal Rescue, naar een kortverhaal van Dennis Lehane. Ik vond het direct super. ‘Proficiat, je hebt goede smaak’, zeiden ze bij UTA. ‘David Cronenberg is aan dat project verbonden als regisseur. Viggo Mortensen gaat de hoofdrol spelen.’ ‘Waarom laat je mij dat dan lezen?’ zei ik. ‘Om je smaak te leren kennen.’ En dat was dat.
En dan kwam de Oscarnominatie voor Rundskop. Ineens kenden ook de grote executives mijn naam en kwam alles in een stroomversnelling terecht. Cronenberg ging van het project af om iets anders te doen. Neil Burger zou even de regie doen, maar die is dan Divergent gaan filmen. En plots was Animal Rescue voor mij.
Ben je dan een vervangregisseur die op een project gezet wordt of is The Drop jouw film?
ROSKAM: Het tweede. Het project begint met de regisseur. Cast en crew: dat was mijn verantwoordelijkheid. De andere regisseurs hadden ook een andere visie op de film. Ik heb bijvoorbeeld nog een paar grote aanpassingen doorgevoerd in het script. In het originele verhaal was het hoofdpersonage, Bob, tien jaar ouder. Voor mij was het geloofwaardiger als hij jonger was.
Met Tom Hardy als Bob heb je wel de juiste man op het juiste moment gecast. Hoe ben je bij hem gekomen?
ROSKAM: Stom toeval. Toen we in de studio zaten om te beslissen wie we wilden casten, hingen alle portretten van acteurs die in aanmerking kwamen tegen de muur. Zijn foto hing daartussen. Het is moeilijk om uit te leggen, maar die foto keek naar mij. Alle andere gezichten zag ik in een waas, zijn portret bleef scherp. Ik zag iets in hem dat ik in het personage zag. Op een bepaald moment heb ik tijdens de vergadering gezegd: ‘Vergeet iedereen. Ik wil Tom Hardy.’ Even was er volledige stilte, maar dan begonnen de kopjes van de mensen aan tafel te knikken. ‘I like that.’ ‘Me too.’ ‘That’s something, guys.’ ‘He’s big, but he’s not big big.’ ‘Great idea. Let’s make it happen.’ Ik heb geskypet met Tom en hij heeft meteen toegezegd.
Klinkt Amerikaans.
ROSKAM:(lacht) Dat was het ook. Hollywood heeft een voorliefde voor goede scènes, ook in het dagelijkse leven. Ik kan die voorliefde wel appreciëren.
Casting is trouwens iets vreemds in Hollywood. Er bestaat zoiets als ‘momentum’. Als je al drie maanden op zoek bent naar een hoofdrolspeler, gaat iedereen er plots van uit dat er iets mis is met de film. ‘How many were there before me?’: dat is de standaardvraag van een acteur. Zijn dat er meer dan drie, dan maakt de regisseur of de visie niet meer uit. Dan is het momentum weg. Met de toezegging van Tom Hardy was er ineens een heleboel druk weg.
Begrijp je hoe zo’n studiosysteem werkt als je eraan begint?
ROSKAM: Neen. Je kunt alleen maar hopen dat je door de juiste mensen op sleeptouw wordt genomen. Zicht op het hele plaatje heb je niet, je moet vooral betrouwen op je mensenkennis.
Sowieso is in Amerika alles teamwerk. ‘It’s a team.’ ‘It’s our movie.’ Dat hoor je de hele tijd. Je maakt je film aan een ronde tafel. Voortdurend moet je ook verantwoording afleggen. In het begin is dat even wennen. In Europa geldt: the guy who gets the money, owns the film. Het geld is van niemand specifiek. In de VS is het: the guy who gives the money, owns the film. Als de grote baas aan de producent vraagt waarom een scène op een bepaalde manier gemonteerd is, volstaat ‘omdat de regisseur dat zo wil’ niet als antwoord. ‘Waren er geen andere opties?’ ‘Zijn die getest?’ En dus wordt elke beslissing die je als regisseur maakt in twijfel getrokken. In het begin is dat even moeilijk. Dan denk je: ik heb toch gezegd dat het niet werkt. Maar na een tijdje begrijp je waarom ze dat doen. Dat is filmen in Amerika: je moet begrijpen waarom alles functioneert zoals het functioneert. Anders hou je het niet vol.
Dat hij overeind is gebleven in een studiosysteem, bewijst de film zelf. The Drop is namelijk niet evident verfilmd. Het verhaal van James Gandolfini en zijn tien jaar jongere neef Tom Hardy wier Brooklynse bar in Tsjetsjeense maffiahanden op een dag beroofd wordt, had een heel andere film kunnen opleveren. Lees het kortverhaal van Dennis Lehane en je ziet er een gangsterfilm in, ergens tussen Drive, The Usual Suspects en A History of Violence. Dat is The Drop niet: Roskam gaat voor het understatement. Terwijl de plot zich ontrafelt, focust de film op de kleine dingen, zoals conversaties over de correcte benaming van een inwoner van Tsjetsjenië. Roskam nestelt zich veel meer in het vaarwater van James Grays Little Odessa of Inside Llewynn Davis van de gebroeders Coen.
‘Niet dat ik me ooit met die twee zou willen vergelijken’, zegt Roskam.
‘Daarom doe ik het in jouw plaats.’
The Drop zit niet aan dezelfde steroïden als Rundskop.
ROSKAM: Een dreigende film die in de finale ontploft: dat heb ik met Rundskop al gemaakt. Dit moest iets anders zijn.
Ik had The Drop anders kunnen verfilmen. Neem nu die overval: in het script stond alleen dat twee mannen de bar binnenstappen en naar het geld vragen. Nu is dat gewoon Gandolfini die droog vraagt ‘Weet je wiens bar je aan het beroven bent?’ en het geld geeft. Ik had dat ook opgefokt kunnen draaien. ‘Where’s the money, motherfucker?’‘Put that thing down.’‘Give me the money, motherfucker!’ Maar dat wilde ik niet. Ik wilde dat de film in een sfeer baadde waarin niemand zich laat kennen. Als je het geluid afzette, moest het heel lang duren voor je doorhad dat het een misdaadfilm is.
The Drop gaat wel verrassen. Ik denk dat veel mensen zich aan een nieuwe Drive verwachten, met Tom Hardy als opvolger van Ryan Gosling.
ROSKAM: Veel mensen lijken dat te denken, ja. Goede film, Drive, daar niet van. Maar: ik weet niet waar hij over gaat. Wat Nicolas Winding Refn er precies mee wil vertellen, weet ik niet.
Cinema moet meer zijn dan cooldoenerij?
ROSKAM: Dat móét niet. Ik kijk graag naar cooldoenerij, maar het is niet wat ik wil maken. I love to spend two hours of my life watching it, not two years of my life making it.
Ik denk dat ik in mijn films naar iets anders op zoek ben. Tussen de scripts die mij toegezonden waren, zat er nog één ander waar ik bijna ja op heb gezegd: Prisoners, ondertussen verfilmd door Denis Villeneuve. Dat scenario was heel goed, maar ik miste iets. De diepe onderliggende thematiek ontbrak. Ik miste een verbintenis met mijn buik – Villeneuve heeft dat op zijn manier trouwens perfect opgelost in de film.
En wat is dat dan precies waar jij naar op zoek gaat?
ROSKAM: Ik denk dat ik naar een soort personages zoek in een script. De verhalen die ik wil vertellen, gaan meestal over figuren die een verleden met zich meedragen. Beschadigde wezens die proberen om te gaan met wat er in hun leven gebeurd is. Tot ze een tik van het lot krijgen en er een aspect van hun persoonlijkheid naar boven komt dat ze altijd onderdrukt hebben – en dat hen nu dwingt om te reageren.
Ik kies niet voor het goede verhaal. Ik kies voor de goede personages. Personages die ik kan leven. Als er zoiets bestaat als een method actor, dan ben ik een method director.
Hoe ver ga je daarin?
ROSKAM: Behoorlijk ver. Ik kan veel vertellen over het personage van Tom Hardy dat niet in het scenario van The Drop staat. Voor mij heeft hij een verleden, een jeugd, een manier van omgaan met zijn ouders. Bob was een mirakelbaby, enig kind, geboren toen zijn ouders diep in de veertig waren. Heel gelovige ouders, die hem mee naar de kerk namen. Een lief jongetje, dat alles opruimde en vooral bang thuisbleef. Tot, wanneer hij zeventien is, zijn tien jaar oudere neef hem meepakt naar buiten. Een beetje een gangster, die neef, die hem onder zijn hoede neemt. Zijn ouders hebben geen zicht op hem. Ze sterven ook wanneer hij nog jong is. Al die dingen zitten niet in de film of in het kortverhaal van Dennis Lehane, maar wel in mijn hoofd.
Dat gaat behoorlijk ver.
ROSKAM: Ik heb dat nodig. Nu, ik kan daar ook te ver in gaan. Voor we zijn beginnen te filmen, heb ik daar een conflict over gehad met Tom Hardy. Ik moest het personage loslaten van hem. ‘I’m Bob now, you’re the director. Let go or I go.‘ Hij had gelijk, natuurlijk.
Eigenlijk zit dat ook in Rundskop: het personage primeert op de plot.
ROSKAM: Het is niet dat het personage belangrijker is dan de plot. Het werkt eerder in de omgekeerde richting: de plot is niet belangrijker dan de personages. Ik zie ook niet hoe dat anders zou kunnen. Ik hou niet van films waarin personages beslissingen nemen die puur dienen om het verhaal vooruit te stuwen. Het is mijn manier om inconsequenties te vermijden. De logica moet kloppen in een film. Het gaat belachelijk klinken, maar ik had een groot probleem met die auto-achtervolging in Drive. Ik hou van auto’s – ik ben een nerd op dat vlak. Wel, iemand die van auto’s houdt, weet dat een Chrysler 300 geen Ford Mustang kan achtervolgen. Die Mustang is veel kleiner, heeft meer power en is lichter. Een Chrysler heeft een verschrikkelijke wegligging: alleen een stuntman kan die auto op de baan houden met het bochtenwerk in die film. It doesn’t make sense.
‘Je kúntdat ook in het Nederlands zeggen.’
‘Wat?’
”Het houdt geen steek.”
‘Dude, pak me daar niet op. Ik heb zestien maanden in Amerika gezeten: ik moet soms echt zoeken naar woorden in het Nederlands. Het is ook niet dat ik het wil: ik heb me altijd dood geërgerd aan mensen die twee weken aan de Westkust van de VS op vakantie gaan en dan plots Engels beginnen te spreken. En dan blijk ik zelf zo’n spons te zijn.’
‘Makes sense.’
Het is maar de vraag of zijn Amerikaanse vocabulaire er de komende jaren minder op gaat worden. Na The Drop lonkt opnieuw een Amerikaans project: met Buda Bridge Bitch, een eigen idee, is hij aan het schrijven aan een nieuwe HBO-reeks, geproduceerd door Michael Mann en Mark Johnson, de executive producer van Breaking Bad. Een sciencefictionpolitiereeks die zich afspeelt aan de Brusselse Budabrug in 2042. ‘Het jaartal is willekeurig: het doet me gewoon aan Front 242 denken’, zegt hij.
Wordt dat het volgende?
ROSKAM: Dat zou kunnen. Afhankelijk van wat zich het snelste voortbeweegt – er zijn ook nog twee Amerikaanse films waar ik bij betrokken ben. Maar evengoed kan het alsnog Le fidèle worden. Ik zie mezelf als een Trans-Atlantisch filmmaker.
Beviel het je, het leven ginder?
ROSKAM: Zeker. In Amerika proberen ze zo veel mogelijk je leven te faciliteren als regisseur. Ik heb dat wel graag. Er zijn assistenten voor alles. ’s Morgens staat er een auto met chauffeur aan je appartement. Ik moest alleen maar instappen: zodra de deur weer openging, stond ik op de set. En ’s avonds is het hetzelfde. Het portier staat al open als je van de set stapt. ‘Welcome, sir.’ ‘Home, please.’ ‘Yes, sir.’ Ik moest er niets doen behalve nadenken over de film en stressen.
Nu, bij momenten heb ik er wel last gehad van eenzaamheid. Mijn vrouw en zoon zaten in België. Het was niet zo evident als gedacht om hen veel te zien. Op dat vlak was het voor mij een eenmalige investering van die orde. Ik ga zeker nog dingen maken in Amerika, maar de manier waarop zal anders zijn. Postproductie en montage: dat zal moeten gebeuren waar mijn gezin is. Zestien maanden weg, dat doe je geen twee keer.
Ik veronderstel dat de montage ook om een andere reden zwaar was. Drie maanden na de opnames is James Gandolfini overleden.
ROSKAM: Ik zat ’s avonds in New York iets te eten toen de text messages binnenkwamen. Dat was een grote schok. Na zijn trip door Italië zou hij mij in Brussel komen bezoeken – de vlucht was al geboekt. Hij is niet verder dan Italië geraakt. Heel onwezenlijk: je komt net van zijn begrafenis en meteen moet je verder monteren. De man die net overleden is, staat springlevend voor je op de monitors. Alles leek stil te staan. In het begin heb ook ik elke take opnieuw uitgeplozen om zeker te zijn dat ik niks van zijn performance verloren liet gaan. Je voelt meteen de druk: iedereen zou naar hem uitkijken in zijn laatste rol en ik had zijn materiaal in handen. Een soort emotionele reflex. Nu, al gauw bleek dat we de juiste keuzes al gemaakt hadden. Had hij nog geleefd, we hadden exact dezelfde Gandolfini gezien.
‘Misschien nog één ding’, zeg ik. Hij heeft zijn lange, zwarte mackintosh al aan. We staan onder de luifel van de bar te wachten tot het ophoudt met regenen.
‘Zeg maar.’
‘Heb je geen patserig verhaal van ginder?’
‘Patserig in welke zin?’
‘Iets met veel namedropping of zo.’
‘Ik weet niet of dat iets voor mij is.’
‘Komaan. De mensen lezen dat graag.’
‘Er is er wel eentje. Ik herinner me een gezellige avond in Chateau Marmont…’
‘Ik vind het al goed.’
‘Waarbij ik op een dakterras stond te praten en te drinken met Christian Bale, Edward Norton, Winona Ryder, Woody Harrelson en Casey Affleck. Op een bepaald moment vertelt Norton een ongelooflijk grappig verhaal dat ik hier niet ga herhalen. Iedereen lag strike. Letterlijk: Woody Harrelson lag op de grond van het lachen. Ik herinner me nog dat ik wegwandelde, de trap naar beneden en dacht: had je me dat tien jaar geleden verteld, ik had het nooit geloofd.’
‘Goed verhaal.’
‘Alstublieft.’
THE DROP
Vanaf 24/9 in de bioscoop.
DOOR GEERT ZAGERS – FOTO CHARLIE DE KEERSMAECKER
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier